Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-02-2011, BP3288, 10/00553

Gerechtshof Amsterdam, 03-02-2011, BP3288, 10/00553

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 februari 2011
Datum publicatie
9 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BP3288
Formele relaties
Zaaknummer
10/00553

Inhoudsindicatie

Gemachtigde dient – zonder nadere toelichting - de motivering van zijn hoger beroep eerst in vlak voor de mondelinge behandeling van het verzet.

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk P10/00553

uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het verzet van

[X] te [Y], belanghebbende,

ingediend door H.M. van Vliet te Hilversum, gemachtigde.

1. Het verzetschrift, ingekomen ter griffie op 20 december 2010, is gericht tegen de ingevolge artikel 8:54 van de Awb door de vijftiende enkelvoudige belastingkamer gedane uitspraak in hoger beroep met bovenvermeld kenmerk, gedagtekend en ter post bezorgd op 17 november 2010.

2. Belanghebbende heeft op 11 augustus 2010 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, sector bestuursrecht, van 29 juni 2010, nummer AWB 09/2214 betreffende de kosten van “aanmaning aangaande aanslag vennootschapsbelasting 2006”.

Bij de onder 1. vermelde uitspraak is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep met de overweging dat niet kan worden afgeleid wat de gronden van het hoger beroep zijn.

3. De griffier heeft de gemachtigde uitgenodigd voor een behandeling ter zitting op 27 januari 2011. Bij brief van 4 januari 2011 heeft de gemachtigde verzocht om uitstel van de behandeling van het verzetschrift tot na 10 april 2011. De griffier heeft de gemachtigde gebeld op de twee door hem opgegeven nummers en per voice-mail verzocht contact op te nemen met de vraag verhinderdata op te geven voor de periode van 28 januari 2011 tot 28 februari 2011. Van de gemachtigde is geen reactie ontvangen.

Bij brief van 10 januari 2011 heeft de griffier bericht dat het Hof het verzoek om uitstel had afgewezen onder vermelding dat

- de zitting beperkt is tot de vraag naar de ontvankelijkheid van het hoger beroep;

- de aangevoerde redenen geen uitstel tot na 10 april 2011 wettigen;

- telefonische afstemming over een zittingsdatum niet mogelijk bleek.

4.1. Uit de gedingstukken blijkt het volgende:

De gemachtigde heeft op 11 augustus 2010 hoger beroep ingesteld en daarbij vermeld “De gronden van het beroep worden binnenkort gestuurd.”

De griffier heeft de gemachtigde bij brief van 13 augustus 2010 in de gelegenheid gesteld uiterlijk 10 september 2010 de gronden van het beroep te vermelden en een kopie van de uitspraak van de rechtbank en stukken over de vestigingsplaats en de persoon die namens belanghebbende konden optreden, toe te sturen; de griffier heeft daarbij gewezen op de mogelijke niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Van de gemachtigde is geen reactie ontvangen.

De griffier heeft de gemachtigde bij aangetekend verzonden brief van 10 september 2010 herinnerd aan de brief van 13 augustus 2010 en hem tot uiterlijk 24 september 2010 in de gelegenheid gesteld het beroepschrift aan te vullen. Van de gemachtigde is geen reactie ontvangen.

Op 3 november 2010 heeft de griffier de gemachtigde gebeld met de vraag of er nog een motivering van het hoger beroep zou komen. De gemachtigde heeft daarop niet gereageerd met het toezenden van enig stuk.

Het Hof heeft vervolgens de onder 1. genoemde uitspraak gedaan en het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

4.2. Belanghebbende heeft in zijn verzet gesteld "De Awb bepaalt dat het beroep de gronden van het beroep bevat, niet dat moet kunnen worden afgeleid wat de gronden zijn. Het beroepschrift bevat de gronden. Duidelijk is dat belanghebbende het niet eens is met het oordeel van de rechtbank.”

4.3. De gemachtigde heeft op 15 januari 2011 een aanvulling op het hoger beroep ingezonden en daarin uiteengezet waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank. Daarbij heeft hij een kopie overgelegd van de aanmaning ten bedrage van € 6. Daarbij heeft hij ook verklaard niet aanwezig te zullen zijn op de zitting van 27 januari 2011.

4.4. De gemachtigde heeft op 4 januari 2011 verzocht om een andere datum voor de aangekondigde zitting, daarbij een lange verhinderperiode aangegeven en verwezen naar een te ondergane behandeling en vakanties van hem en de bestuurder. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen nadat bleek dat telefonisch geen contact tot stand was gekomen.

Uit de brief van de griffier van 10 januari 2011 bleek dat ter zitting enkel de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde zou komen. Op 15 januari 2011 heeft de gemachtigde alsnog een "aanvulling op het beroep" ingezonden en daarbij inhoudelijke gronden aangevoerd.

Het Hof ziet geen reden voor een nadere zitting nu belanghebbende wel in staat was een inhoudelijke aanvulling op het hoger beroep in te sturen maar niets heeft aangevoerd dat betrekking heeft op de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

4.5. Het Hof overweegt het volgende:

- de gemachtigde verklaart in zijn beroepschrift dat de gronden van het beroep nog zullen volgen; dit impliceert dat hij van mening was dat die gronden destijds nog niet waren opgegeven; het Hof heeft die ook niet uit enige passage kunnen afleiden;

- de griffier heeft de gemachtigde de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen;

- ten tijde van de uitspraak van 17 november 2010 waren de gronden nog niet aanwezig;

- het stuk van 15 januari 2011 bevat weliswaar de gronden van het beroep maar geen enkele verklaring voor het feit dat deze gronden pas op dat moment werden ingediend.

4.6. Het Hof ziet dan ook geen reden het verzet gegrond te verklaren en het hoger beroep als zodanig in behandeling te nemen.

5. Beslissing:

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.

Aldus vastgesteld op 3 februari 2011 door mr. J.P.A. Boersma, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van R.J. Wessel als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.