Home

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4178, 200.226.514/01

Gerechtshof Amsterdam, 13-11-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4178, 200.226.514/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
13 november 2018
Datum publicatie
28 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4178
Zaaknummer
200.226.514/01

Inhoudsindicatie

Vervolg van tussenarrest 14 augustus 2018. Niet nodig dat de bankgarantie ook kan worden ingeroepen indien een gewoon rechtsmiddel tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde veroordeling in de hoofdzaak wordt ingesteld.

Zie ECLI:NL:GHAMS:2018:2953 en ECLI:NL:GHAMS:2019:3833.

Uitspraak

arrest

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.226.514/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : EA 17-69

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 november 2018

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats] (Jordanië),

appellant in de hoofdzaak,

verweerder in het incident,

advocaat: mr. A.C. Soetens te Eindhoven,

tegen

SECURITAS BEVEILIGING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde in de hoofdzaak,

verzoekster in het incident,

advocaat: mr. D.M. Gouweloos te Amsterdam.

Partijen worden hierna [appellant] en Securitas genoemd.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft op 14 augustus 2018 een tussenarrest (verder: het tussenarrest) gewezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen. Bij dat arrest heeft het hof [appellant] bevolen – op straffe van niet-ontvankelijkverklaring in de hoofdzaak – uiterlijk op 11 september 2018 zekerheid te stellen voor een bedrag van € 3.398,- ter zake van de proceskosten waarin hij in hoger beroep veroordeeld zou kunnen worden, zulks in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie met Securitas als begunstigde.

De termijn voor het stellen van zekerheid door [appellant] is bij rolbeslissing van 11 september 2018 verlengd tot 18 september 2018.

Bij H16 formulier heeft [appellant] op 25 september 2018 producties overgelegd.

Bij akte van 25 september 2018 heeft Securitas primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in de hoofdzaak, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident en de hoofdzaak alsmede in de nakosten, met wettelijke rente, uitvoerbaar bij voorraad. Subsidiair heeft Securitas geconcludeerd tot verlening aan haar van een nader uitstel voor het nemen van een memorie van antwoord in de hoofdzaak.

[appellant] heeft bij antwoordakte van 9 oktober 2018, met producties, geantwoord en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Securitas in het incident, althans tot afwijzing van de verzoeken van Securitas in het incident en tot bepaling dat Securitas de kosten van de wijziging van de bankgarantie zal dragen, met veroordeling van Securitas in de kosten van het incident.

Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd in het incident.

2 Beoordeling

2.1.

Bij het tussenarrest heeft het hof bepaald dat [appellant] in de hoofdzaak niet-ontvankelijk zal worden verklaard, indien hij niet tijdig, te weten uiterlijk op 11 september 2018 – welke termijn nadien is verlengd tot 18 september 2018 – de bevolen zekerheid zal hebben gesteld.

2.2.

Securitas is van mening dat de gestelde bankgarantie niet aan de eisen voldoet, omdat de derdengeldrekening van de advocaat daarin niet is vermeld en de bankgarantie pas in te winnen is als de termijn van hoger beroep of cassatie is verstreken. Securitas verzoekt daarom [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in de hoofdzaak.

2.3.

[appellant] heeft hierop gereageerd en heeft betwist dat de bankgarantie inhoudelijk niet voldoet. [appellant] heeft gesteld dat de derdengeldrekening op initiatief van ABN Amro Bank uit de tekst van de bankgarantie is verwijderd en heeft correspondentie met ABN Amro Bank overgelegd waarin ABN Amro Bank meedeelt dat vermelding van een rekeningnummer niet nodig is omdat het de begunstigde van een bankgarantie vrijstaat betaling te verzoeken op elke gewenste rekening. Voorts heeft [appellant] gesteld dat de bepaling dat de bankgarantie pas in te winnen is als de termijn voor hoger beroep of cassatie is verstreken, ook op initiatief van ABN Amro Bank is opgenomen en kennelijk een standaardprocedure betreft. [appellant] heeft verwezen naar jurisprudentie hieromtrent en heeft een afschrift van het Model Beslaggarantie (NVB 1999) overgelegd. Niettemin heeft [appellant], zo stelt hij, de garantie zekerheidshalve laten wijzigen in die zin dat nu ook een verklaring dat hij door het gerechtshof in de proceskosten is veroordeeld en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zal leiden tot voldoening van het gegarandeerde bedrag. Vanwege deze door Securitas gewenste wijziging vraagt [appellant] te bepalen dat Securitas de kosten van deze wijziging zal voldoen.

2.4.

Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] met de gestelde bankgarantie genoegzaam zekerheid gesteld in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie met Securitas als begunstigde. De door hem aan de advocaat van Securitas verstrekte (oorspronkelijke) bankgarantie houdt in:

“De ondergetekende [ABN Amro Bank, hof) verbindt zich mitsdien op eerste schriftelijk verzoek van de Debiteur [Securitas, hof], getekend door mevrouw [x] als gevolmachtigde namens de Debiteur, (….), aan de Debiteur of diens order te zullen voldoen, al hetgeen deze verklaart terzake opeisbaar van de Eiser [[appellant], hof] te vorderen te hebben, (….).”

Uit deze tekst blijkt dat Securitas begunstigde is van de bankgarantie en dat het opeisbare bedrag op eerste schriftelijke verzoek aan Securitas of diens order zal worden voldaan, waarbij [x] genoemd is als gevolmachtigde van Securitas. Voor zover Securitas zich erover beklaagt dat in de bankgarantie niet is bepaald dat de advocaat van Securitas namens haar kan verzoeken om betaling op de derdengeldrekening van haar kantoor, mist dit betoog feitelijke grondslag, omdat het dictum van het tussenarrest niet zo moet worden gelezen dat deze bepaling in de bankgarantie moet zijn verwoord, maar inhoudt dat het hof bepaalt dat de advocaat van Securitas dit namens haar kan verzoeken.

Daarnaast stond in de oorspronkelijke bankgarantie dat het gegarandeerde bedrag zal worden voldaan als een in Nederland ingeschreven advocaat verklaart

“dat de wettelijke termijn, voor zover van toepassing, voor verzet, hoger beroep of cassatie is verstreken en dat voor zover hem bekend tegen die beslissing niet binnen die termijn hoger beroep of cassatie is ingesteld (…).”

Het hof heeft in het dictum van het tussenarrest het tijdstip waarop de bankgarantie kan worden ingeroepen niet nader omschreven en ook is dit in het incident geen punt van discussie geweest. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien dat aan de gestelde bankgarantie, zoals Securitas wil, als bijzondere eis zou moeten worden gesteld dat de bankgarantie ook kan worden ingeroepen indien een gewoon rechtsmiddel tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde in de hoofdzaak wordt ingesteld. Volstaan kan worden met een in verband met het gewenste doel gebruikelijke garantie, zoals het model volgens het zogenoemde NVB 1999-formulier. Dit betekent dat de oorspronkelijk door [appellant] aangeboden bankgarantie reeds voldoende was. Indien juist is dat [appellant], zoals hij stelt (maar waarop Securitas niet heeft kunnen reageren), de garantie zekerheidshalve heeft laten wijzigen in die zin dat nu ook een verklaring dat hij door het gerechtshof in de proceskosten is veroordeeld en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad is verklaard zal leiden tot voldoening van het gegarandeerde bedrag, is bovendien volledig aan de wensen van Securitas tegemoetgekomen en is iedere discussie hieromtrent overbodig geworden.

2.5.

Dat [appellant], zoals hij stelt, € 50,- heeft betaald om de tekst van de bankgarantie te laten wijzigen, opdat de bankgarantie ook kan worden ingeroepen bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, komt voor zijn eigen rekening, nu dit zijn keuze is geweest. Bovendien is voor een veroordeling van Securitas tot betaling van deze kosten in het kader van een beslissing of de bankgarantie genoegzaam is, geen plaats.

2.6.

Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, terwijl het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

in de hoofdzaak

2.7.

De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van Securitas. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3 Beslissing

Het hof:

in het incident:

wijst de verzoeken af;

houdt de beslissing over de proceskosten van dit incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;

in de hoofdzaak:

verwijst de zaak naar de rol van 8 januari 2019 voor memorie van antwoord aan de zijde van Securitas;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, R.J.M. Smit en J.C.W. Rang en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018.