Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1062, 200.239.122/01 Not

Gerechtshof Amsterdam, 19-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1062, 200.239.122/01 Not

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 maart 2019
Datum publicatie
28 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:1062
Zaaknummer
200.239.122/01 Not

Inhoudsindicatie

Klacht tegen een notaris. Klagers verwijten de notaris dat zij in strijd met haar geheimhoudingsplicht mededelingen heeft gedaan over klagers aan de koper van een woning waarbij klagers als makerlaar(s)kantoor betrokken waren. Door deze mededelingen aan koper te doen heeft de notaris onbetamelijk gehandeld en de reputatie van klagers geschaad. De kamer heeft de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard. Wat betreft het eerste klachtonderdeel is het hof van oordeel dat de gewraakte uitlatingen van de notaris in dit geval geen mededelingen of feiten betreffen waarvan zij uit hoofde van haar notariële werkzaamheden als zodanig heeft kennis genomen of die haar als zodanig zijn toevertrouwd. Dit klachtonderdeel is dan ook niet gegrond. Wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt het hof voorop dat de notaris met inachtneming van haar geheimhoudingsplicht (artikel 22 Wet op het notarisambt (Wna)) de vrijheid heeft om persoonlijke meningen en overtuigingen te uiten. Dit verdragsrechtelijk (artikel 10 EVRM) gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting brengt plichten en verantwoordelijkheden met zich en kan dan ook worden onderworpen aan sancties, in dit geval tuchtmaatregelen, mits die bij de wet zijn voorzien en noodzakelijk zijn in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM. Het ‘handelen’ van de notaris met inbegrip van haar vrijheid van meningsuiting is onderworpen aan de tuchtnorm van artikel 93 Wna en de in de Wet op het notarisambt gegeven maatregelen. Uit deze tuchtnorm vloeit voort dat een notaris zich moet onthouden van uitlatingen die een behoorlijk notaris niet betamen. De tuchtmaatregelen zijn aldus bij de wet voorzien. Of een uitlating een behoorlijk notaris niet betaamt hangt naar het oordeel van het hof af van de omstandigheden van het geval. Daarbij heeft telkens de hiervoor bedoelde verdragsrechtelijk en grondwettelijk gewaarborgde uitingsvrijheid van de notaris als uitgangspunt te gelden en is er alleen plaats voor een tuchtmaatregel indien dat noodzakelijk is in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM. De notaris heeft de vrijheid om persoonlijke meningen en overtuigingen te uiten, maar die vrijheid brengt, mede gezien de bijzondere aard van haar ambt, ook de verantwoordelijkheid mee te handelen zoals een behoorlijk notaris betaamt, wat hier inhoudt dat zij discreet, eerlijk en waardig dient op te treden in het contact met de koper. Dat heeft zij niet gedaan. Het hof vernietigt de bestreden beslissing, verklaart klachtonderdeel 4.ii. gegrond, legt de notaris de maatregel van berisping op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het hof veroordeelt de notaris tot betaling aan klagers van hun kosten in hoger beroep, bestaande uit € 50,- aan griffierecht en € 50,- aan kosten klagers, derhalve in totaal € 100,-, binnen vier weken na heden en veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof (€ 3.000,-).

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.239.122/01 NOT

nummer eerste aanleg : 17-75

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 maart 2019

inzake

1. [klager] ,

wonend te [plaats] ,

2. [klager] ,

gevestigd te [plaats] ,

appellanten,

gemachtigde: mr. T. Prijn, advocaat te Lisse,

tegen

[notaris] ,

notaris te [plaats] ,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. P.J. de Groen, advocaat te Sassenheim.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellanten (hierna: klagers) hebben op 15 mei 2018 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 18 april 2018 (ECLI:NL:TNORDHA:2018:8). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) op alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2.

Klagers hebben op 11 juni 2018 de (aanvullende) gronden van het hoger beroep bij het hof ingediend.

1.3.

De notaris heeft op 9 juli 2018 een verweerschrift bij het hof ingediend.

1.4.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 november 2018. Klagers, vergezeld van hun gemachtigde, en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de beide gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 Feiten

3.1.

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klagers hebben tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.

3.2.

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.

3.3.

Klager sub 1 is makelaar te [plaats] . Hij oefent zijn beroep uit in een besloten vennootschap (klager sub 2). Klagers hebben in die hoedanigheid de afgelopen jaren regelmatig contact gehad met de notaris. Tussen klagers en de notaris bestaat geen commerciële relatie.

3.4.

Op 1 september 2017 is [koper] (hierna: koper) bij de notaris op kantoor geweest voor het passeren van de akte van levering van een woning aan [adres] en [adres] (hierna: de woning). Klagers waren als makelaar betrokken bij de overdracht, maar waren niet aanwezig tijdens het passeren van de akte van levering.

3.5.

Nadat de akte van levering was gepasseerd en de verkopende partij was vertrokken, heeft de notaris op verzoek van koper met hem gesproken over haar ervaring met klagers.

4 Standpunt van klagers

5 Standpunt van de notaris

6 Beoordeling

7 Beslissing