Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2239, 200.248.796/01 NOT

Gerechtshof Amsterdam, 28-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2239, 200.248.796/01 NOT

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 mei 2019
Datum publicatie
4 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2239
Zaaknummer
200.248.796/01 NOT
Relevante informatie
Wet op het notarisambt [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 99

Inhoudsindicatie

Klacht tegen een notaris. Vervaltermijn. Klagers verwijten de notaris dat hij onzorgvuldig gehandeld heeft met betrekking tot de afhandeling van de nalatenschap van erflaatster, doordat de notaris:

1. het standpunt heeft ingenomen dat de wettelijke verdeling van toepassing was en;

2. een overeenkomst heeft opgesteld waarin dit tot uitgangspunt is genomen.

De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht niet ontvankelijk verklaard. Het hof bevestigt de bestreden beslissing. De wettelijke driejaarstermijn begint te lopen op de dag waarop de klager daadwerkelijk bekend is met het verweten handelen of nalaten van de notaris. Niet is vereist is dat de klager ook bekend is met de juridische (of tuchtrechtelijke) beoordeling van dat handelen of nalaten. Voor beide klachtonderdelen geldt dat de klacht is ingediend nadat de driejaarstermijn was verstreken. Voor beide klachtonderdelen is een nadere klachttermijn van één jaar gaan lopen, indien geoordeeld wordt dat de gevolgen van het aan de notaris verweten handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaarstermijn bekend zijn geworden aan klagers. Dat is in deze zaak echter niet het geval.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.248.796/01 NOT

nummer eerste aanleg : SHE/2018/16

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 mei 2019

inzake

1. [naam] ,

wonend te [plaats] ,

2. [naam]

wonend te [plaats] ,

appellanten,

gemachtigde: [naam] ,

tegen

[naam] ,

notaris te [plaats] ,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. P. Wanders, advocaat te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellanten worden hierna [zoon C] en [zoon S] genoemd en gezamenlijk klagers.

1.2.

Klagers hebben op 31 oktober 2018 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's‑Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 15 oktober 2018 (ECLI:NL:SHE:2018:16). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) niet‑ontvankelijk verklaard.

1.3.

Klagers hebben op 28 december 2018 de gronden van het beroep aangevuld en daarbij aanvullende producties in het geding gebracht.

1.4.

De notaris heeft op 12 februari 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.

1.5.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 maart 2019. De gemachtigde van klagers en de notaris, vergezeld van mr. F. de Wolf, advocaat te Amsterdam en waarnemend voor mr. P. Wanders voornoemd, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klagers en mr. F. de Wolf ieder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 Feiten

3.1.

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat, waar nodig aangevuld met andere feiten die in dit geding zijn gebleken. Die feiten komen op het volgende neer.

3.1.1.

Klagers zijn de kinderen van [erflaatster] en van hun gemachtigde voornoemd (hierna: de vader).

3.1.2.

Op 29 mei 2012 heeft erflaatster een uiterste wilsbeschikking gemaakt. De notaris heeft de akte houdende uiterste wilsbeschikking opgesteld en gepasseerd. Hierin is de geregistreerd partner van erflaatster, [geregistreerd partner] , aangewezen als executeur van de nalatenschap. Erflaatster heeft [geregistreerd partner] en klagers, ieder voor een gelijk deel, benoemd tot erfgenamen van haar nalatenschap. Daarnaast heeft klaagster al hetgeen klagers uit haar nalatenschap zullen verkrijgen, onder bewind als bedoeld in titel 5, afdeling 7, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek gesteld, met benoeming van de vader tot bewindvoerder. Het bewind eindigt zodra klagers de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt.

Erflaatster heeft op dezelfde datum tevens een akte houdende schuldigerkenning uit vrijgevigheid ten behoeve van klagers getekend.

Erflaatster is op 16 oktober 2012 overleden.

3.1.3.

Blijkens het op 4 januari 2014 opgemaakte besprekingsverslag heeft de notaris op 3 januari 2014 een bespreking gehad met [geregistreerd partner] , klagers en de vader.

3.1.4.

In een e-mailbericht van de vader aan de notaris van 29 september 2014 (om 19.22 uur) staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“(…)

Ik heb jou gedurende ons laatste gesprek mijn aller grootste probleem/zorg toegelicht, welke is de fout in het testament!! Ik ben ervan uitgegaan, en ga er nog steeds vanuit dat jullie kantoor dit zelf oplost (jij zou [geregistreerd partner] hierover benaderen, en een voorstel doen voor een document).

(…)”

3.1.5.

Bij e-mailbericht van 4 december 2014 heeft de notaris, mede op basis van hetgeen op 4 januari 2014 is besproken, een conceptovereenkomst inzake de nalatenschap van erflaatster opgesteld en aan (onder anderen) klagers en de vader gestuurd.

3.1.6.

Bij e-mailbericht van 6 december 2014 (om 19.46 uur) met als onderwerp “Re: finale overeenkomst nalatenschap [erflaatster] ” hebben klagers, voor zover hier van belang, het volgende aan de notaris bericht:

“(…)

Nogmaals bedankt voor het toesturen van het concept. Wij hebben verder geen op/aanmerkingen.

(…)”

3.1.7.

Op 15 mei 2015 heeft de notaris een akte houdende “overeenkomst verdeling nalatenschap/gevolgen echtscheiding” verleden. Deze akte is ondertekend door [geregistreerd partner] (in de akte aangeduid als ‘comparant sub 3’), [zoon S] (in de akte aangeduid als ‘comparant sub 2’) en de vader (in de akte aangeduid als ‘comparant sub 1’), handelend zowel als schriftelijk gevolmachtigde voor [zoon C] (in de akte aangeduid als ‘sub 1.b. genoemde volmachtgever’) als voor zich in privé. In deze akte is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

De comparanten verklaarden, handelend als gemeld, bij onderhavige akte te willen overgaan tot het vastleggen van de tussen hen tot stand gekomen finale overeenkomst met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van na te noemen erflaatster en de afwikkeling van de echtscheiding tussen bedoelde erflaatster en de comparant sub 1 genoemd, waartoe zij als volgt verklaarden:

(…)

WETTELIJKE VERDELING

- dat op de verdeling van de nalatenschap van erflaatster afdeling 1 van titel 3 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (“wettelijke Verdeling”) van toepassing is, als gevolg waarvan erflaatsters partner, de comparant sub 3 genoemd, op het moment van overlijden van erflaatster van rechtswege alle goederen harer nalatenschap heeft verkregen, komen de schulden der nalatenschap voor zijn rekening en is hij verplicht die te voldoen;

(…)

OVERBEDELING/VORDERING KINDEREN

- dat - ten gevolge van de op de verdeling van de nalatenschap van erflaatster van toepassing zijnde wettelijke verdeling - erflaatsters partner, de comparant sub 3 genoemd wordt overbedeeld, ter compensatie waarvan erflaatsters twee kinderen, de comparant sub 2 genoemd en de sub 1.b. genoemde volmachtgever hun aandeel in de nalatenschap hebben verkregen in de vorm van een geldvordering ten laste van erflaatsters partner, de comparant sub 3 genoemd, welke vordering zij - conform de wettelijke bepalingen - kunnen opeisen bij overlijden van erflaatsters partner, de comparant sub 3 genoemd, en bij diens faillissement;

(…)

NADERE AFSPRAKEN ERFGENAMEN

- dat de comparant sub 1, handelend namens zijn toen nog minderjarige zoon, de comparant sub 2 genoemd, de sub 1.b. genoemde volmachtgever en de comparant sub 3 genoemd - blijkens een onderhands besprekingsverslag - op drie januari tweeduizend veertien ten kantore van ondergetekende notaris, nadere afspraken hebben gemaakt met betrekking tot aan partijen bekende onderwerpen aangaande de nalatenschap van erflaatster waarover tussen hen verschil van inzicht bestond casu quo ten aanzien waarvan tussen hen nadere afspraken gemaakt dienden te worden;

(…)

WENS ERFLAATSTER

- dat de comparanten het er voorts over eens zijn dat het de uitdrukkelijke wens van erflaatster was dat haar twee zonen zo spoedig mogelijk na haar overlijden het door haar aan hen toegekende erfdeel zouden ontvangen, en niet eerst na het overlijden van haar partner, de comparant sub 3 genoemd, of bij diens faillissement;

- dat het voorts de wens van erflaatster was om haar partner zoveel mogelijk beschermd achter te laten;

- dat de comparant sub 1, handelend namens zijn toen nog minderjarige zoon, de comparant sub 2 genoemd, de sub 1.b. genoemde volmachtgever en de comparant sub 3 genoemd, uit hoofde van een tussen hen onderling en naar erflaatster gevoelde verplichting van moraal en fatsoen, welke verplichting zij hierbij omzetten in een rechtens afdwingbare verplichting, erflaatsters hiervoor omschreven wens wensen na te leven, waartoe zij verklaren - met name in het licht van het hiervoor omschrevene- de volgende

FINALE OVEREENKOMST

te hebben gesloten:

erflaatsters partner, de comparant sub 3 genoemd, neemt bij deze de verplichting op zich - hetgeen de comparant sub 1, handelend in zijn als gemeld en de comparant en de comparant sub 2 bij deze verklaren te aanvaarden - om de aan ieder der sub 1.b. genoemde volmachtgever en de comparant sub 2 genoemd uit de nalatenschap van erflaatster toekomende bedragen uit de nalatenschap van erflaatster - ten belope van éénhonderd veertien duizend éénhonderd zestien euro (€ 114.116,00) per persoon, te verminderen met (…) - uit te keren zodra de daartoe benodigde middelen in haar nalatenschap beschikbaar zijn, hetgeen met name geacht wordt het geval te zijn na vervreemding van het tot de nalatenschap van erflaatster behorende woonhuis met ondergrond en verdere aanhorigheden, (…).

(…)

KWIJTING

De comparanten, die sub 1, handelend als gemeld, verlenen elkaar over en weer reeds nu voor alsdan - onder opschortende voorwaarde van uitkering door erflaatsters partner, de comparant sub 3 genoemd, aan de comparant sub 2 genoemd en de sub 1.b. genoemde volmachtgever van de hen uit de nalatenschap van erflaatsters toekomende bedragen (…) - terzake van de afwikkeling en verdeling van de nalatenschap van erflaatster (…) volledige kwijting en décharge, en verklaren voorts - onder de hiervoor vermelde opschortende voorwaarde - te dier zake - (…) - over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.

(…)”

3.1.8.

Op 16 november 2017 is namens [geregistreerd partner] een e-mail gezonden aan de vader over de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster waarin wordt meegedeeld dat op de uitkering van € 114.745,- onder andere de vooruitbetaalde huurinkomsten van € 8.800,- in mindering strekken.

4 Standpunt van klager

5 Standpunt van de notaris

6 Beoordeling

7 Beslissing