Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:800, 200.243.082/01 NOT

Gerechtshof Amsterdam, 12-03-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:800, 200.243.082/01 NOT

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 maart 2019
Datum publicatie
15 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:800
Zaaknummer
200.243.082/01 NOT

Inhoudsindicatie

Klacht tegen een notaris. Notaris had ministerie moeten weigeren en heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de vraag of er belemmeringen waren voor de beoogde kavelruil. De kamer heeft de klacht met betrekking tot de onderzoeksplicht van de notaris gegrond verklaard en aan hem de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer + proceskostenveroordeling.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummers : 200.243.082/01 NOT en 200.243.136/01 NOT

nummer eerste aanleg : C/05/330660/KL RK 17-208

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 maart 2019

inzake (200.243.082/01 NOT):

mr. [naam],

notaris te [plaats],

appellant,

hierna ook: de notaris,

gemachtigde: mr. T. Riyazi, advocaat te Den Haag,

tegen

[Stichting],

gevestigd te [plaats],

geïntimeerde,

hierna ook: klaagster,

gemachtigde: mr. D.Th.J. van der Klei, advocaat te Den Haag,

en inzake (200.243.136/01 NOT):

[Stichting] ,

gevestigd te [plaats] ,

appellante,

gemachtigde: mr. D.Th.J. van der Klei, advocaat te Den Haag.

tegen

mr. [naam] ,

notaris te [plaats] ,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. T. Riyazi, advocaat te Den Haag

1 Het geding in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.243.082/01 NOT

1.1.

De notaris heeft op 24 juli 2018 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 26 juni 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:25). De kamer heeft in de bestreden beslissing klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht voor zover de klacht betrekking heeft op de inhoud van de akte, de klacht met betrekking tot de onderzoeksplicht van de notaris gegrond verklaard en aan hem de maatregel van waarschuwing opgelegd.

1.2.

Klaagster heeft op 26 september 2018 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend. Op 11 oktober 2018 heeft klaagster nog een aanvullend verweerschrift - met

bijlagen - overgelegd.

In de zaak met zaaknummer 200.243.136/01 NOT

1.3.

Klaagster heeft op 25 juli 2018 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de hiervoor genoemde beslissing van de kamer.

1.4.

De notaris heeft op 9 oktober 2018 een verweerschrift bij het hof ingediend.

In beide zaken

1.5.

Klaagster heeft op 21 november 2018 aanvullende producties (18 tot en met 20) ingediend.

1.6.

De zaken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2018. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en de gemachtigde van klaagster, vertegenwoordigd door de heer [naam] , zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2 Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3 Feiten

3.1.

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klaagster heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.

3.2.

Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.

3.2.1.

Klaagster vertegenwoordigt de belangen van de leden van de familie [naam] die partij zijn bij de hierna in 3.2.2. nader te beschrijven 1981-akte (hierna te noemen: [de familie X] ).

3.2.2.

Bij notariële akte van 27 oktober 1981 (hierna: de 1981-akte), verleden voor mr. [naam] , destijds notaris te [plaats] , is door [de familie X] circa 46 hectare bouw- en weiland met opstallen gelegen aan en nabij [plaats] in eigendom overgedragen aan de [naam] te [plaats] (hierna: [de BV] ) voor een bedrag van NLG 1.022.770,- . In deze akte is, voor zover hier van belang, bepaald (alle onderstrepingen door het hof):

“Gemelde overeenkomst van verkoop en koop is voorts aangegaan onder de navolgende bepalingen en bedingen:

A. Door koper zal bij de daartoe geëigende instanties een ontzandingsvergunning ten behoeve van zand- en grintwinning worden aangevraagd. Na het definitief verkrijgen van deze vergunning zal de koopprijs voor elke vierkante meter grond, die komt te liggen binnen de lijn van het ontzandingsplan opgenomen in de door Gedeputeerde Staten van [plaats] te verlenen ontzandingsvergunning worden verhoogd met twee gulden (..).

(..)

Koper is verplicht deze ontzandingsvergunning zo spoedig mogelijk bij de daartoe geëigende instanties aan te vragen, doch uiterlijk vóór vier juni negentienhonderd twee en tachtig [hof: 4 juni 1982]. Koper is verplicht al het mogelijke te verrichten hetgeen nuttig of noodzakelijk is om genoemde ontzandingsvergunning te verkrijgen.

B. Gemelde overeenkomst van verkoop en koop geschiedt onder de ontbindende voorwaarde dat koper niet binnen zeven jaar na heden gemelde ontzandingsvergunning definitief verkrijgt, met dien verstande, dat deze ontbindende voorwaarde slechts zal gelden voor die percelen waarvoor verkoper of één of meer hunner deze ontbindende voorwaarde in vervulling wenst te laten gaan en dat deze ontbindende voorwaarde in vervulling gaat op het hierna omschreven tijdstip.

Verkoper dient binnen één jaar nadat definitief bekend is dat geen ontzandingsvergunning wordt verleend, of binnen één jaar nadat gemelde termijn van zeven jaar is verstreken en in die tijd geen ontzandingsvergunning is verleend, aan koper mede te delen voor welk(e) perceel (percelen) hij de ontbindende voorwaarde in vervulling wenst te laten gaan. (..)

Indien verkoper niet binnen de gestelde termijn van één jaar bij aangetekend schrijven aan koper zijn keuze heeft kenbaar gemaakt heeft verkoper na verloop van deze termijn niet meer het recht deze overeenkomst geheel of deels te ontbinden.

(..)

C. Zodra aan koper genoemde ontzandingsvergunning wordt verleend heeft verkoper het recht om de kleispecie welke zich bevindt in het bij deze verkochte afzonderlijk aan derde(n) te verkopen, en daarvan de koopsom te ontvangen.

(..)

H. Ingeval de in sub A bedoelde ontzanding- en ontgrinding naar het oordeel van koper geheel is voltooid, is koper verplicht het bij deze verkochte wederom in eigendom aan de verkoper over te dragen voor een symbolisch bedrag van een gulden.

3.2.3.

Bij brief van 28 oktober 1988 heeft jhr. mr. dr. [naam] (hierna: [Z] ) aan [de BV] , voor zover hier van belang, bericht:

“Ter afdoening van het onder B bepaalde (..) van de tussen U en de erven [naam] op 27 oktober 1981 gesloten overeenkomst moge ik U verzoeken – nu de in genoemde bepaling vervatte termijn van zeven jaren is verstreken – mij te willen mededelen of aan Uw B.V. door Gedeputeerde Staten van [plaats] al dan niet een ontgrondingsvergunning is verleend voor de door U gekochte gronden, dan wel thans (nog) géén beslissing door voornoemd college op Uw desbetreffend verzoek is genomen.

(..)

Het ligt in mijn bedoeling de van U verkregen inlichtingen door te geven aan mijn mede-gerechtigden in de boedel, en, indien zich gegadigden voor her-aankoop bij mij melden, zulks aan U door te geven. Verder zullen mijn bemoeiingen niet gaan; eventuele gegadigden tot her-aankoop zullen zelf te zijner tijd een en ander met U dienen af te handelen.”

3.2.4.

Bij brief van 4 november 1988 heeft [de BV] aan [Z] – onder meer – medegedeeld:

“Door de provincie [plaats] is nog niet beschikt over onze aanvraag (..). Gezien de totale ontwikkeling van die plannen voor binnendijkse industriezandwinning en de daarbij behorende overgangsperiode zijn de kansen voor een gunstige beschikking op ’t moment bepaald niet hoog. (..)”

Verder is in die brief de hoogte van de heraankoopsom voor de gronden vermeld.

3.2.5.

Op 8 december 2014 zijn de gronden die [de BV] in 1981 van [de familie X] heeft gekocht bij akte van toedeling kavelruil (hierna: de akte kavelruil), verleden voor de notaris, toebedeeld aan [naam] (hierna: [bedrijf Y] ). De door [bedrijf Y] verschuldigde toegift van € 2.395.181,- is rechtstreeks, dus zonder tussenkomst van de notaris, voldaan.

3.2.6.

Op 15 januari 2015 is de aanvraag van [bedrijf Y] voor een ontzandings/ontgrondings- vergunning toegewezen.

3.2.7.

In 2017 heeft [de familie X] in een civiele procedure tegen [de BV] de actio Pauliana ingeroepen vanwege de akte kavelruil en het samenstel van rechtshandelingen waarvan die akte deel uitmaakt.

4 Standpunt van klaagster

5 Standpunt van de notaris

6 Beoordeling

7 Beslissing