Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1173, 200.263.018/01 NOT

Gerechtshof Amsterdam, 28-04-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1173, 200.263.018/01 NOT

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 april 2020
Datum publicatie
11 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1173
Zaaknummer
200.263.018/01 NOT

Inhoudsindicatie

Klacht tegen een notaris. Notaris heeft zich in strijd met een wettelijke verplichting niet als boedelnotaris ingeschreven in het boedelregister (artikel 4:197 lid 1 BW). Notaris zou niet onafhankelijk en onpartijdig hebben opgetreden bij de afwikkeling van een nalatenschap. Klacht deels gegrond, deels ongegrond. Waarschuwing, kostenveroordeling.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.263.018/01 NOT

nummer eerste aanleg : 18-56

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 april 2020

inzake

[klaagster] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellante,

gemachtigde: mr. P.C. van den Berg, advocaat te Utrecht,

tegen

[notaris] ,

notaris te [plaats] ,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. R. Sanders, advocaat te Leiden.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellante (hierna: klaagster) heeft op 18 juli 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 19 juni 2019 (ECLI:NL:TNORDHA:2019:17). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) op alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2.

Appellante heeft op 24 juli 2019 een aanvullende productie ingediend.

1.3.

De notaris heeft op 13 september 2019 een verweerschrift bij het hof ingediend.

1.4.

Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.

1.5.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 januari 2020. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2 Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1.

Klaagster en [X] (hierna: erflater) waren partners en hadden een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten zonder testamenten.

2.2.

Erflater is op 18 oktober 2016 overleden.

2.3.

De notaris was sinds februari 2017 boedelnotaris in de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.

2.4.

Op 24 november 2016 heeft mr. [A] , notaris te [plaats] , een verklaring van erfrecht afgegeven. Blijkens deze verklaring zijn de twee kinderen van erflater, [B] (hierna: [B] ) en [C] (hierna: [C] ), de enige erfgenamen van erflater. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zij zijn tezamen bevoegd en gerechtigd tot het beheer en de vereffening van de nalatenschap. Tot de nalatenschap behoort de onverdeelde helft van een woning aan de [adres] (hierna: de woning), belast met twee hypotheken, met inboedel. Klaagster en erflater waren beiden, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning.

3 Standpunt van klaagster

Uit het inleidend klaagschrift blijkt dat in de kern klaagster de notaris verwijt onzorgvuldig te hebben gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Naar het hof begrijpt is de notaris volgens klaagster onzorgvuldig en partijdig opgetreden (beschreven in de klachtonderdelen 2, 3, 5 gedeeltelijk en 6 van het klaagschrift) en heeft zij zich ten onrechte niet ingeschreven in het boedelregister (klachtonderdeel 5 gedeeltelijk). Daarnaast heeft zij de vereffenaars tegen de wettelijke regels in onjuist geadviseerd (beschreven in de klachtonderdelen 1 en 4 van het klaagschrift).

Uit het beroepschrift, waarbij gebruik is gemaakt van grieven hoewel er geen grievenstelsel geldt in het notarieel tuchtrecht, en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat in hoger beroep nog de navolgende klachtonderdelen aan de orde zijn:

Klachtonderdeel 5 voor zover betreffende de niet-inschrijving in het boedelregister - grief 1: misleiding omtrent inschrijving als boedelnotaris

Klaagster verwijt de notaris dat zij zich ten onrechte niet heeft ingeschreven in het boedelregister.

Klachtonderdeel 2 tot en met 6 - grief 2: optreden notaris te traag en niet onafhankelijk

Klaagster verwijt de notaris dat zij te traag en niet onafhankelijk is opgetreden.

Klachtonderdeel 3 - grief 3: partijdigheid

Klaagster verwijt de notaris dat zij niet onpartijdig is opgetreden.

Klachtonderdeel 7 - grief 4: verblijvingsbeding

Klaagster verwijt de notaris dat zij ten onrechte niet heeft willen meewerken aan de uitvoering van het verblijvensbeding. De stelling van de notaris dat klaagster ten tijde van het overlijden van erflater niet meer samenwoonde met erflater is onjuist.

4 Standpunt van de notaris

5 Beoordeling

6 Beslissing