Gerechtshof Amsterdam, 18-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2301, 200.247.222/01
Gerechtshof Amsterdam, 18-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2301, 200.247.222/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 augustus 2020
- Datum publicatie
- 28 september 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2020:2301
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:590, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 200.247.222/01
Inhoudsindicatie
Geen beroep mogelijk tegen de beslissing om het verzoek van appellant als deelgeschil te behandelen (artikel 1019bb Rv).
Dat de rechtbank het verzoek van appellant niet op de voet van artikel 1019z Rv heeft afgewezen, vormt geen doorbrekingsgrond.
Geïntimeerden hebben jegens appellant onrechtmatig gehandeld door het gebruik van de met een verborgen camera gemaakte beelden in een televisie-uitzending.
Condicio sine qua non-verband tussen de uitzending en de gestelde schade. Toerekenbaarheid van de gestelde schade in de zin van artikel 6:98 BW.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.247.222/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C /13/633273 / HA ZA 17-761
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 augustus 2020
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant in principaal beroep, geïntimeerde in incidenteel beroep,
advocaat: mr. M.H.M. Verbeemen te Utrecht,
tegen
1 TALPA TV B .V. (voorheen SBS Broadcasting B .V.),
gevestigd te Amsterdam,
2. NOORDKAAP TV PRODUCTIES B .V.,
gevestigd te Amsterdam
geïntimeerden in principaal beroep, appellanten in incidenteel beroep,
advocaat: mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] , SBS en Noordkaap genoemd. SBS en Noordkaap worden gezamenlijk als SBS c .s. aangeduid.
[appellant] is bij dagvaarding van 5 september 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juni 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en SBS Broadcasting B .V. en Noordkaap als gedaagden.
Op 23 oktober 2018 is een tussenarrest gewezen waarbij een comparitie van partijen is gelast, welke comparitie heeft plaatsgevonden op 18 maart 2019. Partijen hebben daarbij geen minnelijke regeling getroffen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met
producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 3 juni 2020 doen bepleiten door voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - SBS c .s. hoofdelijk zal veroordelen tot:
- betaling aan [appellant] van de volgende bedragen:
a. € 1.923,69 wegens medische kosten over de jaren 2014 tot en met 2016, met wettelijke rente;
[appellant] . € 9.570,12 wegens verhuiskosten, met wettelijke rente;
[B] . € 51.919,- wegens verlies arbeidsvermogen over de jaren 2014 tot en met 2017, met wettelijke rente;
d. € 1.893,50 wegens verlies aan zelfwerkzaamheid over de jaren 2014 tot en met 2017, met wettelijke rente;
e. € 5.000,- wegens voorschot op smartengeld en
f. € 11.711,74 wegens voorschot op de kosten ex artikel 6:96 BW in verband met vaststelling van aansprakelijkheid en schade;
- verstrekking aan [appellant] van een schriftelijke belastinggarantie en
- betaling aan [appellant] van de resterende schade, nader op te maken bij staat, met verwijzing naar de schadestaatprocedure;
een en ander met veroordeling van SBS c .s. in de kosten van deze procedure, naar het hof begrijpt, in hoger beroep.
SBS c .s. hebben in principaal en incidenteel appel geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2015 en het bestreden vonnis, en tot afwijzing van alle vorderingen van [appellant] , met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in alle instanties.
[appellant] heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van SBS c .s. in het beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2015, dan wel tot bekrachtiging van deze beschikking, en tot (gedeeltelijke) bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van SBS c .s. in de kosten van de procedure en de buitengerechtelijke kosten van het beroep tegen de beschikking van 16 juli 2015.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.18, de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
Noordkaap produceert het programma “Undercover in Nederland”. Het programma wordt gepresenteerd door [X] (hierna: [X] ). SBS zendt Undercover in Nederland uit op haar televisiezender SBS 6.
De uitzending van 21 oktober 2012 (hierna: de uitzending) was (onder meer) gewijd aan de verduistering van een grote partij sloten van het merk GAD bij de distributeur van de sloten (Guard Lock Zaandam) door een ex-werknemer, [A] In de uitzending kondigde [X] aan dat hij op zoek gaat naar (weder)verkopers van de betreffende sloten om bewijs te verzamelen tegen [A] Hij heeft op marktplaats.nl diverse advertenties aangetroffen voor nieuwe sloten (van – volgens de ‘voice-over’ van het programma – exact hetzelfde type als de gestolen partij). Met twee van de aanbieders, waaronder ‘een marktplaatshandelaar uit [plaats] ’ ( [appellant] ), heeft [X] een afspraak gemaakt om een slot te kopen voor € 20,-. Van de afspraak met [appellant] zijn opnamen gemaakt met een verborgen camera.
In de uitzending is te zien dat de echtgenote van [appellant] , [B] (hierna: [B] ) de koop wil afhandelen. Zij staat op straat voor de woning van [appellant] en [B] . In de ondertiteling, die deel uitmaakt van het programma, is het volgende te lezen (hetgeen eveneens is te horen in de uitzending), waarbij [appellant] staat voor [appellant] , [B] voor [B] en K voor de koper:
“ [B] : Je komt voor het slot.
K: Ja
[B] : Ik kom hem brengen. Ik ben de vrouw van de man die u heeft gesproken.
K: Is het wel een nieuwe dan?
[B] : - Ja, het is zeker weten nieuw.
K: Ik dacht dat ik hem nog zou spreken, om te vragen of hij er meer heeft.
[B] : Ik kan hem wel even bellen voor je?”.
Daarna belt [B] [appellant] om te vragen of hij naar haar toe kan komen. Terwijl de koper en [B] wachten op zijn komst, wordt de omgeving waarin zij staan gefilmd. Korte tijd later komt [appellant] aanrijden op zijn scooter. In de ondertiteling staat:
“K: Hoi
[appellant] : Hoi.
[appellant] : Het zijn hartstikke goeie sloten. Ik gebruik ze zelf ook en ze gaan als warme broodjes over de toonbank. (…) Google hem maar, GAD.”.
De voice-over zegt hierna:
“En dat is inderdaad het merk en type slot dat [C] importeert en het bewijs dat deze jongen gestolen spullen verkoopt. Zelf weet hij ook niet precies waar hij ze vandaan heeft.”.
Over de herkomst van het slot zegt [appellant] vervolgens volgens de ondertiteling:
“Ik heb dat aan die man gevraagd, waar ik ze vandaan haal. Eerst wilde hij het niet zeggen, toen zei hij had dat het uit een faillissement kwam… toen zei hij dat er brand was geweest in dat bedrijf. Ik weet het niet. Maar ik vind het goed, want ik verkoop ze goed.”
De voice-over zegt hierna:
“En ook bij deze handelaar kan de prijs omlaag als we grote hoeveelheden bestellen.”.
De ondertiteling houdt vervolgens het volgende in::
“K: Wat is de bodemprijs voor een groot aantal? Ik weet niet hoeveel je kan leveren?
[appellant] : Zeg het maar. Noem maar een getal.
K: Kan de prijs tot vijftien euro zakken als het een grote partij is?
[appellant] : Ja, is goed.”.
In de uitzending zijn de namen van [appellant] en [B] niet genoemd. Hun gezichten zijn onherkenbaar gemaakt.
Op 24 oktober 2012 is [appellant] door zijn werkgever op non-actief gesteld, nadat deze werkgever en enkele van haar klanten [appellant] hadden herkend in de uitgezonden beelden.
[appellant] heeft telefonisch en per e-mail van 24 oktober 2012 contact opgenomen met Noordkaap. Hij heeft toen gesteld dat de sloten niet afkomstig waren van diefstal maar van een brandschade.
Een brief van [D] , directeur van [D] B.V., gericht aan de heer [E] van 24 oktober 2012 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Op 19 november 2011 is er een grote brand geweest in een bedrijfsverzamelgebouw (…). Wij werden door de diverse verzekeringsexperts benaderd om een prijs op te geven voor het slopen en afvoeren van hal 4 van het bedrijfsverzamelgebouw. Wij hebben opdracht gekregen van (…) om deze werkzaamheden uit te voeren. Zoals gebruikelijk bij brandschades zijn alle vrijkomende materialen ons eigendom. Tijdens de sloop en opruimingswerkzaamheden kwamen er diverse spullen uit de brand, waaronder sloten. Deze sloten hebben wij, zoals u weet aan een derde overgedragen. (…)”.
Op 4 november 2012 heeft Noordkaap per e-mail aan [appellant] bevestigd dat tot rectificatie zou worden overgegaan in de uitzending van 25 november 2012. De e-mail houdt, voor zover hier van belang, in:
“(…) Zoals aangegeven heb ik de bevestiging gekregen (…) dat de sloten afkomstig zijn uit een brandschade en – zoals beloofd – zullen wij dit de kijkers van Undercover in Nederland ook netjes gaan melden.
We zullen in de uitzending van 25 november aanstaande duidelijk maken dat jij en de andere jongen sloten uit een brandschade hebben verkocht en dus NIET uit de gestolen partij en daarvoor onze excuses maken. (…)”.
In de uitzending van Undercover in Nederland op 25 november 2012 zijn door [X] excuses gemaakt aan [appellant] (zonder zijn naam te noemen) en is meegedeeld dat na afloop van de uitzending is gebleken dat de sloten niet van diefstal afkomstig waren.
Bij beschikking van 12 juni 2013 heeft de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam een verzoek van de werkgever van [appellant] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.
Bij beschikking van 7 februari 2014 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam is het dienstverband tussen [appellant] en zijn werkgever per 15 februari 2014 ontbonden. Daarbij is aan [appellant] ten laste van zijn werkgever een vergoeding naar billijkheid toegekend van € 12.000,- bruto.
In een deelgeschil tussen partijen heeft de rechtbank Amsterdam bij beschikking van 16 juli 2015 (hierna: de deelgeschilbeschikking) geoordeeld dat SBS c .s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [appellant] als gevolg van de uitzending geleden schade en SBS c .s. hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van [appellant] .
In een rapport van psychiater A.M. van der Loo, opgemaakt op 11 maart 2016 ten behoeve van een medische beoordeling van [appellant] in het kader van een arbeidsongeschiktheidsprocdure, staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) Differentiaaldiagnostische beschouwing en conclusie:
De psychische klachten zijn tijdens de verscheidene medisch/psychiatrische onderzoeken bij twee instanties beschreven, waarbij problemen in concentratie, problemen met betrekking tot slapen, met gevoelens van spanning, stress en herbelevingen consistent worden genoemd. Ook worden de achterdocht in het wantrouwen genoemd. In zowel de verslagen van PsyQ als die van de vrijgevestigd psycholoog wordt gesteld dat er sprake is van een posttraumatisch –stresssyndroom en dat er psychotische symptomen zijn, zich uitend in achterdocht en wantrouwen, waardoor er ook een verstoord contact is met gedragsproblemen. Uit de documentatie is niet expliciet de nadruk gelegd op de depressieve klachten van betrokkene, terwijl uit de anamnese en onderzoek wel blijkt dat de symptomatologie ervan aanwezig is. Er is in het zorgtraject derhalve nog geen behandeling geweest specifiek gericht op de depressieve stoornis.
Met betrekking tot het functioneren van betrokkene, zowel in de privésituatie als in de werkomgeving, is het evident dat er sprake is van een knik in het functioneren.
Betrokkene functioneerde tot eind 2012 op normaal niveau. Dit blijkt uit de anamnese, heteroanamnese, biografie en geleverde informatie van twee behandelinstanties. Naar aanleiding van een luxerend moment (televisieprogramma) ontstonden er problemen in psychisch functioneren en gedrag, de gegevens hierover zijn consistent en er zijn hierin geen discrepanties. Het psychiatrisch beeld wordt bepaald door een combinatie van depressieve klachten, met psychotische kenmerken (wisselend van ernst) en symptomatologie van een posttraumatische stressstoornis. Deze symptomen zijn tegelijkertijd aanwezig. Hierbij zijn de depressieve symptomen het meest consistent aanwezig, en waarbij de psychotische verschijnselen gedeeltelijk in remissie zijn. De PTSS klachten lijken in ernst te fluctueren.
Verder kan afgevraagd worden in hoeverre persoonlijkheidsfactoren betrokkene belemmeren in het verwerken van de ervaring in 2012.
In de gesprekken blijkt dat betrokkene zich gekrenkt en vernederd voelt, er wordt gesproken over “gezichtsverlies”. Dit aspect speelt zeker een rol en dient in de behandeling expliciet aandacht te krijgen. Dit is echter niet mogelijk zolang betrokkene nog depressief is en niet met antidepressieve medicatie wordt behandeld. Tijdens een behandeling waarbij eerst de depressieve stoornis adequaat wordt behandeld, kan eventueel in een latere fase hier explicieter aandacht aan besteed worden. In het noodzakelijk proces naar herintegratie in een nieuwe arbeidssituatie zal verwerking van “het gevoel gezichtsverlies te hebben geleden” essentieel zijn.
Op dit ogenblik is er zeker sprake van een arbeidsongeschiktheid. (…)”.