Gerechtshof Amsterdam, 08-04-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1933, 23-000744-16
Gerechtshof Amsterdam, 08-04-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1933, 23-000744-16
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 8 april 2021
- Datum publicatie
- 5 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:1933
- Zaaknummer
- 23-000744-16
Inhoudsindicatie
Ontneming, Schikking.
Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000744-16
datum uitspraak: 8 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 februari 2016 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-694072-06 tegen de betrokkene
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres].
Procesgang
Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting
zal worden opgelegd tot betaling van € 2.877.030,51 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het openbaar ministerie heeft op 7 januari 2016
ter terechtzitting in eerste aanleg verzocht voornoemd bedrag vast te stellen op € 2.901.270,50.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2011 veroordeeld ter zake
van medeplegen van verschillende Opiumwetdelicten, medeplegen van gewoontewitwassen en als leider deelnemen aan een criminele organisatie. Het tegen dat arrest gerichte cassatieberoep werd – voor zover thans van belang – op 13 november 2012 door de Hoge Raad verworpen.
Voorts heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 18 februari 2016 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling € 2.901.270,50 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 februari 2019, 12 februari 2020, 10 februari 2021, 25 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde
bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt
dan de rechtbank.