Gerechtshof Amsterdam, 23-08-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2424, 200.298.805/01
Gerechtshof Amsterdam, 23-08-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2424, 200.298.805/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2022
- Datum publicatie
- 23 augustus 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:2424
- Zaaknummer
- 200.298.805/01
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024] art. 33, Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024] art. 35, Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024] art. 61, Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 01-05-2024] art. 69, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-10-2024] art. 119, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-10-2024] art. 203, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-10-2024] art. 205, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-10-2024] art. 210, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 610a, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 686a, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 289, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 843a
Inhoudsindicatie
Appellant was bestuurder van Nissan-Mitsubishi BV (NMBV) en is als zodanig ontslagen. De verzoeken van appellant tegen NMBV tot betaling van diverse vergoedingen zijn door de rechtbank terecht afgewezen omdat de arbeidsovereenkomst tussen hem en NMBV ongeldig is. Deze was van de zijde van NMBV namelijk getekend door iemand die daartoe niet bevoegd was. Geen schijn van volmacht of bekrachtiging van de onbevoegdelijk aangegane arbeidsovereenkomst. NMBV is ontvankelijk in haar op onverschuldigde betaling gebaseerde tegenverzoeken (o.a. terugbetaling van betaald loon en sign-in bonus en over een en ander betaalde loonbelasting), omdat deze vorderingen/verzoeken voldoende verband houden met die van appellant. Verzoek op grond van onverschuldigde betaling deels toewijsbaar (ook t.a.v. door NMBV betaalde loonbelasting), deels niet toewijsbaar i.v.m. waardevergoeding van de door appellant verrichte (arbeids)prestatie. Ingangsdatum wettelijke rente i.v.m. (gestelde) kwade trouw van appellant t.t.v. ontvangst van de door hem ontvangen gelden. Verzoeken tegen Nissan International Holding (bij wie appellant eerder werkzaam was) tot betaling van diverse vergoedingen zijn terecht afgewezen, evenals exhibitieverzoek tegen NMBV. Alsnog uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: : 200.298.805/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/668604/ HA RK 19/225
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 augustus 2022
inzake
[appellant] ,
verblijvend te [plaats] ,
appellant in principaal hoger beroep, geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. L.B. de Graaf te Den Haag,
tegen
1 NISSAN-MITSUBISHI B.V.en
2. NISSAN INTERNATIONAL HOLDING B.V.
beide gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden in principaal hoger beroep, appellanten in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S.F. Sagel te Amsterdam.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden [appellant] en NMBV c.s. genoemd. NMBV c.s. zullen afzonderlijk als NMBV en NIH worden aangeduid.
[appellant] is bij beroepschrift met bijlagen, ontvangen ter griffie van het hof op 20 augustus 2021, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikkingen die de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) op 5 november 2020 en 20 mei 2021 onder bovengenoemd zaak- en rolnummer tussen partijen heeft gegeven (hierna: de bestreden tussenbeschikking respectievelijk de bestreden eindbeschikking). Het beroepschrift, dat een eisvermeerdering bevat, strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof – uitvoerbaar bij voorraad – de bestreden beschikkingen zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de verzoeken van [appellant] als in het beroepschrift vervat (alsnog) zal toewijzen en de tegenverzoeken van NMBV c.s. alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Op 9 februari 2022 is ter griffie van het hof een verweerschrift houdende incidenteel appel en wijziging/vermeerdering van eis, met bijlagen, van NMBV c.s. ingekomen. Dit stuk strekt, zakelijk weergeven, tot verwerping van het principale hoger beroep en in zoverre bekrachtiging van de bestreden beschikkingen, tot – uitvoerbaar bij voorraad – (alsnog) integrale toewijzing van de tegenverzoeken van NMBV c.s. en tot het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van (kennelijk) de bestreden eindbeschikking, voor zover deze wordt bekrachtigd, alles met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Op 9 maart 2022 is ter griffie van het hof een verweerschrift in incidenteel appel van [appellant] ingekomen. Hierin concludeert [appellant] , naar het hof begrijpt, tot verwerping van het incidentele hoger beroep en afwijzing van de tegenverzoeken van NMBV c.s.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 6 april 2022. Bij deze gelegenheid hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, [appellant] (die de zitting via een skypeverbinding bijwoonde) door zijn hiervoor genoemde advocaat en door mr. H.B. de Hek, advocaat te Den Haag, en NMBV c.s. door hun in de kop van deze beschikking genoemde advocaat en door mr. E.R. Meerdink, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van aan het hof overgelegde spreekaantekeningen. NMBV c.s. hebben nog nadere stukken in het geding gebracht.
Beide partijen hebben een bewijsaanbod gedaan.
Ten slotte is uitspraak bepaald.
2 Feiten
De rechtbank heeft in de bestreden tussenbeschikking onder 1.1 tot en met 1.3 en in de bestreden eindbeschikking onder 1.1 tot en met 1.20 een aantal feiten in deze zaak als vaststaand aangemerkt. Tegen de vaststelling onder 1.20 in laatstgenoemde beschikking is onderdeel (a) van de tweede grief 5 in het principale hoger beroep gericht. Het hof zal daarmee rekening houden. Omdat de door de rechtbank vastgestelde feiten voor het overige tussen partijen niet ter discussie staan, zal ook het hof daarvan uitgaan. Zij behelzen het volgende.
( a) [appellant] is Chairman en Chief Executive Office ( CEO ) geweest van zowel Nissan Motor Co., Ltd (hierna: Nissan) als Mitsubishi Motors Corporation (hierna: Mitsubishi). Daarnaast was hij Chairman en CEO van Renault SA (hierna: Renault) en van de RenaultNissan-Mitsubishi Motor Alliance.
( b) Nissan is enig aandeelhouder van NIH. NIH is in Nissan geconsolideerd.
( c) Op 1 juli 2012 is [appellant] op grond van twee arbeidsovereenkomsten als statutair directeur in dienst getreden van NIH. In de ene arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [appellant] de functie van president of the company bekleedt, tegen een salaris van € 400.000,00 bruto per jaar exclusief emolumenten. In de andere arbeidsovereenkomst is vermeld dat [appellant] in dienst treedt als managing director en member of the managing board, tegen een jaarlijks brutoloon van € 100.000,00 exclusief emolumenten.
( d) Op 1 april 2017 is [appellant] teruggetreden als CEO bij Nissan. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) volgde hem op. [appellant] bleef wel aan als Chairman van Nissan.
( e) Op 7 juni 2017 is NMBV opgericht, een joint-venture tussen Nissan en Mitsubishi. Doel van de onderneming was, kort gezegd, mogelijke synergiën en samenwerkingen tussen Nissan en Mitsubishi en hun groepsmaatschappijen te onderzoeken en aan te moedigen. Nissan en Mitsubishi zijn vanaf de oprichting beide voor 50% aandeelhouder. Het bestuur van NMBV heeft vanaf de oprichting bestaan uit drie directeuren: een ‘directeur N’ namens Nissan, een ‘directeur M’ namens Mitsubishi en een ‘directeur A’ namens beide ondernemingen. [appellant] was directeur A, [naam 1] was directeur N en wijlen [naam 2] (hierna: [naam 2] ) was directeur M.
( f) Nissan en Mitsubishi hebben hun afspraken over NMBV neergelegd in een Shareholders Agreement van 22 mei 2017. In artikel 3.1.6 hiervan is het volgende opgenomen:
( g) In januari 2018 hebben zowel Nissan als Mitsubishi met NMBV een Services Agreement gesloten, beide gewijzigd op 19 juni 2018, op basis waarvan Nissan en Mitsubishi aan NMBV service fees hebben betaald als vergoeding voor – kort gezegd – de diensten die NMBV ten behoeve van de te bereiken synergie tussen beide ondernemingen zou verrichten.
( h) Op 19 januari 2018 hebben [appellant] , [naam 1] en [naam 2] als het bestuur van NMBV (verder: het Bestuur) vier ‘board resolutions’ genomen.
( i) In een op 21 februari 2018 gedateerde arbeidsovereenkomst, namens NMBV als werkgever getekend door [naam 3] (hierna: [naam 3] ), Vice President van Nissan en Vice Executive Officer van Mitsubishi, en door [appellant] getekend als werknemer, is vermeld dat [appellant] met ingang van 1 april 2018 (uit dienst treedt van NIH en) in dienst treedt van NMBV in de functie van managing director tegen een jaarsalaris van € 5.820.000,00 (kennelijk) bruto, inclusief emolumenten. Tevens is vermeld dat [appellant] aanspraak heeft op een “sign-on bonus” van € 1.940.000,00 bruto. Volgens een arbeidsovereenkomst van dezelfde datum en met verder dezelfde bepalingen heeft [appellant] aanspraak op een “sign-on bonus” van € 1.455.000,00 bruto. Ook deze overeenkomst is namens NMBV door [naam 3] getekend.
( j) [appellant] heeft tot en met april 2018 salaris van NIH ontvangen.
( k) Op 15 oktober 2018 heeft [naam 3] namens NMBV [appellant] op diens verzoek een bedrag van € 498.000,00 overgemaakt (hierna: de Renault-betaling), welke betaling in de loonstrook van [appellant] van oktober 2018 is verwerkt. Over de Renault-betaling is door NMBV loonbelasting betaald.
( l) [appellant] is op 19 november 2018 door de Japanse autoriteiten gearresteerd. In Japan loopt een strafzaak tegen [appellant] wegens vermeende malversaties. In maart 2019 is [appellant] op borgtocht vrijgelaten. Hij is in april 2019 opnieuw enkele weken in voorarrest genomen. [appellant] is op 29 december 2019 uit Japan gevlucht en verblijft sindsdien in Libanon.
( m) In november 2018 is over die maand door NMBV een laatste salarisbetaling aan [appellant] gedaan.
( n) De aandeelhouders van NMBV hebben [appellant] bij besluit van 12 maart 2019 ontslagen als bestuurder van NMBV en hem dit bij brief van dezelfde datum meegedeeld. Daarnaast is in deze brief aan [appellant] meegedeeld dat, voor zover van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met NMBV sprake zou zijn, deze wordt opgezegd tegen 1 mei 2019 op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g en/of h Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 7:671 lid 1 sub e BW.
( o) [appellant] is, eveneens bij besluit van 12 maart 2019, door de aandeelhouders van NIH ontslagen als bestuurder van NIH en daarvan bij brief van die datum in kennis gesteld. In deze brief is de arbeidsovereenkomst met NIH, voor zover van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst met NIH sprake zou zijn, opgezegd tegen 1 juni 2019 op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g en/of h BW en artikel 7:671 lid 1 sub e BW.
( p) [appellant] heeft zijn ontslag als statutair bestuurder van NMBV en NIH niet in rechte aangevochten.