Gerechtshof Amsterdam, 22-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3264, 200.304.161/01
Gerechtshof Amsterdam, 22-11-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3264, 200.304.161/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 november 2022
- Datum publicatie
- 29 november 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:3264
- Zaaknummer
- 200.304.161/01
Inhoudsindicatie
Loonbetaling op grond van later door UWV ingetrokken loonsanctie is onverschuldigd.
Werkgever heeft re-integratiemogelijkheden van de zieke werknemer onvoldoende benut.
Om die reden dient zij salaris conform de resterende verdiencapaciteit te betalen, ook na ommekomst van de termijn van 104 weken.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.304.161/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: 9266841 \ AO VERZ 21-49
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 november 2022
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. R.J. van Velzen te Heiloo,
tegen
1 C.V. MARSDIEP [franchise-ondernemer] t.h.o.d.n. ALBERT HEIJN,
gevestigd te Den Helder,
2. [geïntimeerde 2] en
3. [geïntimeerde 3],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. A. Klaassen te Barneveld.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [werknemer] en AH [franchise-ondernemer] genoemd.
[werknemer] is bij verzoekschrift met productie, ontvangen ter griffie van het hof op
21 december 2021, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) op 22 september 2021 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk zal vernietigen en de (loon)vorderingen van [werknemer] alsnog zal toewijzen.
Op 1 juni 2022 is ter griffie van het hof een verweerschrift met producties van AH [franchise-ondernemer] ingekomen, inhoudende het verzoek de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Op 30 juni 2022 is ter griffie een aanvullend/gewijzigd beroepschrift ingekomen, waarin een provisionele vordering ex artikel 223 Rv is opgenomen en waarbij producties zijn overgelegd.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 juli 2022. Bij die gelegenheid heeft hebben partijen via hun advocaten het woord gevoerd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. AH [franchise-ondernemer] is verschenen bij haar vennoot [geïntimeerde 2] . Partijen hebben inlichtingen verschaft.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is uitspraak bepaald.
2 Feiten
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 tot en met 2.13 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten behelzen, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
[werknemer] is per 14 maart 2011 in dienst getreden van AH [franchise-ondernemer] , laatstelijk in de functie van vulploegleider tegen een salaris van (laatstelijk) € 1.836,80 bruto per vier weken. [werknemer] heeft zich op 19 maart 2018 ziekgemeld en heeft nadien niet meer voor AH [franchise-ondernemer] gewerkt.
Tussen partijen zijn geschillen gerezen over de inschaling, de loonbetaling en het re-integratietraject.
AH [franchise-ondernemer] heeft de kantonrechter verzocht om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van een – kort samengevat – verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft dat verzoek ingewilligd en AH [franchise-ondernemer] daarbij veroordeeld aan [werknemer] de transitievergoeding ad € 7.206,77 bruto te betalen, alsmede aan [werknemer] een billijke vergoeding toegekend ad € 41.860,25 bruto op grond van door de kantonrechter vastgestelde ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van AH [franchise-ondernemer] . AH [franchise-ondernemer] heeft daarop het verzoek ingetrokken.
In dezelfde beschikking heeft de kantonrechter de tegenverzoeken van [werknemer] afgewezen (behoudens de afgifte van een loonspecificatie van nog krachtens de beschikking te verrichten betalingen door AH [franchise-ondernemer] ).
De kosten van de procedures (verzoek en tegenverzoek) zijn door de kantonrechter gecompenseerd.
Op 22 januari 2022 heeft [werknemer] een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met AH [franchise-ondernemer] ingediend, welk verzoek bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, d.d. 20 april 2022 is toegewezen per 1 juni 2022, met de veroordeling van AH [franchise-ondernemer] om aan [werknemer] de transitievergoeding (inmiddels € 7.879,89 bruto) en een billijke vergoeding, gelijk aan de eerdere beschikking, te betalen. Daarbij heeft de kantonrechter AH [franchise-ondernemer] tevens veroordeeld om aan [werknemer] achterstallig salaris te betalen over de periode van 4 oktober 2021 tot 1 juni 2022, verhoogd met 25% wettelijke verhoging, vakantietoeslag, vakantie-en verlofrechten en rente. AH [franchise-ondernemer] is in de proceskosten veroordeeld.
Dit hoger beroep heeft betrekking op de afwijzing van het tegenverzoek van
[werknemer] in 6.9 van het dictum van de bestreden beschikking en strekt, met vermeerdering van eis, tot: a. als provisionele voorziening ex artikel 223 Rv: de opheffing, dan wel schorsing van het door AH [franchise-ondernemer] onder ING Bank gelegde conservatoir derdenbeslag;
b. in de hoofdzaak: 1. opheffing van genoemd derdenbeslag;2. een verklaring voor recht dat AH [franchise-ondernemer] het aan [werknemer] over de periode 18 maart 2020 tot en met 4 oktober 2020 betaalde ziekengeld verschuldigd was, althans dat terugvordering niet hoeft en verrekening niet is toegestaan;3. veroordeling van AH [franchise-ondernemer] tot betaling aan [werknemer] van € 1.276,00 bruto per vier weken over de periode 5 oktober 2020 tot 4 oktober 2021, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente; 4. afgifte van loonspecificaties over genoemde betalingen.
[werknemer] heeft tegen de bestreden beschikking grieven ingediend die het hof gezamenlijk zal behandelen.
AH [franchise-ondernemer] heeft verweer gevoerd strekkend tot bekrachtiging van de bestreden beschikking voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof (met betrekking tot onderdeel 6.9 van het dictum op het tegenverzoek in eerste aanleg), afwijzing van de nadere verzoeken van [werknemer] , met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten in hoger beroep.