Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-12-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3620, 200.307.029/01 GDW

Gerechtshof Amsterdam, 27-12-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3620, 200.307.029/01 GDW

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 december 2022
Datum publicatie
8 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:3620
Zaaknummer
200.307.029/01 GDW

Inhoudsindicatie

Klacht tegen toegevoegd gerechtsdeurwaarder. Verantwoordelijkheid voor handelingen medewerkers. Onduidelijke specificatie kosten. Berekening beslagvrije voet. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.307.029/01 GDW

nummer eerste aanleg : C/13/692126 / DW RK 20/359

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 december 2022

inzake

[appellant] ,

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,

appellant,

gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin, advocaat te Veenendaal,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerde.

Partijen worden hierna de toegevoegd gerechtsdeurwaarder en klager genoemd.

1 De zaak in het kort

Klager is door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd op de AOW-uitkering van klager. Klager blijkt, nog voordat het vonnis werd gewezen, de achterstallige huur te hebben voldaan. Klager verwijt de toegevoegd gerechtsdeurwaarder dat hij geen rekening heeft gehouden met deze betaling. Daarnaast verwijt klager de toegevoegd gerechtsdeurwaarder dat in de diverse specificaties onduidelijk is hoe de kosten zijn opgebouwd. Ten slotte heeft de toegevoegd gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet juist berekend, aldus klager.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft op 15 februari 2022 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 17 januari 2022 (ECLI:NL:TGDKG:2022:6). Klager heeft op 15 juni 2022 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.

2.2.

Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.

2.3.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 oktober 2022. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder, vergezeld van zijn gemachtigde, en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

3 Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen die vaststelling geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.

3.1.

Op 1 augustus 2019 is klager door de kantonrechter veroordeeld tot betaling van achterstallige huur over de maand juni 2019 en tot betaling van de proceskosten, welke in het vonnis zijn vastgesteld op € 486,- aan griffierecht, € 103,07 aan dagvaardingskosten en € 108,- aan salaris voor de gemachtigde.

3.2.

Op 27 januari 2020 heeft een medewerkster van het kantoor van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder (hierna: de medewerkster) aan klager een schriftelijke opgave gestuurd van het op dat moment verschuldigde.

3.3.

Op 6 augustus 2020 heeft de medewerkster aan klager weer een schriftelijke opgave gestuurd van het op dat moment verschuldigde.

3.4.

Op 1 oktober 2020 is door de toegevoegd gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de AOW-uitkering van klager.

3.5.

Op 7 oktober 2020 heeft de medewerkster klager per brief gevraagd om informatie in verband met de berekening van zijn beslagvrije voet.

3.6.

Op 7 oktober 2020 en 19 oktober 2020 heeft klager schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet. In de laatste brief meldt klager voorts het volgende over de achterstallige huur: “(…) uitgaande van het feit dat de huur van juni 2019 door mij betaald is, en dat is juist.

3.7.

In reactie hierop heeft een andere medewerkster van het kantoor van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder zich op 27 oktober 2020 op het standpunt gesteld dat de beslagvrije voet juist was vastgesteld. Ook heeft zij bij klager geïnformeerd naar de betaling van de huur van juni 2019:

(…) U geeft aan dat u de huur van juni 2019 heeft betaald en in mindering dient te strekken. Graag verneem ik van u op welke datum u die huur heeft betaald. De betaling van 29 mei 2019 ziet namelijk toe op mei 2019 (en is tijdens de zitting al meegenomen) en de betaling van 1 juli 2019 op de maand juli. Mocht u een betaalbewijs kunnen overleggen, zullen wij navraag doen bij cliënte. Als het correct is dat u die maandhuur nog heeft betaald, zullen wij die betaling in mindering brengen.

3.8

Op 27 oktober 2020 heeft klager zijn klacht ingediend bij de kamer.

3.9.

Op 16 december 2020 heeft de medewerkster klager per e-mail bericht dat op 30 november 2020 de beslagvrije voet was herberekend. De medewerkster heeft klager voorts laten weten dat deze berekening op 3 december 2020 ook was verstrekt aan een collega-deurwaarder die eerder al beslag had gelegd op het pensioen van klager, met het verzoek deze berekening ook toe te passen. Klager heeft daarop geantwoord dat hij niet meer in discussie ging over deze kwestie, nu de zaak in handen was van de kamer.

3.10.

Op 17 december 2020 is door de medewerkster aan klager meegedeeld dat, na uitvoerig overleg met hun cliënt, de betaling van 1 juli 2019 (voor de huur van juni 2019) alsnog in mindering zou worden gebracht op het door klager verschuldigde.

3.11.

Na de zitting bij de kamer op 22 november 2021 heeft een juridisch medewerker van het kantoor van de toegevoegd gerechtsdeurwaarder op 24 november 2021 aan klager een financieel voorstel gedaan als genoegdoening voor de niet-adequate behandeling van het dossier en de problemen die klager heeft ervaren in de dossierbehandeling.

4 De klacht

5 Beoordeling

6 Beslissing