Gerechtshof Amsterdam, 22-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:868, 200.290.801/01
Gerechtshof Amsterdam, 22-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:868, 200.290.801/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 maart 2022
- Datum publicatie
- 25 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:868
- Zaaknummer
- 200.290.801/01
Inhoudsindicatie
Ontslag op staande voet van kok wegens – onder meer – het feit dat hij zich ziek had gemeld bij zijn werkgever terwijl hij elders verboden nevenwerkzaamheden had verricht. Corona gerelateerde klachten.
Vast staat dat hem bij aanvang van zijn dienstverband voor 32 uur toestemming is gegeven om nevenwerkzaamheden te verrichten. De stelling van werkgeefster dat bij omzetting van dit dienstverband naar 38 uur zou zijn afgesproken dat dit niet meer was toegestaan is onvoldoende onderbouwd. Verder weegt het hof mee dat werkgeefster ten aanzien van werkhervatting na corona de eis had gesteld dat werknemer 24 uur klachtenvrij moest zijn, terwijl de andere werkgever (waar werknemer als enige in een grote keuken werkte) die eis niet stelde. Het hof oordeelt anders dan de kantonrechter het ontslag op staande voet onterecht en wijst de transitievergoeding en een gematigde vergoeding wegens onregelmatig ontslag toe. Billijke vergoeding wordt op nihil gesteld.
Wetsartikelen: art. 7:683 BW, 7:673 BW en 7:677 BW
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.290.801/01
zaaknummer rechtbank 8744701 EA VERZ 20-657
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 maart 2022
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.F.R. Eisenberger te Heemskerk,
tegen
GRAND CAFÉ DE BOSBAAN B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Briedé te Amstelveen.
1 Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en De Bosbaan genoemd.
[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op
1 maart 2021, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 2 december 2020 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en de verzoeken van [appellant] alsnog zal toewijzen conform het rekest in eerste aanleg, met veroordeling van De Bosbaan in de proceskosten in beide instanties.
Op 21 december 2021 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van De Bosbaan met producties ingekomen, inhoudende het verzoek de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en te bepalen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen partijen het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [appellant] als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW), althans de gefixeerde schadevergoeding te matigen tot het in geld vastgestelde loon voor drie maanden, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten – naar het hof begrijpt – in hoger beroep.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op
2 februari 2022. Bij die gelegenheid heeft [appellant] door mr. Eisenberger voornoemd, en De Bosbaan door mr. Briedé voornoemd, het woord gevoerd, mr. Eisenberger aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben inlichtingen verschaft.
De Bosbaan heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en uitspraak bepaald.
2 Feiten
De kantonrechter heeft in de bestreden beslissing onder 1, sub 1.1 tot en met 1.31 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten behelzen, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
De Bosbaan exploiteert een horecagelegenheid aan de rand van het Amsterdamse bos. [Y] (hierna: [Y] ) is bedrijfsleider van De Bosbaan. [Z] (hierna: [Z] ) is chef-kok bij De Bosbaan en was de leidinggevende van [appellant] .
[appellant] , geboren [geboortedatum] 1981, is op 17 september 2019 in dienst getreden van De Bosbaan in de functie van kok op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die zou aflopen op 18 augustus 2020. De overeengekomen arbeidsomvang was toen 32 uur per week. Op 1 maart 2020 is tussen partijen een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand gekomen die van rechtswege zou eindigen op 2 april 2021. Daarbij is de arbeidsomvang uitgebreid naar gemiddeld 38 uur per week tegen een bruto salaris van € 2.375,00 per maand. In de arbeidsovereenkomst is geen tussentijds opzegbeding opgenomen.
In artikel 13 van de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
(…) De werknemer met een normale arbeidstijd verplicht zich in de tijd dat hij niet voor werkgever werkt (bijv. in vrije tijd of vakantie) geen betaalde arbeid van welke aard ook te verrichten, hetzij voor eigen rekening (…), hetzij voor een derde zonder toestemming van werkgever. Overtreding van deze bepaling vormt voor de werkgever een dringende reden voor ontslag op staande voet. (…).
Op 8 mei 2020 heeft [appellant] zich ziek gemeld met klachten die leken op bij het coronavirus passende klachten. [appellant] heeft daarover door middel van WhatsApp-berichten contact onderhouden met [Y] en [Z] . Uit dat berichtenverkeer met [Y] blijkt dat [appellant] op 22 mei 2020 op haar vraag hoe het met hem ging, heeft geantwoord dat hij nog niet helemaal beter was en dat zijn huisarts hem heeft gezegd thuis te blijven tot hij helemaal hersteld was. Op 25 mei 2020 heeft [Y] [appellant] het volgende bericht:
(…) fijn om te horen dat het beter gaat. Je moet volgens mij 24 uur klachtenvrij zijn. Ik heb je onder voorbehoud op het rooster (…) staan. (…).
Tussen [Z] en [appellant] heeft daarna op 28 mei 2020 het volgende WhatsApp-verkeer plaatsgevonden:
[Z] : He gozer ff vraagje kom je dit weekend denk je of niet ?? Weet ik waar ik aan toe ben nml
[appellant] : He [Z] , ik wet nóg niet, ik hoosten heel eerg nog, ik denk niet, ik kan werken maar als hoosten mag niet! Ik. Moet thuis blijven, !
[Z] : Ok ga ii er van uit dat je niet komt
[appellant] : Ik kan vanaf woensdag (3 juni, hof) in roosteren, mandag en dinsdag most mij laatste controle doen …
[Z] : We houden eerst wel even contact man voordat je gaat of mag werken (corona)
[appellant] : haha, zeker, tuurlijk mag wel
Het was cronavirus, geen HIV of hepatit B,C, mij huisarts zeg als géén hosten mag gewoon werken
Tussen [Y] , [Z] en [appellant] heeft vervolgens vanaf 29 mei
2020 app verkeer plaatsgevonden, waarbij [appellant] op 3 juni 2020 heeft aangegeven
dat zijn hoesten nog niet was gestopt en dat hij nog niet kon komen werken. Op
donderdag 4 juni 2020 heeft [appellant] gemeld aan [Z] dat hij er op
5 juni 2020 weer zou zijn. [appellant] hoefde van De Bosbaan niet te werken op 5 en 6
juni 2020 omdat er geen werk voor hem was.
Tussen [Z] en [appellant] heeft daarna op zondag 7 juni 2020 het
volgende WhatsApp-verkeer plaatsgevonden:
[appellant] : (…) ik heb het (werk rooster) gezien, ik kan alleen werken dagen (wonsdag tot zaterdag) ik kan dit tijdelijk 4 dagen werken ook zit mij (werk contract) omdat ik moet straat met andere baan! (…)” en “(…) Maar [Z] ik doe het mijn beste in alle 4 dagen (…) het is tijdelijk werk (strandtent) maat ik heb financiele problemen, [Y] wet het mij situatie! Maat alvast bedankt voor begrepen (…).
[Z] : Luister [appellant] [ [appellant] , hof] net overleg met [Y] gehad
en ja ze weet van jou financiële situatie klopt MAAR je staat hier bij bosbaan onder contract en je moet gewoon 5 dgn werken (…) en als je ergens anders erbij wil werken (jij geeft aan dat je bij een strandtent werkt) moet dat in overleg met ons staat nml in jou contract Daarbij is t beetje vreemd dat je bij een strand tent werkt terwijl je ziek bent geweest toch?
Tussen [Z] en [appellant] heeft op 8 juni 2020 het volgende WhatsApp-verkeer plaatsgevonden:
[Z] : (…) Heb zondag vrij geregeld voor je dus hoef je niet te werken maar volgende week wel 5 dgn of regel t anders met [Y] ok snap jou ook (…).
[appellant] : [Z] bedankt voor jou begrepen, maar ik kan niet 5 dagen werken, alleen tot 4 maanden, naa 4 manden kan ik wel. Ik moest mij financiële problemen zelf oplossen, ik ga met [Y] spreken, wij zijn genoeg prsonl toch? Ik kan 4 dagen vanaf 10:00 tot sluit werke! Wonsdag naa rechtbank ik kom ev spreken (…).
Op 10 juni 2020 heeft [appellant] zijn werk bij De Bosbaan hervat.
[appellant] werd vervolgens ingeroosterd – en heeft gewerkt – bij De Bosbaan op woensdag 10 tot en met zaterdag 13 juni 2020, en op woensdag 17 tot en met zaterdag 20 juni 2020.
Met ingang van 24 juni 2020 heeft [appellant] zich ziek gemeld. Diezelfde dag
heeft [appellant] een verwijsbrief van de huisarts aan [Y] gezonden. Uit de
verwijsbrief blijkt dat de huisarts [appellant] heeft doorverwezen naar gespecialiseerde
geestelijke gezondheidszorg. In het whatsapp-verkeer tussen [Y] en [appellant] op
24 juni 2020 is het volgende vermeld:
[appellant] : Hey [Y] , ik ben misselijk, ook duizelig, ik vanaf zaterdag ook niet gewerkt bij andere bedrijf, vandag ik krijgen verwijsbrief van mij huisarts sturen naar jou, sorry
[Y] : Je treft het niet zo met ziek zijn. Ik zie de brief graag tegemoet. Beterschap!
Op 29 juni 2020 heeft de eigenaar van de strandtent Safari Lodge (hierna:
Safari Lodge) een bezoek gebracht aan De Bosbaan. Deze eigenaar heeft aan [Z] meegedeeld dat [appellant] ook een arbeidsovereenkomst met Safari Lodge was aangegaan voor 32 uur per week. Vast staat dat [appellant] bij Safari Lodge heeft gewerkt op 31 mei, 1 juni en 2 juni 2020.
Op 7 juli 2020 heeft [Y] [appellant] bevestigd dat De Bosbaan hem zal aanmelden bij de bedrijfsarts en dat de bedrijfsarts vervolgens met [appellant] contact zal opnemen.
Op 10 juli 2020 heeft [X] (hierna: [X] ), directeur van De Bosbaan, een huisbezoek afgelegd op de door [appellant] opgegeven adressen, te weten het adres [adres 1] en het adres [adres 2] . Toen [appellant] daar niet werd aangetroffen, heeft telefonisch contact tussen [X] en [appellant] plaatsgevonden. Omdat [X] voor [appellant] een onbekend persoon was, wilde hij tegenover hem geen verklaring afleggen.
Op 12 juli 2020 heeft [appellant] [Y] (kort gezegd) bericht dat hij op 9 juli 2020 met urgentie moest verhuizen naar het adres [adres 3] , dat het telefoongesprek van 10 juli 2020 vervelend voor hem was, dat hij zich bij zowel De Bosbaan als bij zijn andere werkgever heeft ziek gemeld en dat hij de hele dag ziek thuis is, maar vanwege zijn klachten met niemand contact wil hebben.
De Bosbaan heeft [appellant] bij brief van 21 juli 2020 op staande voet ontslagen. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) Op grond van het voorgaande concluderen wij dat u toegeeft dat u twee (fulltime) banen heeft, namelijk de Bosbaan en Safari Lodge in Zandvoort en dat u – terwijl u ziek stond gemeld bij de Bosbaan – in Safari Lodge heeft gewerkt. U stelt dat [Y] en [Z] hiervan op de hoogte waren maar dit is onjuist. Beide personen wisten hier niets van en hebben u (vanzelfsprekend) nooit toestemming gegeven om in Zandvoort horecawerkzaamheden te verrichten, terwijl u nota bene ziek was bij ons en nota bene zelf stelt dat u prikkels moet voorkomen. Dat naleving van het nevenwerkzaamhedenverbod voor de Bosbaan van groot belang is, blijkt ook wel uit het feit dat in uw arbeidsovereenkomst is bepaald dat een overtreding van dit verbod een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert. (…)Verder stellen wij vast dat u het ziekteverzuimreglement heeft overtreden en hierover ook nog eens een verklaring in strijd met de waarheid aflegt. (…). Zoals aangekondigd in onze brief van 18 juli 2020 ontslaan wij u hierbij dan ook op staande voet.
De reden van uw ontslag op staande voet betreft de door u verrichte verboden nevenwerkzaamheden bij Safari Lodge in Zandvoort, terwijl u zich bij ons had ziek gemeld, uw overtredingen van het ziekteverzuimreglement en uw leugen over uw adres (wijziging). Wij menen dat deze gedragingen zowel ieder voor zich als in willekeurige onderlinge samenhang bezien, één of meerdere dringende reden(en) oplevert/opleveren die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. (…)”.
Bij e-mail van 20 oktober 2020 aan mr. Briedé heeft [Y] het volgende geschreven:
“Ik wist alleen dat toen hij [ [appellant] ; hof] bij ons kwam werken op basis van een 32-urige contract hij in zijn vrije uren vanwege financiële problemen af en toe enkele uurtjes als kok wat bijkluste. Dat heb ik destijds goedgekeurd, ook omdat hij geen fulltime dienstverband bij ons had. Hij wilde bij ons een fulltime contract en dat heeft hij zelfs eerder gekregen. (…) Met de wijziging van de urenomvang naar 38 uur per week per 1 maart 2020 hebben wij afgesproken dat [appellant] niet meer zou bijklussen (…)
3 3. Beoordeling
[appellant] heeft in eerste aanleg de kantonrechter verzocht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, De Bosbaan te veroordelen tot betaling van
- de transitievergoeding van € 761,60 bruto;
- de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 20.520,-- bruto, zijnde het loon tot 2 april 2021 (de datum waarop het dienstverband van rechtswege zou zijn geëindigd);
- een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto of enig ander bedrag;
- betaling van € 6.982,50 ter zaken van achterstallig loon, vakantiegeld en de wettelijke verhoging;
-de proceskosten;
-de wettelijke rente over de voorgaande bedragen.
De Bosbaan heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en een zelfstandig tegenverzoek gedaan strekkende tot betaling door [appellant] van de gefixeerde schadevergoeding van € 21.601,16 netto. [appellant] heeft hiertegen verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking de verzoeken van [appellant] afgewezen en De Bosbaan in haar tegenverzoek niet ontvankelijk verklaard. Tegen de voor hem ongunstige beslissingen komt [appellant] op met vier grieven.
In dit geschil staat de vraag centraal of De Bosbaan [appellant] terecht op staande voet heeft ontslagen op 21 juli 2020. Blijkens de ontslagbrief van 21 juli 2020 is de opgegeven dringende reden (i) de door hem verrichte verboden nevenwerkzaamheden bij Safari Lodge in Zandvoort, terwijl hij zich bij De Bosbaan had ziek gemeld, en/of (ii) overtredingen van het ziekteverzuimreglement en/of (iii) een leugen over de adreswijziging van [appellant] . Weliswaar heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 8 van de bestreden beschikking – door [appellant] niet aangevallen – het (volgens De Bosbaan) verboden karakter van de (neven)werkzaamheden bij Safari Lodge buiten de ontslaggrond gehouden, maar De Bosbaan gaat er in haar verweerschrift terecht van uit dat volgens de ontslagbrief dat verboden karakter wel een rol speelde.’ Het is duidelijk dat de kantonrechter de hiervoor onder (i) geformuleerde dringende reden aanwezig heeft geacht en dat [appellant] beoogt met de grieven I en II hiertegen op te komen.
[appellant] komt met grief I op tegen rechtsoverweging 8, (uitsluitend) voor zover het betreft de overweging van de kantonrechter dat [appellant] op 31 mei, 1 juni en 2 juni 2020arbeidsongeschikt was, maar wel nevenwerkzaamheden heeft verricht bij Safari Lodge. Met grief II komt [appellant] op tegen rechtsoverweging 9 van de bestreden beschikking, waarin de kantonrechter in gaat op – samengevat – de nevenwerkzaamheden van [appellant] en de eventuele bekendheid daarmee van De Bosbaan. Grief III betoogt dat de kantonrechter niet alle relevante persoonlijke omstandigheden van [appellant] in de beoordeling heeft betrokken, en met grief IV komt [appellant] op tegen de proceskostenveroordeling.
Grief I en II lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Vast staat dat [appellant] zich ziek had gemeld bij De Bosbaan, en dat hij op het moment dat hij werkzaamheden heeft verricht bij Safari Lodge op 31 mei en 1 en 2 juni 2020, zich nog niet beter had gemeld bij De Bosbaan. Op grond van het hiervoor onder 2.6 weergegeven WhatsApp-verkeer staat naar het oordeel van het hof vast dat [Y] op 25 mei 2020 aan [appellant] heeft laten weten dat hij 24 uur klachtenvrij moest zijn voordat hij weer aan het werk kon gaan. Vervolgens heeft [appellant] in het WhatsApp-verkeer met [Z] op 28 mei 2020 (zie onder 2.7) - samengevat - aangegeven dat hij weer kon werken, maar dat zo lang hij nog hoestte, hij niet mocht werken. Dit was in overeenstemming met de door de overheid gestelde (corona)regels.
Omdat de werkomstandigheden bij Safari Lodge anders waren dan bij De Bosbaan (Safari Lodge beschikte namelijk over een ruime keuken, waar [appellant] alleen stond) en Safari Lodge anders dan De Bosbaan niet de eis stelde dat hij 24 uur klachtenvrij moest zijn, is [appellant] wel bij Safari Lodge gaan werken.
Vast staat dat [Y] [appellant] vanaf aanvang van zijn dienstverband voor 32 uur bij De Bosbaan toestemming heeft gegeven om nevenwerkzaamheden te verrichten.
[Y] heeft bij e-mail van 20 oktober 2020 verklaard dat zij bij de uitbreiding van het dienstverband van [appellant] naar 38 uur (per 1 maart 2020) met hem heeft afgesproken dat hij niet meer zou bijklussen. Zij maakt echter niet duidelijk waar en wanneer dat gesprek heeft plaatsgevonden en geeft daarover geen details.
Het hof kan die afspraak om geen nevenwerkzaamheden te verrichten niet goed verenigen met het WhatsApp-verkeer tussen [Y] en [appellant] nadien. Zo blijkt uit het bericht van [appellant] van 24 juni 2020 dat hij [Y] spontaan mededeelt dat hij wegens zijn ziekte “ook niet gewerkt heeft bij het andere bedrijf”. Het ligt niet voor de hand dat [appellant] dit spontaan meldt als hem die werkzaamheden strikt verboden zouden zijn geweest. [Y] heeft op dat bericht ook niet gereageerd in die zin; zij heeft hem uitsluitend beterschap gewenst, terwijl het voor de hand had gelegen dat zij op dit bericht, als zij [appellant] geheel en al had verboden nevenwerkzaamheden te verrichten, had gereageerd met een bericht waarin dat verbod nog eens onder de aandacht van [appellant] zou zijn gebracht. De uitleg die [Y] hieraan geeft dat zij hierop niet reageerde, omdat zij het een nutteloze opmerking vond, kan het hof niet goed plaatsen. Immers, het feit dat [appellant] berichtte dat hij vanwege zijn ziekte niet bij het andere bedrijf werkte, impliceert dat hij dat, als hij niet ziek is, wel doet en nodigde dan ook uit tot een reactie. Hier komt nog bij dat het werken bij een ander bedrijf dan De Bosbaan ook in het WhatsApp-verkeer op 7 juni 2020 aan de orde was geweest. [Z] heeft [appellant] in dat gesprek duidelijk gemaakt dat werken bij een derde alleen kon in overleg met De Bosbaan. Van een algeheel verbod op nevenwerkzaamheden rept hij niet. Juist na deze toch als waarschuwing aan te merken mededeling [Z] had het in de rede gelegen – wanneer daadwerkelijk vanaf 1 maart 2020 sprake zou zijn van een algeheel verbod op het verrichten van nevenwerk – om [appellant] naar aanleiding van diens bericht van 24 juni 2020 onomwonden duidelijk te maken dat werken bij een derde (gewoon helemaal) niet mocht. Dat heeft De Bosbaan niet gedaan. Ten slotte blijkt uit het werkrooster dat [appellant] na zijn herstel van corona vanaf 10 juni 2020 vier dagen per week heeft gewerkt bij De Bosbaan, zoals hij ook had aangegeven te willen in verband met zijn werk bij Safari Lodge. Het ligt niet voor de hand dat De Bosbaan daarin bewilligt als zij meende dat nevenwerkzaamheden strikt verboden waren. In het licht van de voorgaande feiten en omstandigheden had het op de weg van De Bosbaan gelegen om een voldoende concreet en specifiek bewijsaanbod te doen van haar stelling dat [Y] [appellant] vanaf 1 maart 2020 een algeheel verbod op het verrichten van nevenwerk heeft opgelegd. Het hof is dan ook van oordeel dat de onder 3.4 onder (i) genoemde ontslagreden in rechte niet is komen vast te staan. In zoverre slagen de grieven.
Vervolgens dient – op grond van de devolutieve werking van het appel – alsnog beoordeeld te worden of de overige twee dringende redenen die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd (overtreding van het ziekteverzuimreglement en een leugen over de adreswijziging) dit ontslag kunnen dragen.
Ten aanzien van de gestelde overtreding van het ziekteverzuimreglement en het verwijt dat [appellant] gelogen heeft over zijn verhuizing, overweegt het hof dat deze feiten – indien en voor zover zij al vast zouden komen te staan - noch afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang het ontslag op staande voet kunnen dragen. Aangenomen al dat [appellant] verhuizingen niet steeds binnen 24 uur heeft doorgegeven, zoals in het verzuimreglement is voorgeschreven, dan kan dit naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als een ernstig verzuim, noch is sprake van een situatie waarin [appellant] zich willens en wetens onbereikbaar heeft gehouden voor De Bosbaan. De Bosbaan heeft na de ziekmelding van 24 juni 2020 weliswaar aangekondigd dat zij de bedrijfsarts zou inschakelen, maar gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd, en evenmin dat [appellant] enig voorschrift van de bedrijfsarts en/of een oproep om bij de bedrijfsarts te verschijnen, heeft genegeerd. Het feit dat [appellant] niet wilde ingaan op verzoeken van zijn werkgever om een gesprek kan hem niet worden tegengeworpen, mede in het licht van het bij De Bosbaan bekende gegeven dat [appellant] zich ziek had gemeld met psychische klachten.
Uit al het voorgaande volgt dat geen sprake was van een geldig ontslag op staande voet, zodat grief III geen bespreking meer behoeft.
Ten aanzien van de verzoeken van [appellant] wordt het volgende overwogen. De transitievergoeding van € 761,60 bruto is op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a BW verschuldigd en zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2020.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:672 lid 9 BW is De Bosbaan voorts een vergoeding verschuldigd gelijk aan het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst zou hebben voortgeduurd indien deze van rechtswege was geëindigd. [appellant] heeft onbetwist gesteld dat dit de periode betreft van augustus 2020 tot en met maart 2021, waarmee een bedrag van € 20.520,- bruto is gemoeid. Het hof leest in randnummer 40 van het verweerschrift in eerste aanleg een beroep op matiging van deze vergoeding tot de wettelijke ondergrens zijnde het loon over drie maanden zoals bedoeld in artikel 7:672 lid 10 BW. Het hof ziet aanleiding in de omstandigheden van het onderhavige geval om dit beroep op matiging te honoreren. Daarbij kent het hof betekenis toe aan het feit dat [appellant] niet open heeft besproken dat hij ondanks zijn ziekmelding en hoesten (op 31 mei 2020, 1 juni 2020 en 2 juni 2020) wel (al) bij Safari Lodge ging werken maar nog niet bij De Bosbaan en dat [appellant] gelet op zijn werk bij Safari Lodge wel inkomen (op basis van een dienstverband van 32 uur) heeft genoten. Derhalve wordt als vergoeding wegens onregelmatig ontslag (slechts) een bedrag van € 7.125,-- bruto (3x € 2.375,-- bruto) toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van ontslag.
[appellant] verzoekt voorts – als alternatief voor het door hem overigens niet verzochte herstel van zijn dienstverband – toekenning van een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto of enig ander bedrag. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval overeenkomstig de in de jurisprudentie van de Hoge Raad ontwikkelde gezichtspunten
zoals ontwikkeld in HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (New Hairstyle)
en later verfijnd in HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (Stichting Zinzia), HR 8\
juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:857 (Van der Wekke), HR 30 november 2018,
ECLI:NL:HR:2018:2218 (Servicenow) en HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:955
(Blue Circle). De verwachte levensduur van de arbeidsovereenkomst indien het
ontslag op staande voet zich niet zou hebben voorgedaan (dit criterium wordt ook wel
aangeduid als “de waarde” van de arbeidsovereenkomst) is daarbij een belangrijk
gezichtspunt. De arbeidsovereenkomst van [appellant] zou van rechtswege zijn
geëindigd per 2 april 2021, terwijl hij voor het gemis van loon over deze periode
reeds ten dele is gecompenseerd met toekenning van de vergoeding wegens
onregelmatig ontslag. Voorts weegt het hof alle omstandigheden van het geval mee
waaronder het feit dat [appellant] ter zake het feit dat hij ten tijde van zijn ziekmelding
bij De Bosbaan omstreeks 31 mei en 1 en 2 juni 2020, De Bosbaan niet heeft laten
weten dat hij wel zou gaan werken bij Safari Lodge. Het hof stelt de billijke
vergoeding op nihil.
[appellant] heeft ten slotte in eerste aanleg betaling van € 6.982,50 ter zake van achterstallig loon, vakantiegeld en de wettelijke verhoging gevorderd. Weliswaar handhaaft [appellant] blijkens het petitum in hoger beroep deze vordering, maar nu hij geen grieven heeft gericht tegen de overweging van de kantonrechter in de bestreden beschikking om dit verzoek af te wijzen, zal het hof uit gaan van deze beslissing van de kantonrechter.
Het hof ziet in het feit dat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld aanleiding om de proceskosten in beide instanties te compenseren. Grief IV slaagt derhalve.
Om praktische redenen zal het hof de bestreden beschikking integraal vernietigen en beslissen zoals hierna zal worden vermeld.