Gerechtshof Amsterdam, 24-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2507, 200.324.285/01
Gerechtshof Amsterdam, 24-10-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2507, 200.324.285/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 oktober 2023
- Datum publicatie
- 25 oktober 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2023:2507
- Zaaknummer
- 200.324.285/01
Inhoudsindicatie
Partneralimentatie. Nihilbeding in overeenkomst kort na huwelijkssluiting partijen in Marokko nietig? Artikel 1:158 BW en 1:400 lid 2 BW. Bevoegdheid Nederlandse rechter. Mutta-vergoeding.
Uitspraak
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.324.285/01
zaaknummer rechtbank: C/13/715349 / FA RK 22-1761
beschikking van de meervoudige kamer van 24 oktober 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Aynan te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T. Hoekx-Audiffred te Amsterdam.
Als belanghebbende is aangemerkt na te noemen minderjarige:
- [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
Als informant is aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio [plaats A] , gevestigd te [plaats A] (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.
1 Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2022 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
De moeder is op 12 maart 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voornoemde beschikking van 14 december 2022.
De vader heeft op 25 mei 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
De moeder heeft op 13 juli 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 22 juli 2023 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de moeder van 25 juli 2023 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de moeder van 6 september 2023 met bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft op 11 september 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Voor de moeder is tijdens een deel van de mondelinge behandeling S. el Mathari opgetreden als tolk in de Marokkaans-Arabische taal. Met instemming van de moeder is de mondelinge behandeling daarna voortgezet zonder tolk.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door D.M. van Dijk.
De GI is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
3 De feiten
Partijen zijn [in] 2018 met elkaar gehuwd te [plaats B ] , Marokko, welk huwelijk blijkens de Basisregistratie Personen op 21 april 2022 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de Marokkaanse rechter van 21 april 2022.
De moeder heeft de Marokkaanse nationaliteit en de vader heeft de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
Het minderjarige kind van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk: de ouders) is:
- [minderjarige] , geboren [in] 2021.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
Nog voor de geboorte van [minderjarige] zijn de ouders uit elkaar gegaan. De vader heeft [minderjarige] nog nooit gezien.
De vader is in Marokko een echtscheidingsprocedure gestart en de moeder in Nederland.
Bij beschikking voorlopige voorziening van 17 november 2021 is, voor zover thans van belang, bepaald dat de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna ook: kinderalimentatie) € 577,- per maand en als uitkering tot het levensonderhoud van de moeder (hierna ook: partneralimentatie) een bedrag van € 777,- per maand zal voldoen met ingang van 17 november 2021.
Bij beschikking van 9 maart 2022 is de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, omdat het inleidende verzoekschrift van 7 september 2021 niet binnen veertien dagen aan de vader is betekend.
Op 21 april 2022 heeft de Marokkaanse rechter de definitieve echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Tevens heeft de rechter de moeder toestemming verleend een geldbedrag op te nemen met betrekking tot haar rechten die uit de echtscheiding voortvloeien als gestort op rekening [000] d.d. 11/0403/2022 welk bedrag is opgebouwd uit 50.000 MAD zijnde een Mutta-vergoeding en 4.500 MAD zijnde een woonkostenvergoeding tijdens de wachtperiode. Daarnaast is de omgang tussen de vader en [minderjarige] bepaald op elke zondag van 9.00 uur tot 18.00 uur.
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 25 mei 2022 is, voor zover thans van belang, bepaald dat de vader aan de moeder een kinderalimentatie van € 588,- per maand en een partneralimentatie van € 1.113,- per maand zal voldoen met ingang van 11 maart 2022. In het kader van een door de vader verzochte zorgregeling is aan de raad gevraagd om advies uit te brengen.
Bij beschikking van 22 juli 2022 is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen, zoals vastgesteld bij beschikking van 25 mei 2022, omdat geen sprake is van dermate gewijzigde omstandigheden sinds het geven van deze beschikking, dan wel dat er in deze beschikking van onjuiste feiten of omstandigheden is uitgegaan.
Bij de in zoverre niet bestreden beschikking van 14 december 2022 is (onder andere) de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding, vanwege de reeds in Nederland ingeschreven Marokkaanse echtscheidingsbeschikking.
Tevens is bepaald dat de vader aan de moeder een kinderalimentatie van € 520,- per maand zal voldoen met ingang van 18 maart 2022.
Verder is het verzoek aan de raad aangaande de zorgregeling gehandhaafd en aanvullend aan de raad verzocht onderzoek te doen naar de gezagsvoorziening.
Bij vonnis in kort geding van 27 februari 2023 zijn, voor zover thans van belang, geweigerd de door de vader gevraagde voorzieningen de moeder op straffe van een dwangsom te veroordelen mee te werken aan een onbegeleide, dan wel begeleide zorgregeling.
Bij beschikking van 23 juni 2023 zijn de verzoeken van de vader tot wijziging van het gezamenlijk gezag in die zin dat het gezag voortaan alleen aan hem toekomt en tot voornaamswijziging van [minderjarige] naar [naam] pro forma aangehouden tot 10 juli 2023 en is de raad verzocht tevens onderzoek te doen naar de vraag of wijziging van de voornaam van [minderjarige] in het belang van het kind is.
Bij beschikking van 21 juli 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar.