Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1382, 200.313.528/01

Gerechtshof Amsterdam, 21-05-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1382, 200.313.528/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 mei 2024
Datum publicatie
5 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:1382
Zaaknummer
200.313.528/01

Inhoudsindicatie

In deze zaak komt het hof (grotendeels) tot een andere bewijswaardering dan de kantonrechter. Het hof acht niet bewezen dat partijen een arbeids¬over¬een¬komst voor bepaalde tijd hebben gesloten en een nettoloon van € 1900,- per maand zijn overeengekomen. Net als de kantonrechter, acht het hof evenmin bewezen dat de werkgever de werknemer een voorschot heeft verstrekt van € 1.500,- netto.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.313.528/01

zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 9231029 \ CV EXPL 21-1911

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 mei 2024

in de zaak van

[appellant],

wonende te [plaats], gemeente [plaats 2],

appellant tevens incidenteel geïntimeerde,

advocaat: mr. E. Weijer te Utrecht,

tegen

FACILITY CLIMATE B.V.,

gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,

geïntimeerde tevens incidenteel appellante,

advocaat: mr. M.L.E. Hol te 's-Hertogenbosch.

Partijen worden hierna [appellant] en Facility Climate genoemd.

1 De zaak in het kort

In deze zaak komt het hof (grotendeels) tot een andere bewijswaardering dan de kantonrechter. Het hof acht niet bewezen dat partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hebben gesloten en een nettoloon van € 1900,- per maand zijn overeengekomen. Net als de kantonrechter, acht het hof evenmin bewezen dat de werkgever de werknemer een voorschot heeft verstrekt van € 1.500,- netto.

2 Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 14 juni 2022 tevens houdende incident ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in hoger beroep gekomen van een vonnis van 9 juni 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland locatie Zaanstad (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Facility Climate als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie (hierna: het bestreden vonnis).

Bij tussenarrest van 9 augustus 2022 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022. Een minnelijke regeling is niet tot stand gekomen.

Bij tussenarrest van 18 april 2023 heeft het hof - na verweer van Facility Climate - in het incident ex artikel 351 Rv de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis geschorst totdat het hof in de hoofdzaak eindarrest heeft gewezen, onder de voorwaarde dat [appellant] de gelden die hij zal ontvangen uit hoofde van de Ziektewetuitkering op zijn kosten in depot stort bij een notaris totdat uitspraak in hoger beroep is gedaan.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met productie 17;

- akte van depot [appellant], waarbij als productie 18 een USB-stick ter griffie is gedeponeerd;

- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;

- memorie van antwoord in incidenteel appel;

- akte Facility Climate, strekkende tot een verzoek om een mondelinge behandeling.

Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 17 april 2024 - beiden aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd - laten toelichten, [appellant] door mr. Weijer voornoemd en Facility Climate door mr. Hol voornoemd.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellant] heeft in principaal appel geconcludeerd dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

het bestreden vonnis zal vernietigen, voor zover daarin beslissingen ten nadele van [appellant] zijn genomen;

de vorderingen van Facility Climate alsnog zal afwijzen en die van [appellant] alsnog zal toewijzen;

Facility Climate zal veroordelen om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan aan hem terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente;

Facility Climate zal veroordelen in de kosten van beide instanties met nakosten en rente.

Facility Climate heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging (het hof begrijpt voor zover daarin beslissingen in haar voordeel zijn genomen) met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de proceskosten met rente.

In incidenteel appel heeft Facility Climate geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, voor zover daarin beslissingen ten nadele van Facility Climate zijn genomen, zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - de vorderingen van Facility Climate alsnog zal toewijzen, met voordeling van [appellant] in de proceskosten met rente.

[appellant] heeft in incidenteel appel geconcludeerd tot bekrachtiging, met veroordeling van Facility Climate in de proceskosten.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis (en in het mondelinge tussenvonnis van 7 oktober 2021) geen feiten opgenomen. Het hof gaat uit van de volgende feiten, die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan.

3.1.

[appellant] is op 15 februari 2020 bij Facility Climate in dienst getreden in de functie van service/onderhoudsmonteur op basis van een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week.

3.2.

In de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde cao voor het Metaalbewerkingsbedrijf (hierna: de cao), die van 31 december 2019 tot 1 oktober 2021 algemeen verbindend is verklaard, is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 11 lid 2:

Als de werkgever salaris betaalt, stuurt hij de werknemer een loonstrook.

Artikel 12 lid 1:

Standaard is een arbeidsovereenkomst voor ‘onbepaalde tijd’.

Artikel 13 lid 1:

Anders dan in artikel 12.1 is geregeld, kan een arbeidsovereenkomst alleen maar tijdelijk zijn als dat schriftelijk is afgesproken. Deze arbeidsovereenkomst voor ‘bepaalde tijd’ kan voor een bepaalde periode of voor een bepaalde taak zijn.

3.3.

Bij e-mail van 13 maart 2020 heeft [Naam], projectleider bij Facility Climate (hierna: [Naam]), [appellant] een loonadministratieformulier toegezonden, met het verzoek dat ingevuld te retourneren.

3.4.

Op 18 maart 2020 heeft [Naam] het door [appellant] ingeleverde formulier samen met een kopie van de ID-kaart van [appellant] per e-mail naar SHJ Controlling, Advies & Administraties gezonden, die de loonadministratie van Facility Climate verzorgt (hierna: SHJ).

3.5.

Op het formulier is met de hand geschreven de naam van [appellant] vermeld en per werkdag het aantal uren (8) ingevuld. Met de computer is aangekruist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en is € 3.200,- vermeld bij het brutoloon.

3.6.

In het op basis van de melding van de zijde van Facility Climate door [appellant] ontvangen verzekeringsbericht van het UWV wordt bij contractvorm ‘schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, geen oproepovereenkomst’ vermeld.

3.7.

Over de maanden februari 2020 tot en met juni 2020 heeft [appellant] steeds € 1.900,- netto betaald gekregen met als omschrijving ‘[appellant], voorschot loon (…)’.

3.8.

Bij WhatsAppbericht van 21 juni 2020 heeft [appellant] [Naam 2], algemeen directeur van Facility Climate (hierna: [Naam 2]), het volgende geschreven:
‘[Naam 2] ([Naam 2] - hof) goedemorgen, weet jij al wanneer ik de rest van mijn salaris kan krijgen en waneer ik mijn volledige salaris krijg? Ben momenteel in de knoop aan t raken met mijn vaste lasten (…)’.

3.9.

[appellant] heeft [Naam 2] per WhatsAppbericht van 23 juni 2020 gevraagd om een loonstrook toe te sturen (die hij tot dan toe niet had ontvangen).

3.10.

Bij WhatsAppbericht van 30 juni 2020 heeft [appellant] [Naam 2] geschreven:
“(…), ik heb vandaag weer maar €1900,- overgemaakt gekregen. Ik kom nu 4x €550,=(€2200,-) tekort en heb nog niks van mijn loonstroken gehoord! (…)”

3.11.

Bij e-mail van 1 juli 2020, heeft [naam 3] (hierna: [naam 3]), de partner van [appellant] Facility Climate verzocht om een kopie van de arbeidsovereenkomst toe te sturen.

3.12.

[appellant] heeft zich op 1 juli 2020 ziekgemeld bij Facility Climate.

3.13.

Op 2 juli 2020 heeft Facility Climate [appellant] een alleen door Facility Climate getekend contract voor bepaalde tijd (tot 15 augustus 2020) toegezonden waarin een salaris van
€ 1.900,- netto is genoemd.

3.14.

[appellant] heeft daar op 3 juli 2020 telefonisch bezwaar tegen gemaakt bij Facility Climate.

3.15.

Bij e-mail van 3 juli 2020 heeft SHJ [appellant] loonspecificaties over februari tot en met juni 2020 toegezonden. Op deze loonspecificaties is bij ‘uit dienst’ ‘15-08-2020’ vermeld en bij ‘AO onb. tijd’ ‘Ja’.

3.16.

Bij brief van 21 juli 2020 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [appellant] Facility Climate geschreven dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten met een brutoloon van € 3.200,-. Facility Climate is verzocht de bedrijfsarts in te schakelen en gesommeerd het achterstallige loon te betalen.

3.17.

Bij e-mail van 10 augustus 2020 heeft [Naam 2] de gemachtigde van [appellant] geschreven dat een arbeidsovereenkomst voor een half jaar was overeengekomen die op 15 augustus 2020 eindigt en dat [appellant] op 15 februari een contant bedrag van € 1500,- heeft ontvangen als voorschot/lening, waar een getuige van is. In deze e-mail is ook een overzicht gegeven van de per bank aan [appellant] gedane betalingen.

3.18.

[appellant] heeft op 10 september 2020 een kortgedingdagvaarding uitgebracht. Hij vorderde onder meer door een bedrijfsarts te worden onderzocht, toegelaten te worden tot de overeengekomen werkzaamheden zodra hij in staat is te re-integreren, veroordeling van Facility Climate tot betaling van achterstallig loon, doorbetaling van loon vanaf
1 september 2020 en veroordeling van Facility Climate om correcte salarisspecificaties te verstrekken.

3.19.

De vordering is - na verzet tegen een toewijzend verstekvonnis - bij kortgedingvonnis van 19 januari 2021 - bijna geheel - toegewezen door de kantonrechter.

3.20.

[appellant] is in ieder geval twee jaar arbeidsongeschikt gebleven. In die twee jaar zijn er
- na het kortgedingvonnis - re-integratieinspanningen verricht door partijen. Een door [appellant] aangevraagde WIA-uitkering is afgewezen.

3.21.

Na het bestreden vonnis heeft [appellant] achtereenvolgens een ZW-uitkering, een WW-uitkering en een bijstandsuitkering ontvangen. Die laatste uitkering ontvangt [appellant] - die thans weer arbeidsgeschikt is - nog steeds. Hij is bezig in overleg met de gemeente een eigen bedrijf op te zetten.

3.22.

[appellant] heeft in vervolg op het incidentele tussenarrest van 18 april 2023 € 6.000,- bij de notaris in depot gestort.

4 Eerste aanleg

5 Beoordeling

6 Beslissing