Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-06-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2272, 200.333.328/01

Gerechtshof Amsterdam, 25-06-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2272, 200.333.328/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 juni 2024
Datum publicatie
14 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:2272
Zaaknummer
200.333.328/01

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. De zaak gaat over de wijze waarop de transitievergoeding moet worden berekend. Het hof oordeelt dat onverkorte toepassing van de wettelijke referteperiode in dit geval niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Verder oordeelt het dat de pensioentoeslag en (de waarde van) toegekende aandelen en opties beschouwing blijven bij het berekenen van de transitievergoeding. Dat geldt ook voor de ‘Deferred annual bonus’ over 2017/2018, waarvan de rechtbank had geoordeeld dat die wel meegenomen moest worden. Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de werknemer recht had op (of vergaand in onderhandeling waren over) een uitbetaling in geld in plaats van toekenning in aandelen.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.333.328/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam: C/13/731671 / HA RK 23-103

beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 juni 2024

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant in principaal appel,

geïntimideerde in incidenteel appel,

advocaat: mr. R.K.A Kop te Nijmegen

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMPASS GROUP NEDERLAND HOLDING B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel

advocaat: mr. C.E. Stratenus te Amsterdam

Waar gaat de zaak over?

Deze zaak gaat over de wijze waarop de transitievergoeding moet worden berekend. Het hof moet oordelen over de vraag welke referteperiode voor de variabele looncomponenten moet worden gehanteerd en of de maandelijkse pensioencompensatie en (de waarde van) aandelen en opties moeten worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Compass Group genoemd.

[appellant] is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 12 oktober 2023, onder aanvoering van grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de rechtbank Amsterdam onder bovengenoemd zaaknummer op 13 juli 2023 heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, (I) bepaalt dat de transitievergoeding moet worden berekend overeenkomstig de berekeningen van [appellant], (II) Compass Group veroordeelt om het nog niet uitbetaalde gedeelte van de transitievergoeding, zijnde een bedrag van € 283.068,86 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023, alsnog aan [appellant] te betalen en (III) Compass Group veroordeelt in de proceskosten in beide instanties.

Op 15 maart 2024 is ter griffie van het hof een verweerschrift in principaal appel tevens beroepschrift in incidenteel appel van Compass Group ingekomen. In principaal appel heeft Compass Group het hof verzocht de verzoeken van [appellant] af te wijzen en hem te veroordelen in de kosten van de procedure in principaal appel. In incidenteel appel heeft Compass Group het hof verzocht de beschikking te vernietigen, voor zover Compass Group is veroordeeld aan [appellant] een aanvullend bedrag aan transitievergoeding van € 10.186,81 bruto te betalen en [appellant] te veroordelen tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 juli 2023. Tot slot wordt verzocht [appellant] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de nakosten.

De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 april 2024. Bij die gelegenheid hebben de advocaten, voornoemd, namens partijen het woord gevoerd, waarbij zij zich hebben bediend van aan het hof overgelegde aantekeningen. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord. [appellant] heeft voorafgaand aan de zitting nog nadere stukken, waaronder een verweer in reactie op het incidenteel appel, overgelegd en verzocht om extra spreektijd, welk verzoek door het hof is gehonoreerd.

Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

Ten slotte is uitspraak bepaald. De datum van de uitspraak is bepaald op vandaag.

2 Feiten

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking onder 2.1. tot en met 2.8. een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan, aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, zal uitgaan. In deze zaak gaat het om het volgende.

2.1.

[appellant] is op 1 juli 2012 als statutair directeur op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Compass Group.

2.2.

Compass Group behoort tot een groep vennootschappen die foodservices aanbiedt.

2.3.

Het vaste salaris van [appellant] bedroeg laatstelijk € 33.333,33 bruto per maand inclusief vakantietoeslag. Daarnaast ontving hij de maandelijkse toeslagen op de loonstrook vermeld als ‘compens NN-B’ en ‘compens NN-B Bonus’ (hierna: de pensioencompensatie) en nam hij deel aan een ‘bonus scheme’, het Deferred Annual Bonus Plan (DAB) en een Long Incentive Plan (LTI). In 2012 en 2013 zijn aan [appellant] aandelenopties toegekend.

2.4.

In artikel 8.2 van de arbeidsovereenkomst van [appellant] staat:
‘In addition, the Employee shall be eligible to participate in any share option or other long term incentive scheme that the Employer at its absolute discretion may offer from time to time. Participation in and any payments under any such arrangements in non-contractual, shall not be treated as part of basic salary for any purpose and shall not be pensionable. The Employer reserves the right to vary or withdraw this benefit at any time at its sole discretion without compensation. (…)’.

2.5.

Vanwege COVID-19 heeft Compass Group een beroep gedaan op overheidssteunregeling (NOW-regeling).

2.4.

Op 19 mei 2020 heeft [appellant] zich ziek gemeld.

2.6.

Op de buitengewone aandeelshoudersvergadering (hierna: AvA) van 9 juni 2022 is besloten tot ontslag van [appellant] als statutair bestuurder en tot opzegging van zijn arbeidsovereenkomst per 1 januari 2023. De AvA was aanvankelijk gepland op 30 mei 2022 (met een voorgenomen ontslag per 1 december 2022), maar is op verzoek van de advocaat van [appellant] uitgesteld naar 9 juni 2022. Het ontslag is gegeven omdat [appellant] op dat moment langer dan twee jaar wegens ziekte arbeidsongeschikt was.

2.7.

De loonbetalingsverplichting van Compass Group is geëindigd op 20 mei 2022. Vanaf zijn ziekmelding heeft [appellant] geen bonus ontvangen.

2.8.

[appellant] heeft na zijn uitdiensttreding van Compass Group een transitievergoeding ontvangen van € 200.533,99 bruto. Uit hoofde van de bestreden beschikking heeft Compass Group nog een bedrag van € 10.186,81 bruto aan transitievergoeding nabetaald aan [appellant].

3 Beoordeling

Procedure in eerste aanleg

3.1.

[appellant] heeft in eerste aanleg verzocht om Compass Group, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot het betalen van een aanvullende transitievergoeding van € 293.255,67 bruto, vermeerderd met rente en proceskosten. Volgens [appellant] heeft Compass Group de transitievergoeding verkeerd berekend door bij het bepalen van de variabele looncomponenten een onjuiste referteperiode te hanteren en door de pensioencompensatie en (de waarde van) de toegekende aandelen en opties (DAB, LTI en Opties) niet in de berekening mee te nemen.

3.2.

Compass Group heeft verweer gevoerd en betwist dat zij een hoger bedrag aan [appellant] verschuldigd is dan de aan hem uitbetaalde transitievergoeding.

3.3.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Compass Group veroordeeld om aan [appellant] een aanvullend bedrag van € 10.186,81 aan transitievergoeding te betalen. De rechtbank heeft – samengevat - geoordeeld dat Compass Group bij het vaststellen van de gemiddelde variabele beloning de juiste referteperiode (2019, 2020 en 2021) heeft gehanteerd en dat zij terecht de pensioencompensatie, aandelen en opties niet in de berekening heeft meegenomen. Volgens de rechtbank had bij de berekening wél betrokken moeten worden 1/3e deel van de bonus over boekjaar 2017/2018 (verschuldigd in 2019), omdat partijen ten tijde van de mondelinge behandeling vergaand in onderhandeling waren over een ‘cash’ uitbetaling daarvan. Dat brengt de transitievergoeding op een bedrag van € 210.740,80 bruto, zodat [appellant] nog recht heeft op nabetaling van € 10.186,81 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023, aldus nog steeds de rechtbank.

In principaal en incidenteel appel

3.4.

Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op met zes grieven in principaal appel en Compass Group met twee grieven in incidenteel appel.

Referteperiode variabele looncomponenten

3.5.

Met grieven I en II in principaal appel bestrijdt [appellant] het oordeel van de rechtbank dat de referteperiode voor de berekening van de variabele looncomponenten de jaren 2019, 2020 en 2021 beslaat, omdat dat de drie kalenderjaren zijn vóór het jaar waarin de arbeidsovereenkomst (op 31 december 2022) is geëindigd. Gelet op de strikte formulering van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: Besluit loonbegrip), bestaat er volgens de rechtbank geen aanleiding om vanwege de ziekte van [appellant] een andere referteperiode te nemen.

3.6.

Volgens [appellant] is de juiste referteperiode 2017, 2018, 2019 en 2020, omdat ziekteperiodes volgens vaste rechtspraak buiten beschouwing blijven en de wettelijke referteperiode vanwege de Covid-jaren 2020 en 2021 niet representatief is. Onverkorte toepassing van de wettelijke referteperiode is volgens hem ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Verder brengt [appellant] naar voren dat de rechtbank niet duidelijk heeft gemaakt of rekening moet worden gehouden met de bonussen die ‘in’ dan wel ‘over’ de referteperiode verschuldigd zijn. [appellant] maakt aanspraak op de benadering die voor hem het meest gunstig uitpakt.

3.7.

De grieven falen. Het hof overweegt als volgt.

3.8.

In artikel 3 lid 1 onder c van het Besluit loonbegrip is over de referteperiode bepaald dat het gaat om de variabele looncomponenten ‘verschuldigd in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt’.

3.9.

Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:632; Tipco-arrest) volgt dat het de rechter niet vrijstaat af te wijken van de referteperiode zoals die uit de wettelijke regelingen volgt, tenzij onverkorte toepassing daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

3.10.

Partijen zijn het erover eens dat het jaar 2022 buiten de referteperiode valt, omdat de arbeidsovereenkomst op 31 december 2022 is geëindigd. Compass Group heeft hiertoe ook gesteld dat met de aanvankelijk beoogde datum van de AVA, welke AVA op verzoek van [appellant] is uitgesteld, de arbeidsovereenkomst per 1 december 2022 had kunnen worden opgezegd. Vast staat dat met het wel meetellen van 2022 – waarbij in het ziektejaar 2022 geen bonus is toegekend – een voor [appellant] ongunstiger resultaat wordt verkregen, hetgeen ook door Compass Group niet wordt beoogd en daarmee ook voor Compass Group kennelijk onaanvaardbaar is. Het hof stelt daarom, met toepassing van artikel 3 lid 1 onder c van het Besluit loonbegrip, de wettelijke referteperiode op 2019, 2020 en 2021.

3.11.

Het standpunt van [appellant] dat zijn ziekteperiode er tussenuit moet worden geknipt, slaagt niet. Voor zover [appellant] daarbij een beroep doet op het Tipco-arrest, geldt dat in die zaak een andere situatie aan de orde was. Daar was artikel 2 lid 1 van de Regeling looncomponenten van toepassing, waarin is bepaald dat ziekteperioden (voor de gemiddelde arbeidsduur en de berekening van het loon) buiten beschouwing blijven, indien geen of een wisselende arbeidsduur is overeengekomen of het loon (deels) bestaat uit provisie of stukloon. Daarvan is in het geval van [appellant] geen sprake, zodat hij aan inhoud en strekking van die bepaling geen rechten kan ontlenen.

3.12.

Dat [appellant] over een deel van de gehanteerde referteperiode geen bonus heeft ontvangen wegens ziekte en/of de Covid-crisis rechtvaardigt in dit geval niet de conclusie dat het toch meetellen van die ziekteperiode tot een resultaat leidt dat ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ is. Daarvoor is relevant dat Compass Group bij de berekening van de transitievergoeding is uitgegaan van de bonussen over de boekjaren 2017/2018 (€ 343.558, uitbetaald in 2019) en 2018/2019 (€ 519.283, uitbetaald begin 2020), toen nog geen sprake was van ziekte of van de Covid-crisis. Het enkele feit dat er in één van de drie refertejaren geen bonus is uitbetaald (wegens ziekte en de Covid-crisis) maakt het resultaat niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

3.13.

De conclusie is dat onverkorte toepassing van de wettelijke (en door Compass Group gehanteerde) referteperiode niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Of daarbij rekening moet worden gehouden met bonussen verschuldigd ’over’ of ‘in’ een refertejaar kan in het midden blijven, nu [appellant] aanspraak maakt op de benadering die het meest gunstig voor hem uitpakt en Compass Group onbetwist heeft gesteld dat zij die benadering al heeft toegepast (bij haar berekening op basis van de bonussen betaald ‘in’ 2019, 2020 en 2021 in plaats van verschuldigd ‘over’ die jaren).

Pensioentoeslag

3.14.

Met grief III in principaal appel keert [appellant] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de pensioencompensatie niet meetelt voor de berekening van de transitievergoeding, omdat het geen loon is en ook niet is genoemd in de limitatief bedoelde aanwijzing van looncomponenten in artikelen 4 en 5 van de Regeling looncomponenten en arbeidsduur (hierna: Regeling looncomponenten).

3.15.

[appellant] vindt, onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2022 (ECLI:NL:RBAMS:6196, hierna: de KLM-uitspraak), dat de pensioencompensatie wel in de berekening van de transitievergoeding moet worden meegenomen, omdat het loon in de zin van het Besluit loonbegrip is. Dat is zo volgens [appellant] omdat de compensatie vrij besteedbaar is en ook fiscaal als loon wordt gezien.

3.16.

De grief faalt. Daarvoor is het volgende redengevend.

3.17.

Voorop staat dat de wijze waarop de transitievergoeding moet worden berekend, wettelijk is vastgelegd in art. 7:673, de leden 2 tot en met 6 BW. Door in de wet neer te leggen in welke gevallen aanspraak bestaat op de transitievergoeding en hoe de hoogte daarvan moet worden berekend, is beoogd een inzichtelijk en eenduidig systeem de creëren, waarmee de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid worden bevorderd en partijen duidelijke handvatten worden gegeven voor het maken van onderlinge afspraken hierover. De invoering van de transitievergoeding, berekend volgens een in de wet neergelegd systeem, is daarmee te zien als een bewuste keuze van de wetgever voor meer voorspelbaarheid van de ontslagvergoeding. Er is immers geen rechterlijke beoordelingsruimte meer zoals die bestond onder het oude ontslagrecht.

3.18.

In artikel 7:673 lid 10 BW staat dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat voor de toepassing van lid 2 (het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding) wordt verstaan onder loon. Hieraan is uitvoering gegeven met het Besluit loonbegrip.

3.19.

Artikel 2 lid 1 onderdeel a van het Besluit loonbegrip bepaalt dat voor de toepassing van artikel 7:673 lid 2 BW onder loon wordt verstaan: ‘het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt’. In artikel 3 lid 1 van het Besluit loonbegrip is limitatief bepaald dat het loon wordt vermeerderd met ‘de vakantiebijslag en de vaste eindejaarsuitkering’ en met de ‘overeengekomen vaste en variabele looncomponenten’ verschuldigd in de twaalf respectievelijk zesendertig maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.

3.20.

In de Regeling looncomponenten is uitgewerkt wat onder de vaste en variabele looncomponenten moet worden verstaan. Ingevolge artikel 4 van de Regeling looncomponenten worden als vaste looncomponenten limitatief aangewezen ‘overwerkvergoedingen en ploegentoeslagen’ en in artikel 5 van de Regeling looncomponenten zijn als variabele looncomponenten limitatief aangewezen ‘bonussen, winstuitkeringen en eindejaarsuitkeringen’.

3.21.

Tussen partijen is niet in geschil dat de pensioencompensatie het gevolg is van gewijzigde fiscale wetgeving, waardoor vanaf 1 januari 2015 de pensioengrondslag fiscaal is gemaximeerd. Daardoor werd een deel van het voordien verschuldigde werkgeversdeel van de pensioenpremie ten behoeve van [appellant] (wiens salaris ruim boven de maximale pensioengrondslag lag) niet meer aan de pensioenverzekeraar betaald. Ter compensatie van het hierdoor voor hem ontstane nadeel heeft [appellant] vanaf 1 januari 2015 maandelijks van Compass Group een pensioencompensatie ontvangen, waarmee hij - desgewenst, op vrijwillige basis - zelf een vervangende pensioenvoorziening kon treffen.

3.22.

Vaststaat dat pensioencompensatie niet is genoemd in artikelen 4 of 5 van de Regeling looncomponenten. Dit betreft dus ook de onder 3.21 hiervoor omschreven arbeidsvoorwaarde. Deze pensioencompensatie is daardoor geen vaste of variabele looncomponent die moet worden meegenomen in de berekening van de transitievergoeding.

3.23.

Het hof is van oordeel dat de pensioencompensatie ook geen loon in de zin van artikel 1 Besluit loonbegrip is. Het hof gaat er van uit dat met het daarin genoemde bruto uurloon het kale uurloon, als vergoeding voor de op basis van de arbeidsovereenkomst te verrichten arbeid, wordt bedoeld. Dat kan worden afgeleid uit het feit dat het loonbegrip in artikel 3 van het Besluit Loonbegrip en artikelen 4 en 5 Regeling looncomponenten met een limitatief aantal componenten wordt uitgebreid. Verder staat in de toelichting op het Besluit loonbegrip dat in het uurloon geen vergoedingen of toeslagen zijn meegenomen en dat de volgende looncomponenten niet tot het bruto uurloon behoren: het werkgeversaandeel in de pensioenpremie, de werkgeversbijdrage Zorgverzekeringswet, de auto en de onkostenvergoeding. Aangenomen moet worden dat dit slechts voorbeelden zijn en dat ook andere niet in de Regeling aangewezen looncomponenten niet tot het bruto uurloon behoren. Het begrip ‘bruto uurloon’ in het Besluit betreft daarmee een beperkt loonbegrip. Deze benadering sluit aan bij de bedoeling van de wetgever om een inzichtelijk en eenduidig systeem te creëren.

3.24.

Dat de pensioencompensatie vrij besteedbaar is, brengt in het voorgaande geen verandering omdat de wetgever in het Besluit met het begrip ‘bruto uurloon’ een zodanig loonbegrip heeft gecreëerd, waarop slechts een beperkt aantal uitbreidingen worden toegepast. Voor de transitievergoeding geldt op grond van het Besluit loonbegrip en de Regeling daarmee een ander (juridisch) loonbegrip dan het in fiscale en sociaalzekerheidsrechtelijke wetgeving neergelegde loonbegrip. Niet is gesteld of gebleken dat Compass Group welbewust de looncomponenten bij aanvang van de arbeidsovereenkomst zodanig heeft ingericht met het oogmerk dat een deel daarvan buiten de berekening van de transitievergoeding zou blijven: de ‘pensioencompensatie’ is in dit geval als arbeidsvoorwaarde (pas) ontstaan toen de wetgever de maximale pensioengrondslag invoerde, welke regelgeving rechtstreeks effect hadden op de tussen partijen overeengekomen arbeidsvoorwaarden.

DAB, LTI en opties

3.25.

Met grief IV bestrijdt [appellant] het oordeel van de rechtbank dat de DAB en de LTI niet meetellen voor de berekening van de transitievergoeding, omdat ze niet zijn aangewezen als looncomponenten in de Regeling en niet zijn ‘overeengekomen’.
In grief V heeft de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte geoordeeld dat de opties (toegekend op 22 november 2012 en 16 mei 2013) niet meetellen, omdat dat geen in de Regeling aangewezen looncomponent is en het ging om een eenmalige toekenning bedoeld om [appellant] over te halen in dienst te treden.

3.26.

Volgens [appellant] zijn de DAB, LTI en opties wel overeengekomen looncomponenten, omdat sprake is van een in de arbeidsovereenkomst overeengekomen, aanvullende bonusregeling die gebaseerd is op prestaties van [appellant] en hij ook voor een uitkering in geld (in plaats van aandelen) had kunnen kiezen. Voor wat betreft de opties verwijst [appellant] naar de KLM-uitspraak.

3.27.

De grieven slagen niet.

3.28.

Zoals hiervoor is overwogen zijn in artikelen 4 en 5 Regeling looncomponenten de variabele looncomponenten limitatief opgesomd (te weten: bonussen, winstuitkeringen en eindejaarsuitkeringen). Aandelen en opties worden niet als variabele looncomponenten genoemd en blijven dus buiten beschouwing bij de berekening van de transitievergoeding. Het wel meenemen van deze componenten zou niet stroken met de strikte benadering die de wetgever heeft gekozen om te komen tot meer eenduidigheid en rechtszekerheid. Het beroep van [appellant] op de door hem genoemde KLM-uitspraak slaagt om die reden (ook) niet.

3.29.

Dat [appellant] er naar zijn zeggen ook voor had kunnen kiezen 1/3de deel van de bonus (DAB) in geld in plaats van aandelen te laten uitkeren, is niet relevant. Allereerst heeft Compass Group met klem weersproken dat [appellant] zelf de wijze van uitbetaling van de bonus kon kiezen. Ter onderbouwing heeft Compass Group verwezen naar de ‘Compass Group deferred annual bonus plan BeNeLux 2018/2019 Rules’ (productie 26), waar in artikel 1 staat dat 1/3de deel van de bonus over 2018/2019 wordt omgezet in aandelen. Ook in de bonusbrieven van 13 en 20 december 2019 (productie 29) staat dit. Uit geen van de overgelegde stukken heeft het hof kunnen afleiden dat de werknemer het recht heeft zelf te kiezen voor geld in plaats van aandelen. [appellant] heeft aangegeven dat uit door hem overgelegde loonstroken blijkt dat de bonus in andere jaren wel degelijk volledig in geld werd betaald, maar dat bewijst nog niet dat dit ter vrije keuze van [appellant] is gebeurd. Daar komt bij dat [appellant] dit deel van zijn bonus in aandelen heeft laten uitkeren. De Regeling en het Besluit gaan uit van de feitelijke situatie zoals die zich heeft voorgedaan, en niet van een theoretische situatie die wellicht ook mogelijk was, maar die niet heeft plaatsgevonden.

3.30.

Het hof is verder met de rechtbank van oordeel dat de DAB, LTI en opties ook buiten beschouwing blijven, omdat zij geen ‘met de werkgever overeengekomen’ looncomponent zijn. Compass Group heeft naar voren gebracht dat de aandelen en opties eenzijdig door Compass Ltd (in plaats van Compass Group) worden toegekend, die ook de voorwaarden en de hoogte bepaalt en uitbetaalt. Bovendien is Compass Group op grond van artikel 8.2 van de arbeidsovereenkomst te allen tijde bevoegd dit soort regelingen (zoals DAB, LTI en opties) te wijzigen of in te trekken, zonder dat daarvoor compensatie verschuldigd is.

Betaalde bonus in april 2019

3.31.

Met grieven I en II incidenteel appel komt Compass Group op tegen het oordeel van de rechtbank dat nog € 10.186,81 aan transitievergoeding aan [appellant] moet worden betaald, omdat een bonusbedrag van € 104.779,- meegenomen had moeten worden in de berekening. Volgens de rechtbank waren partijen ten tijde van de mondelinge behandeling in vergaande onderhandeling over een ‘cash’ uitbetaling van dit deel (1/3e) van de bonus (DAB), die eigenlijk al in 2019 verschuldigd was.

3.32.

Compass Group betwist dat partijen in onderhandeling waren over een ‘cash uitbetaling’. Volgens Compass Group is de bonus (van € 314.337,-) over boekjaar 2017/2018 voor 2/3e deel (€ 209.558) in geld uitbetaald en voor 1/3de (€ 104.779) in aandelen (DAB) omgezet. Omdat [appellant] het niet eens was met deze omzetting naar aandelen, is - ter beslechting van de discussie - een aanvullende ‘ex gratia’ award van € 134.000,- uitbetaald (die ook in de berekening van de transitievergoeding is meegenomen). Het 1/3e deel waarover discussie bestond, is vervolgens alsnog in 5.568 nadien te ‘vesten’ aandelen omgezet. Die aandelen zijn uiteindelijk niet definitief toegekend, omdat [appellant] op het moment van ‘vesten’ (na drie jaar, eind 2021) vanwege zijn ziekte niet meer aan de voorwaarden voldeed (zie productie 32). Het onverplichte aanbod aan [appellant] om de aandelen alsnog vrij te geven, is door hem niet geaccepteerd, waarna het is vervallen. Gelet hierop had de rechtbank het bedrag van € 104.779 buiten beschouwing moeten laten bij de berekening van de transitievergoeding en moet [appellant] de aanvullende betaling van € 10.186,81 terugbetalen, aldus nog steeds Compass Group.

3.33.

Het hof stelt vast dat [appellant] bij brief van Compass Ltd van 16 februari 2018 is uitgenodigd om deel te nemen aan het ‘Compass Leadership Bonus Plan 2017/2018’. In de daarop toepasselijke Bonus Rules staat dat de bonus voor 2017/2018 volledig in geld zal worden betaald (productie B-15). Daarná (bij brieven van 13 en 20 december 2018) heeft Compass Ltd echter laten weten dat 1/3e deel van de bonus in aandelen (DAB) wordt toegekend (zie productie 29). Vanaf 30 november 2021 heeft [appellant] zich richting Compass Group op het standpunt gesteld dat hij recht heeft op uitbetaling in geld (productie B-12) omdat hem dat zou zijn toegezegd. In reacties daarop heeft Compass aangeboden de DAB alsnog te ‘vesten’, maar over de voorwaarden waaronder dat moest gebeuren zijn partijen het blijkens de overgelegde correspondentie niet eens geworden. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden aangenomen dat partijen in vergaande onderhandeling waren over een uitbetaling in geld van dit deel van de bonus.

3.34.

Ook aan de brief van 18 februari 2018 kan [appellant] geen recht op een betaling in geld ontlenen, nu daarná kennelijk is besloten het 1/3de deel van de bonus in aandelen om te zetten. Compass Ltd. was daar op grond van haar discretionaire bevoegdheid te allen tijde toe bevoegd. Dat in december 2019 nog aan [appellant] is toegezegd dat er in geld betaald zou worden (zoals hij heeft gesteld in zijn e-mail van 30 november 2021), blijkt naar het oordeel van het hof niet uit de overgelegde correspondentie (productie B-12).

3.35.

De conclusie van het hof is dan ook, anders dan die van de rechtbank, dat het 1/3de deel van de bonus over 2017/2018 (5.568 toegezegde aandelen ter waarde van destijds € 104.779) niet in de berekening van de transitievergoeding meegenomen moet worden. Dat heeft tot gevolg dat [appellant] hierop geen aanspraak kon maken en dat Compass Group hem het aanvullende bedrag van € 10.186,81 niet verschuldigd is. [appellant] zal daarom worden veroordeeld tot terugbetaling daarvan, vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd. Het hof gaat ervan uit dat Compass Group, zoals ter zitting door mr. Stratenus is bevestigd, UWV zal vragen zijn beslissing met betrekking tot de door Compass Group te ontvangen compensatie naar aanleiding van de beschikking van het hof te herzien.

Slotsom en proceskosten

3.36.

Aan het ongespecificeerde bewijsaanbod van [appellant] wordt voorbij gegaan.

3.37.

De slotsom is dat de grieven in principaal appel tevergeefs zijn voorgesteld en dat de grieven in incidenteel appel slagen. De bestreden beschikking zal worden vernietigd, uitsluitend voor zover de rechtbank Compass Group heeft veroordeeld om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 10.186,81 bruto (vermeerderd met rente), en opnieuw rechtdoende zal [appellant] worden veroordeeld tot terugbetaling hiervan aan Compass Group.

3.38.

Het hof zal [appellant] als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van beide instanties veroordelen Anders dan de rechtbank heeft beslist ziet het hof wel grond voor veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aangezien hij deze ten onrechte heeft ingesteld.

De kosten van de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Compass Group zullen worden vastgesteld op € 1.196,00 aan salaris advocaat en € 676,00 aan griffierecht.

De kosten voor de procedure in principaal hoger beroep aan de zijde van Compass Group zullen worden vastgesteld op € 2.428,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en € 798,00 aan griffierecht. De kosten voor de procedure in incidenteel hoger beroep aan de zijde van Compass Group zullen worden vastgesteld op € 1.214,00 aan salaris advocaat. Het hof zal de nakosten begroten op € 178,- zonder betekening, te vermeerderen met € 92,- indien betekening plaatsvindt.

4 Beslissing