Gerechtshof Amsterdam, 06-08-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2599, 200.332.306/01
Gerechtshof Amsterdam, 06-08-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2599, 200.332.306/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 augustus 2024
- Datum publicatie
- 16 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2024:2599
- Zaaknummer
- 200.332.306/01
Inhoudsindicatie
Inhoud: in geschil is of het tussen partijen geldende nevenwerkzaamhedenbeding nietig of ongeldig is. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De werkgever mag de werknemer verbieden om zijn nevenwerkzaamheden te verrichten als functie binnen de gemeente. Het hof is van oordeel dat de integriteit van overheidsdiensten in dit geval een objectieve rechtvaardigingsgrond oplevert voor dit nevenwerkzaamhedenverbod. Het hof is tevens van oordeel dat het verbod passend, geschikt en noodzakelijk is om het belang van de werkgever te beschermen.
Uitspraak: 6 augustus 2024
Wetsartikelen: art. 7:653a lid 1 BW, art. 8 lid 1, sub a, Ambtenarenwet 2017
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.332.306/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10189494 \ CV EXPL 22-3962
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 augustus 2024
inzake
[appellant] ,
wonende te [plaats 1] , gemeente [x] ,
appellant,
advocaat: voorheen mr. I. Epe te Hoorn, thans mr. L. Bijl te Hoorn,
tegen
GEMEENTE [x] ,
zetelend te [plaats 1] , gemeente [x] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.E.H. van Thoor te Hoofddorp.
Partijen worden hierna [appellant] en de gemeente [x] genoemd.
1 De zaak in het kort
In geschil is of voor recht moet worden verklaard dat het tussen partijen geldende nevenwerkzaamhedenbeding nietig of ongeldig is. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De gemeente [x] mag [appellant] verbieden om zijn nevenwerkzaamheden te verrichten binnen de gemeente.
2 Het geding in hoger beroep
[appellant] is bij dagvaarding van 6 september 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 8 juni 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en de gemeente [x] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 31 mei 2024 laten toelichten, [appellant] door mr. Epe voornoemd en de gemeente [x] door mr. Van Thoor voornoemd, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nog nadere producties ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, zo begrijpt het hof, zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zal verklaren voor recht dat het beding waarbij de gemeente [x] verbiedt of beperkt dat [appellant] voor anderen arbeid, zijnde boomverzorging, verricht buiten de tijdstippen waarop arbeid voor de gemeente [x] moet worden verricht, nietig is, althans dat het [appellant] is toegestaan voor anderen arbeid, zijnde boomverzorging, te verrichten buiten de tijdstippen waarop arbeid voor de gemeente [x] moet worden verricht, met veroordeling van de gemeente [x] in de kosten van het geding in beide instanties.
De gemeente [x] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
3 Feiten
De kantonrechter heeft in randnummers 2.1. tot en met 2.9. van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen de feiten neer op het volgende.
[appellant] is op [datum] bij de gemeente [x] aangesteld in de functie [functie 1] . Door de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is [appellant] sinds 1 januari 2020 in dienst van de gemeente [x] op basis van een arbeidsovereenkomst. Op de arbeidsovereenkomst is de Ambtenarenwet 2017 van toepassing.
[appellant] heeft naast zijn functie bij de gemeente [x] steeds nevenwerkzaamheden verricht. Die nevenwerkzaamheden komen erop neer dat [appellant] voor bedrijven en particulieren in en buiten de gemeente [x] als [functie 1] opdrachten uitvoert, waarbij hij onder meer snoeiwerkzaamheden verricht en het groen in tuinen verzorgt en bijhoudt (hierna: de nevenwerkzaamheden). In 2014 heeft [appellant] zijn eenmanszaak [bedrijf] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Vóór 2017 is aan [appellant] bij gelegenheid mondeling toestemming gegeven voor het verrichten van die nevenwerkzaamheden.
In een brief van 4 oktober 2017 heeft de gemeente [x] aan [appellant] schriftelijk toestemming verleend voor de nevenwerkzaamheden, waarbij het volgende is vermeld:
“Ik ga akkoord met uw nevenactiviteiten onder de volgende voorwaarden;
- -
-
U heeft toestemming gedurende 2 jaar, t/m 22/7/2019. Na deze periode zullen we evalueren en uw nevenactiviteiten opnieuw beoordelen, in het kader van uw afbouwplan (over 5 jaar wil u met uw eigen bedrijf stoppen (…).
- -
-
Fulltime werken voor [x] en daarbij in de weekenden voor uw eigen bedrijf werkzaamheden verrichten, vergt inspanning die te veel kan worden. Zolang u uw eigen bedrijf heeft, is mijn voorwaarde dat u niet meer fulltime werkt voor [x] , maar 1 dag in de week minder, dus 32 uur per week zal werken, teneinde overbelasting te voorkomen.
- -
-
U heeft een 4-tal onderhoudscontracten binnen [x] , deze heeft u voor ons inzichtelijk gemaakt. Binnen een jaar dient u deze contracten te hebben beëindigd.
- -
-
Om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen is het tevens niet de bedoeling dat u nieuwe onderhoudscontracten binnen onze gemeentegrens aangaat, ook niet in een constructie van onder aanneming.”
Met ingang van 31 mei 2021 is de functie van [appellant] gewijzigd van [functie 1] naar [functie 2] .
In een brief van 31 mei 2021 heeft de gemeente [x] onder meer aan [appellant] meegedeeld dat in 2017 toestemming is gegeven voor de nevenwerkzaamheden, maar onder de voorwaarde dat [appellant] deze werkzaamheden niet binnen [x] mag uitvoeren, en dat die toestemming per 1 januari 2020 is vervallen.
Op 20 december 2021 heeft de gemeente [x] een ‘Gedragscode voor ambtenaren van de gemeente [x] ’ vastgesteld (hierna: de Gedragscode). In Regel 2.3 van de Gedragscode staat dat de ambtenaar verplicht is toestemming te vragen voor nevenwerkzaamheden als hiermee de vervulling van de functie in het geding komt of die werkzaamheden de belangen van de gemeente kunnen raken.
Met een brief van 9 februari 2022 heeft de gemeente [x] opnieuw toestemming gegeven voor de nevenwerkzaamheden van [appellant] - al dan niet vanuit zijn eenmanszaak [bedrijf] - bestaande uit het uitvoeren van opdrachten omtrent bomen en tuinen en voor acht uur per week, onder de volgende voorwaarden:
“ Ik verleen toestemming voor deze nevenwerkzaamheden onder de volgende voorwaarden:
- -
-
Je hebt toestemming om je nevenwerkzaamheden uit te voeren buiten de gemeentegrenzen van [x] .
- -
-
Je mag buiten de gemeentegrenzen van [x] geen werkzaamheden uitvoeren voor overheid gerelateerde opdrachtgevers (aannemers die werken voor de gemeente [x] incl. onderaannemers e.d.)
- -
-
Je hebt toestemming voor een jaar. De toestemming loopt van 1 februari 2022 tot 1 februari 2023. De afspraak in [x] is dat we jaarlijks nevenwerk evalueren. (…)”
[appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen deze toestemming, met name vanwege de daaraan verbonden voorwaarde dat hij zijn nevenwerkzaamheden alleen buiten de gemeentegrenzen van [x] mag verrichten. Partijen hebben daarover geen overeenstemming kunnen bereiken.