Gerechtshof Amsterdam, 22-10-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2943, 200.338.233/01
Gerechtshof Amsterdam, 22-10-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2943, 200.338.233/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2024
- Datum publicatie
- 12 november 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2024:2943
- Zaaknummer
- 200.338.233/01
Inhoudsindicatie
‘Is het aankaarten door werkneemster van een mogelijk verboden onderscheid naar geslacht en de daaruit ontstane verstoorde arbeidsrelatie voor werkgever de reden geweest voor het intrekken van het aanbod tot verlenging van de arbeidsovereenkomst? Dit is in strijd met het benadelingsverbod zoals opgenomen in artikel 7:646 lid 14 BW.’
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.338.233/01
zaaknummer rechtbank : 10650275 EA VERZ 23-785
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 oktober 2024
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [plaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. S. Ramautar te 's-Gravenhage,
tegen
CLIQ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat: mr. C.L. Waterman te Amsterdam.
Partijen worden hierna [verzoekster] en Cliq genoemd.
1 De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of het aankaarten door werkneemster van een mogelijk verboden onderscheid naar geslacht en de daaruit ontstane verstoorde arbeidsrelatie voor werkgever de reden is geweest voor het intrekken van het aanbod tot verlenging van de arbeidsovereenkomst, hetgeen in strijd is met het benadelingsverbod zoals opgenomen in artikel 7:646 lid 14 BW.
2 Het geding in hoger beroep
[verzoekster] is bij beroepschrift, met productie, ontvangen ter griffie van het hof op 29 februari 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 29 november 2023 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking). Op 12 april 2024 heeft [verzoekster] een akte vermeerdering verzoek ingediend, waarbij in het petitum ook om vernietiging van de bestreden beschikking is verzocht. Op 24 mei 2024 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met productie, van Cliq ingekomen.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 21 augustus 2024 laten toelichten, [verzoekster] door mr. Ramautar voornoemd en Cliq door mr. Waterman voornoemd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoekster] nog zeven producties overgelegd (producties 2 t/m 8).
Uitspraak is bepaald op heden.
[verzoekster] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog Cliq zal veroordelen tot het betalen van een billijke vergoeding van € 46.730,80 bruto, met veroordeling van Cliq in de kosten van het geding in beide instanties.
Cliq heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [verzoekster] in de kosten van – naar het hof begrijpt – het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
3 Feiten
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1.1 tot en met 1.10. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
[verzoekster] was sinds 7 juni 2022 in dienst van Cliq op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van twaalf maanden, tegen een salaris van laatstelijk € 3.605,00 bruto per maand (exclusief 8% vakantietoeslag) in de functie van [functie] voor de zogenoemde vertical ‘Films en Series’.
Cliq is een bedrijf dat zich onder meer richt op digitale marketing en het verkopen van abonnementen voor streamingdiensten die films, series, muziek, audioboeken, sport en games bundelen aan klanten over de hele wereld.
Cliq heeft [verzoekster] op 24 april 2023 een aanbod tot verlenging van de arbeidsovereenkomst gestuurd.
Op 9 mei 2023 heeft [verzoekster] een gesprek gehad met een HR-medewerkster van Cliq, [A] (hierna: [A] ), waarin onder meer is gesproken over de hoogte van het salaris van [verzoekster] in vergelijking tot het salaris van haar collega’s.
Op 12 mei 2023 heeft [verzoekster] een gesprek gehad met haar leidinggevende, [B] (hierna: [B] ) waarin onder meer is gesproken over de hoogte van haar salaris in verhouding tot haar mannelijke collega [C] (hierna: [C] ).
[C] is [functie] voor de vertical ‘Cloud Gaming’. Zijn meest recente salaris bedroeg € 4.841,00 bruto per maand (exclusief 8% vakantietoeslag).
Er zijn nog twee andere verticals, namelijk ‘Music & Audiobooks’ en ‘Sports’. De mannelijke collega’s die [functie] zijn van die verticals verdienen ongeveer hetzelfde (of iets minder) dan [verzoekster] .
[B] heeft over het gesprek op 12 mei 2023 verklaard dat het gesprek niet fijn was, en dat [verzoekster] op dat moment voor het eerst aankaartte dat zij vond dat sprake was van ongelijke behandeling op basis van geslacht. Ook schrijft hij:
“(…) Samengevat kon ze het niet accepteren dat [C] meer verdiende dan zij omdat ze vond dat ze harder werkte. Ze wilde me niet geloven dat andere leden van het team hetzelfde of minder verdienen dan haar. Ze wilde alleen over [C] praten en bleef daarbij telkens benadrukken dat [C] een man is. Mijn argumenten dat [C] een belangrijkere positie in het team heeft, meer ervaring en aan een productpijler (games) werkt dat meer zorg nodig heeft gingen er bij [verzoekster] [ [verzoekster] ; hof] niet in.
(…) [verzoekster] had duidelijk moeite om haar rol in de context van het team te zien. Het enige waar [verzoekster] naar refereerde was naar haar ‘meer verdienende mannelijke collega’ en [verzoekster] wilde het alleen over zijn functioneren hebben. Haar conclusie was dan ook uiteindelijk: ‘Als hij meer verdient dan ik en ik kan dat niet krijgen, dan ga ik voortaan minder hard werken. (…).”
[verzoekster] heeft over het gesprek van 12 mei 2023 verklaard:
“He says that the wage I make is fair for what I do, and keeps ignoring what I am saying. He then shouts “What is your problem with [C] ?!”, I say that I have no problem with my co-workers, and I enjoy working with them. [B] [ [B] ; hof] continues to try to pit me against my coworkers. Due to his aggression, I began crying because he kept telling me that I should not be feeling the way that I’m feeling. (…) He started to scare me because he was getting more and more aggressive. He says he feels he can’t work with someone who disagrees with him, that I deserve only what I am being paid now, and should not think about other people’s salaries. (…)”
Op 16 mei 2023 heeft [verzoekster] een gesprek gehad met [B] en een andere HR-medewerkster van Cliq, [D] (hierna: [D] ). In dat gesprek is onder meer aan [verzoekster] te kennen gegeven dat Cliq niet langer bereid was om de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] te verlengen. De arbeidsovereenkomst is nadien niet verlengd.