Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3397, 200.340.402/01
Gerechtshof Amsterdam, 10-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3397, 200.340.402/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 december 2024
- Datum publicatie
- 16 december 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2024:3397
- Zaaknummer
- 200.340.402/01
Inhoudsindicatie
Verstoorde arbeidsverhouding tussen werkneemster en werkgever in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder g BW. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af wegens bestaande herplaatsingsmogelijkheden. Werkgever gaat vergeefs in hoger beroep. Werkneemster is inmiddels succesvol herplaatst dus het hof wijst het verzoek om een einddatum te bepalen af. Bekrachtiging beschikking kantonrechter.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.340.402/01
zaaknummer rechtbank : 10726524 EA VERZ 23-929
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 december 2024
inzake
STICHTING BLIJF GROEP,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. S. Coerts te Apeldoorn,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,,
advocaat: mr. M.A.M. Timmermans te Amsterdam.
Partijen worden hierna Blijf Groep en [geïntimeerde] genoemd.
1 De zaak in het kort
Werkgever Blijf Groep komt in hoger beroep van een beschikking van de kantonrechter waarbij het verzoek van werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is afgewezen omdat werkneemster [geïntimeerde] herplaatst had kunnen worden in één van drie toenmalige vacatures. Volgens werkgever is de arbeidsverhouding verstoord (hetgeen aan werkneemster te wijten is) en ligt herplaatsing niet in de rede. Volgens werkneemster is de verstoorde arbeidsverhouding niet aan haar te wijten en had zij makkelijk in een andere functie herplaatst kunnen worden. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht niet heeft ontbonden. De arbeidsverhouding was op haar oude locatie verstoord maar werkneemster is inmiddels succesvol herplaatst op een andere locatie. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek om een einddatum te bepalen af.
2 Het geding in hoger beroep
Blijf Groep is bij beroepschrift, ontvangen ter griffie van het hof op 23 april 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 26 januari 2024 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).
Van [geïntimeerde] is op 6 september 2024 ter griffie van het hof ingekomen een verweerschrift in hoger beroep, tevens beroepschrift in incidenteel hoger beroep, met producties.
Op 4 oktober 2024 is ter griffie van het hof ingekomen een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep, met producties, van Blijf Groep.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 25 oktober 2024 laten toelichten door hun voornoemde advocaten aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Uitspraak is bepaald op heden.
3 Feiten
De kantonrechter heeft onder 1 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Het hof houdt rekening met de door partijen (in zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep in grief 1) geformuleerde bezwaren tegen de feitenvaststelling van de kantonrechter, die er in de kern op neerkomen dat de feitenvaststelling op onderdelen onjuist en onvolledig is. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen deze neer op het volgende.
Blijf Groep is een organisatie die zich inzet voor slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling. De hulpverlening vindt zowel plaats in opvanglocaties (residentieel) als bij de mensen thuis (ambulant).
[geïntimeerde] , geboren op [geboortedatum] 1990, is sinds 1 september 2018 in dienst van Blijf Groep in de functie van maatschappelijk werkster residentieel. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 36 uren bedraagt € 4.041,- per maand exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.
Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de cao Sociaal Werk.
[geïntimeerde] heeft zich op 9 juni 2021 bij Blijf Groep ziekgemeld.
Begin 2023 is [geïntimeerde] gestart met de re-integratie.
[geïntimeerde] heeft op 3 januari 2023 een klacht ingediend tegen [Persoon 1] , P&O Adviseur, wegens het lekken van medische gegevens.
[Persoon 1] heeft aangegeven dat zij geen medische gegevens heeft gelekt. Wel heeft zij te kennen gegeven dat zij mogelijk bij [geïntimeerde] teveel heeft geïnformeerd naar de aanleiding van haar arbeidsongeschiktheid. Daarvoor heeft [Persoon 1] haar excuses aangeboden aan [geïntimeerde] . Daarnaast heeft [Persoon 1] te kennen gegeven dat zij privacygevoelige informatie van de arbeidsdeskundige heeft gekregen en deze heeft gedeeld met de leidinggevende van [geïntimeerde] , [Persoon 2] (hierna: [Persoon 2] ).
Blijf Groep heeft vervolgens een andere P&O Adviseur, [Persoon 3] , aan [geïntimeerde] gekoppeld.
Op 27 januari 2023 heeft [geïntimeerde] Blijf Groep aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het medische datalek.
Vanaf maart 2023 hebben [geïntimeerde] , [Persoon 3] en [Persoon 2] voortgangsgesprekken met elkaar gevoerd in het kader van de re-integratie. Tijdens die gesprekken zijn onder meer de opbouw van de uren door [geïntimeerde] , een WIA- en WW-aanvraag aan de orde gekomen.
[Persoon 2] heeft per e-mail op 11 mei 2023 een verslag naar [geïntimeerde] verstuurd van een op 8 mei 2023 gevoerd voortgangsgesprek. Bij dat gesprek was ook [Persoon 3] aanwezig. In het gespreksverslag staat dat [Persoon 3] en [Persoon 2] de communicatie en samenwerking met [geïntimeerde] als problematisch ervaren. [Persoon 3] en [Persoon 2] hebben voorgesteld om mediation in te zetten om zodoende de samenwerking en communicatie te verbeteren zodat de re-integratie daarna weer voortgezet kan worden.
Op 18 mei 2023 heeft [geïntimeerde] aan [Persoon 2] een e-mail gestuurd waarin ze meedeelt dat ze de bedrijfsarts gesproken heeft, dat ze volledig belastbaar is volgens haar contract en dat ze gemotiveerd is om weer aan de slag te gaan. [Persoon 2] heeft daarop per e-mail van 19 mei 2023 geantwoord dat hetgeen [geïntimeerde] schrijft niet overeenkomt met het advies van de bedrijfsarts.
Op 8 juni 2023 heeft [Persoon 3] een e-mail naar [geïntimeerde] gestuurd waarin zij bericht dat Blijf Groep kennis heeft genomen van de beslissing van het UWV waarin is terug te lezen dat [geïntimeerde] geen recht heeft op een WIA-uitkering. Omdat [geïntimeerde] op dat moment 20 uur per week in de eigen functie werkzaam is, bericht [Persoon 3] dat [geïntimeerde] voor die uren die zij aan het werk is uitbetaald zal worden en de loondoorbetaling voor het deel dat zij niet aan het werk is met ingang van 9 juni 2023 stopt. Zij voegt daaraan toe dat [geïntimeerde] voor de overige uren en het daarmee gepaard gaande inkomensverlies een WW-uitkering kan aanvragen.
Op 13 juni 2023 heeft [Persoon 4] , regiomanager en leidinggevende van [Persoon 2] , [geïntimeerde] uitgenodigd voor een gesprek met haar en [Persoon 2] op 16 juni 2023 naar aanleiding van een telefoongesprek tussen [Persoon 2] en [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft [Persoon 4] en [Persoon 2] op 16 juni 2023 bericht dat zij niet op de afspraak zal verschijnen in verband met andere afspraken die zij heeft staan.
[Persoon 4] heeft [geïntimeerde] vervolgens op diezelfde dag, namens Blijf Groep, een officiële waarschuwing gegeven wegens het niet verschijnen op de afspraak en ongepast gedrag van [geïntimeerde] ten opzichte van haar leidinggevende, [Persoon 2] .
Eind juni 2023 en begin juli 2023 heeft er tussen partijen mediation plaatsgevonden. Er zijn vijf bemiddelingsgesprekken geweest. De mediation is mislukt.
[geïntimeerde] heeft zich op 6 juli 2023 hersteld gemeld.
Op 14 juli 2023 heeft Blijf Groep [geïntimeerde] op non-actief gesteld.
[Persoon 2] heeft op 14 juli 2023 onder de kop “bijeenkomst” aan collega’s van [geïntimeerde] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“Hoi iedereen,
Ik wil jullie op de hoogte stellen dat [geïntimeerde] per vandaag vrijgesteld is van haar werk. Om eventuele vragen die jullie hebben te beantwoorden en waar mogelijk toelichting te geven, heb ik hier een moment voor ingepland.”
Op 18 juli 2023 heeft een teambijeenkomst plaatsgevonden. Daarbij hebben de leidinggevenden [Persoon 2] en [Persoon 4] het team geïnformeerd over [geïntimeerde] . Gezegd is dat [geïntimeerde] was vrijgesteld van werk, dat zij niet meer zou terugkomen en dat met [geïntimeerde] gesproken zou gaan worden over een overplaatsing naar de locatie [Plaats 1] .
Onder het mom van toezending van een e-mail aan [Persoon 2] en [Persoon 4] heeft [geïntimeerde] op 20 juli 2023 een e-mailbericht gestuurd aan alle teamleden, waarbij zij inhoudelijk is ingegaan op het geschil tussen haar en haar leidinggevenden.
Op 27 juli 2023 heeft [geïntimeerde] bij de bestuurder van Blijf Groep een klacht ingediend over de wijze waarop Blijf Groep om gaat met haar re-integratie.
Bij e-mail van 21 juli 2023 heeft [Persoon 4] aan [geïntimeerde] bericht dat zij niet meer kan terugkeren in het team van [Persoon 2] , nu zij de e-mail van 20 juli 2023 aan alle teamleden heeft gestuurd, met deels onjuiste informatie.
Blijf Groep heeft daarop [geïntimeerde] het voorstel gedaan om te worden herplaatst op de locatie [Plaats 1] , met een andere leidinggevende.
[geïntimeerde] heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
Blijf Groep meent vervolgens dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst de enige overgebleven optie is.