Gerechtshof Amsterdam, 22-04-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1085, 200.346.294/01
Gerechtshof Amsterdam, 22-04-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1085, 200.346.294/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 april 2025
- Datum publicatie
- 1 mei 2025
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2025:1085
- Zaaknummer
- 200.346.294/01
Inhoudsindicatie
Verstoorde arbeidsverhouding met werknemer die ontslag op staande voet van zijn leidinggevenden verzocht. Geen ernstige verwijtbaarheid werknemer omdat hij kennelijk niet in staat was de ongepastheid van zijn gedrag zelf in te zien.
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer: 200.346.294/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 11089473 EA VERZ 24-411
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 april 2025
inzake
[appellant] ,
wonende te [plaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
advocaat: mr. I.C.M.C. Henriquez-van de Wetering te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
tegen
FLYR NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal appel,
verzoekster in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.M. van Slooten te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en FLYR genoemd.
1 De zaak in het kort
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden op grond van een ernstige en duurzame verstoring van de arbeidsverhouding en geoordeeld dat herplaatsing niet in de rede ligt. De kantonrechter heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen, voor zover deze gebaseerd waren op ernstige verwijtbaarheid aan de andere zijde. Beide partijen komen in hoger beroep. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter op alle punten. Het hof betrekt de persoon van de werknemer in de beoordeling van de ernstige verwijtbaarheid.
2 Het geding in hoger beroep
[appellant] is bij beroepschrift, met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 26 september 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam op 9 juli 2024 in de vorm van een proces-verbaal onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).
Op 14 februari 2025 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, tevens beroepschrift in incidenteel appel, met producties, van FLYR ingekomen.
[appellant] heeft op 7 maart 2025 een verweerschrift in incidenteel appel ingediend.
Op 20 maart 2025 heeft FLYR een productie ingestuurd.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 28 maart 2025 laten toelichten, [appellant] door mr. Henriquez-van de Wetering en FLYR door mr. Y.S. Farzanh, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.
[appellant] heeft het hof in principaal appel verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair: de arbeidsovereenkomst per datum ontbinding te herstellen met veroordeling van FLYR tot doorbetaling van salaris en toelating van [appellant] tot het verrichten van de bedongen arbeid, op straffe van een dwangsom, dan wel
subsidiair: FLYR te veroordelen om, in plaats van herstel, een billijke vergoeding te betalen,
met veroordeling van FLYR in de daadwerkelijke kosten van het geding in beide instanties.
FLYR heeft in principaal appel verzocht om afwijzing van het verzochte; in incidenteel appel heeft zij verzocht om voor recht te verklaren dat [appellant] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding, met veroordeling van [appellant] tot terugbetaling van de aan hem betaalde transitievergoeding, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
FLYR heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] het in principaal appel primair verzochte (herstel) ingetrokken.
3 Feiten
De kantonrechter heeft in de gronden van de bestreden beschikking onder 2.1 tot en met 2.3 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Aangevuld met andere niet tussen partijen ter discussie staande feiten gaat het om het volgende.
[appellant] is op 1 december 2021 als Tech Lead krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van FLYR tegen een salaris van € 8.080 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en emolumenten. [appellant] was daaraan voorafgaand als mede-eigenaar werkzaam in een IT-startup die door FLYR is overgenomen. Binnen FLYR werkte [appellant] onder directe leiding van [naam 1] (Engineering Manager), die vanaf 1 juli 2023 zelf weer onder leiding van [naam 2] werkte. Tussen [appellant] en [naam 1] zijn al vrij snel na indiensttreding van [appellant] problemen in de onderlinge samenwerking ontstaan. Partijen verschillen van mening aan wie en/of waaraan dat lag.
Na het ontstaan van bedoelde samenwerkingsproblemen tussen [naam 1] en [appellant] heeft FLYR aan [appellant] tot driemaal toe een beëindigingsvoorstel gedaan, welke voorstellen alle zijn afgewezen. FLYR heeft vervolgens [appellant] verplicht een zogenoemd verbetertraject te volgen, waarmee [appellant] niet heeft ingestemd, maar waarin hij wel heeft geparticipeerd. [appellant] heeft een-op-een coachingsgesprekken met [naam 2] gehad. Ook heeft er mediation tussen [naam 1] en [appellant] plaatsgevonden. Inmiddels waren er ook wrijvingen ontstaan tussen [appellant] en [naam 2] , over de oorzaak en schuld waarvan partijen eveneens van mening verschillen.
Toen het [appellant] niet lukte om de ‘strubbelingen met zijn leidinggevenden’ op te lossen heeft hij op 25 januari 2024 (daartoe geïnspireerd door een oproep vanuit het hoofdkantoor in de VS van FLYR om niet te klagen, maar met oplossingen te komen) bij wijze van ‘oplossing’ een e-mail gestuurd aan de HR-afdeling met als onderwerp ‘Two bottom-up solutions enforcing accountability’. In deze e-mail heeft hij HR het plan voorgelegd om beide leidinggevenden ( [naam 1] en [naam 2] ) op staande voet te ontslaan, op basis van twee meegezonden concept-ontslagbrieven, waarin [appellant] allerlei verwijten jegens [naam 1] en [naam 2] heeft opgenomen, onder verwijzing naar vele gebeurtenissen in de jaren 2022 en 2023. In deze e-mail spreekt [appellant] ook de bereidheid uit om de functies van beide heren zelf over te nemen.
In reactie op deze e-mail met bijlagen heeft FLYR aan [appellant] gevraagd om zowel de verwijten aan [naam 1] en [naam 2] in te trekken, als hen zijn excuses aan te bieden. Beide heeft [appellant] geweigerd, waarna FLYR hem andermaal een beëindigingsvoorstel heeft gedaan, dat [appellant] heeft afgewezen. Daarna heeft [appellant] opnieuw een concept-ontslagbrief (ten aanzien van [naam 2] ) aan FLYR gestuurd. FLYR heeft [appellant] vervolgens met betaald verlof gestuurd. Enige tijd later heeft FLYR het deze procedure inleidend verzoekschrift tot ontbinding bij de kantonrechter ingediend. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking van 9 juli 2024 de arbeidsovereenkomst per 1 september 2024 ontbonden op de primair aangevoerde (g-)grond.
Na de uitspraak van de kantonrechter heeft [appellant] aan FLYR laten weten dat diens aanstaande vertrek op een fout berust die wellicht hersteld kan worden: hij had zich immers niet misdragen. FLYR heeft hem daarop laten weten het debat niet te willen voortzetten.z