Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1204, 200.313.118

Gerechtshof Amsterdam, 06-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1204, 200.313.118

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 mei 2025
Datum publicatie
14 mei 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:1204
Zaaknummer
200.313.118

Inhoudsindicatie

geen aansprakelijkheid werkgever en verzekeraar op grond van art. 7:658 en 6:170 BW respectievelijk art. 7:954 BW; verweten schadelijke werkomstandigheden en/of zorgplichtschendingen niet komen vast te staan

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.313.118/01

zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 9318331 CV EXPL 21-9682

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 mei 2025

in de zaak van:

[appellant] ,

wonend te [plaats 1] ,

appellant,

advocaat: mr. E. Wytema te Haarlem,

tegen

1 het publiekrechtelijk lichaam SOCIALE VERZEKERINGSBANK,

gevestigd te Amstelveen,

en

2. [geïntimeerde],

gevestigd te [plaats 2] ,

geïntimeerden,

advocaat: mr. H.M. Kruitwagen te Arnhem,

1 Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 17 mei 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en SVB en [geïntimeerde] als gedaagden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven met producties;

- memorie van antwoord met producties.

Op 21 februari 2025 is de zaak ter zitting van het hof behandeld. Bij die gelegenheid hebben mr. Wytema en mr. Kruitwagen voor partijen het woord gevoerd, beiden aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. [appellant] heeft nog een akte houdende overlegging nadere producties met producties ingediend. Partijen hebben ook zelf een toelichting gegeven op hun zaak.

Na afloop van de zitting is de zaak verwezen naar de rol voor uitspraak.

[appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - toewijzing alsnog van zijn vordering overeenkomstig de conclusie van zijn memorie, met veroordeling van SVB en [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties met nakosten en rente.

SVB en [geïntimeerde] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep met nakosten en rente.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

2 Feiten

2.1.

De kantonrechter heeft in het vonnis onder 1.1. tot en met 1.3. een aantal feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Over de volledigheid van die feiten kan niet met succes worden geklaagd. De juistheid van de feiten is niet in geschil. Met enige aanvullingen die ook vaststaan, gaat het hier om het volgende.

2.2.

[appellant] heeft in opdracht van SVB vanaf 14 januari 2019 via broker Headfirst B.V. als zzp-er specialistische netwerkwerkzaamheden verricht op de IT-afdeling van SVB. Hij was met vier andere zzp-ers belast met de realisatie van het zogenoemde project [naam 1] voor de duur van (bijna) zes maanden tot 30 juni 2019.

2.3.

[appellant] heeft zich op 17 juni 2019 ziekgemeld.

2.4.

[appellant] is van oktober 2019 tot november 2020 tweemaal in behandeling geweest bij een NIP-psycholoog.

2.5.

Bij brief van 20 december 2019 heeft [appellant] SVB aansprakelijk gesteld voor psychische klachten als gevolg van schadelijke werkomstandigheden bij SVB.

2.6.

SVB heeft aansprakelijkheid jegens [appellant] afgewezen.

3 Beoordeling

4 Beslissing