Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-06-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1572, 200.336.053/01

Gerechtshof Amsterdam, 17-06-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1572, 200.336.053/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 juni 2025
Datum publicatie
23 juni 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:1572
Zaaknummer
200.336.053/01

Inhoudsindicatie

in deze zaak heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst zonder instemming van de werknemer en zonder toestemming van het UWV en daarmee in strijd met artikel 7:671 BW opgezegd. Het hof ziet aanleiding om de billijke vergoeding op nihil vast te stellen. Naar het oordeel van het hof heeft de werknemer ernstig verwijtbaar gehandeld en staat dit handelen aan toekenning van een transitievergoeding in de weg. Het verzoek om betaling van een gefixeerde schadevergoeding en van een bedrag van € 2.241,59 bruto aan openstaande verlofuren en vakantietoeslag wordt toegewezen. Tot slot is het hof van oordeel dat de kantonrechter de werknemer terecht heeft veroordeeld tot terugbetaling van het loon over de periode van 11 mei 2022 tot 14 juni 2022, nu dit loon onverschuldigd is betaald aan de werknemer. De verzochte buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot een bedrag van € 336,38.

Wetsartikelen: art. 7:628 lid 1, 671, 672 lid 11, 673 lid 7 sub c, 681 lid 1 sub a BW

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.336.053/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam: 10576212 EA VERZ 23-617

beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 juni 2025

inzake

[appellant] ,

wonende te [plaats 1] ,

appellant,

advocaat: mr. H.R. Yücesan te Almere,

tegen

JAS FORWARDING (NETHERLANDS) B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,

advocaat: mr. A.J.D. Bekius te Zwolle.

Partijen worden hierna [appellant] en JAS genoemd.

1 De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de vraag of de werknemer na opzegging door de werkgever van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een billijke vergoeding en andere vergoedingen. Het hof oordeelt dat de opzegging in strijd is met artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarmee is de ernstige verwijtbaarheid gegeven en heeft [appellant] in beginsel recht op een billijke vergoeding. Het hof ziet evenwel aanleiding om de billijke vergoeding wegens ernstige verwijtbaarheid van de werknemer vast te stellen op nihil. Het hof wijst om die reden ook het verzoek van de werknemer om een transitievergoeding af. De verzoeken van [appellant] om een gefixeerde schadevergoeding en om uitbetaling van zijn openstaande verlofuren en vakantietoeslag worden wel toegewezen.

2 Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij beroepschrift, met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 22 december 2023, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 28 september 2023 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).

Op 29 juli 2024 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met producties, van JAS ingekomen.

Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 11 september 2024 laten toelichten, [appellant] door mr. Yücesan voornoemd en JAS door mr. Bekius voornoemd en mr. L.F. Bos, advocaat te Zwolle, mr. Yücesan aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.

Uitspraak is nader bepaald op heden.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en alsnog, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zijn in eerste aanleg gedane verzoeken, hierna onder 4.1 vermeld, zal toewijzen en het eveneens in eerste aanleg gedane tegenverzoek van JAS, hierna onder 4.2 vermeld, zal afwijzen, met veroordeling van JAS in de kosten van het geding, inclusief nakosten en rente.

JAS heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking, tot afwijzing van de verzoeken van [appellant] en tot - uitvoerbaar bij voorraad - toewijzing van haar tegenverzoek alsmede veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Beide partijen hebben bewijs aangeboden.

3 Feiten

De kantonrechter heeft onder 1.1. tot en met 1.5. van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

3.1.

[appellant] is op 1 juli 2018 in dienst getreden bij JAS in de functie van IMEX Cell Coördinator, met een salaris van laatstelijk € 3.500,97 bruto exclusief emolumenten.

3.2.

Op 11 mei 2022 is [appellant] in voorlopige hechtenis genomen. Op 21 mei 2022 is [appellant] in vrijheid gesteld waarna hij op 14 juni 2022 opnieuw in hechtenis is genomen.

3.3.

JAS heeft betaling van het loon per 14 juni 2022 stopgezet.

3.4.

Op 17 april 2023 is [appellant] veroordeeld voor (medeplegen van) mensenhandel (seksuele uitbuiting gedurende langere tijd van drie jonge, kwetsbare vrouwen) tot een gevangenisstraf van vier jaar.

3.5.

Bij brief van 24 april 2023 heeft JAS de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 30 april 2023 wegens ernstig verwijtbaar handelen.

4 Eerste aanleg

5 Beoordeling

6 Beslissing