Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-08-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2197, 200.333.507/01

Gerechtshof Amsterdam, 19-08-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2197, 200.333.507/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 augustus 2025
Datum publicatie
27 augustus 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:2197
Zaaknummer
200.333.507/01

Inhoudsindicatie

Korting pensioenaanspraken en -rechten door pensioenfonds in het kader van collectieve waardeoverdracht gevolgd door liquidatie van het fonds niet onrechtmatig, want in artikel 134 Pensioenwet voorzien, de pensioenovereenkomsten onverlet laat, en als noodzakelijke en proportionele maatregel tot behoud van de aanspraken en rechten van de gewezen deelnemers in het fonds moet worden beschouwd; beroep op artikel 17 EU Handvest strandt reeds op artikel 52 lid 1 EU Handvest; volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.333.507/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10264086 CV EXPL 23-71

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 augustus 2025

in de hoofdzaak van

[appellant] ,

wonende te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,

en 452 anderen genoemd en wonende zoals vermeld in de aan dit arrest gehechte bijlage, die als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd,

appellanten,

advocaat: mr. H. van Meerten te Den Haag,

tegen

de Stichting BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE REISBRANCHE (in liquidatie),

gevestigd te Gouda,

geïntimeerde,

advocaat: mr. S.H. Kuiper te Amsterdam,

en

de Stichting PENSIOENFONDS PGB,

gevestigd te Amstelveen,

geïntimeerde,

advocaat: mr. T. Stouten te Amsterdam,

en in het incident tot voeging van

[verzoeker] ,

wonende te [plaats 3] ,

verzoeker,

advocaat: mr. H. van Meerten te Den Haag,

tegen

de Stichting BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE REISBRANCHE (in liquidatie),

gevestigd te Gouda,

verweerster,

advocaat: mr. S.H. Kuiper te Amsterdam,

en

de Stichting PENSIOENFONDS PGB,

gevestigd te Amstelveen,

verweerster,

advocaat: mr. T. Stouten te Amsterdam.

1 De zaak in het kort

Korting pensioenaanspraken en -rechten door pensioenfonds in het kader van collectieve waardeoverdracht gevolgd door liquidatie van het fonds niet onrechtmatig, want in artikel 134 Pensioenwet voorzien, de pensioenovereenkomsten onverlet laat, en als noodzakelijke en proportionele maatregel tot behoud van de aanspraken en rechten van de gewezen deelnemers in het fonds moet worden beschouwd; beroep op artikel 17 EU Handvest strandt reeds op artikel 52 lid 1 EU Handvest; volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.

2 Het verloop van de procedure

Partijen in de hoofdzaak worden hierna [appellanten] en gezamenlijk Reiswerk c.s. of ieder afzonderlijk Reiswerk en PGB genoemd en partijen in het incident [verzoeker] en eveneens Reiswerk c.s. of ieder afzonderlijk Reiswerk en PGB.

in de hoofdzaak en in het incident

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 29 september 2023 - met nog een aantal anderen die naderhand het hoger beroep hebben ingetrokken - in hoger beroep gekomen van het vonnis met bovenvermeld zaaknummer van 6 juli 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, voor zover gewezen tussen [appellanten] als eisers en Reiswerk en PGB als gedaagden.

Namens PGB is een anticipatie-exploot uitgebracht.

Op de eerst dienende dag is namens [verzoeker] een incidentele conclusie genomen tot voeging ex artikel 217 Rv aan de zijde van [appellanten]

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, tevens houdende akte van wijziging van eis, met producties van [appellanten] ;

- memorie van antwoord in de hoofdzaak tevens van antwoord in het voegingsincident van Reiswerk, met producties;

- memorie van antwoord in de hoofdzaak tevens van antwoord in het voegingsincident van PGB, met producties.

Op 6 november 2024 heeft een mondelinge behandeling van de hoofdzaak en het incident plaatsgehad. Daarbij hebben partijen hun zaak doen toelichten:

-

[appellanten] en [verzoeker] door mr. Van Meerten, voornoemd en door mrs. E.G.M. Thijssen, advocaat te Amsterdam, en M.A.M. Lem, advocaat te Breda;

-

Reiswerk door mr. Kuiper voornoemd en door mrs. J.P.C. Interfurth en M.J. de Meij, beiden advocaat te Amsterdam; en

-

PGB door mr. Schouten voornoemd en mr. A.A. Boutens, advocaat te Amsterdam,

allen aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. PGB heeft ter zitting nog een akte met een productie in het geding gebracht.

[verzoeker] heeft gevorderd dat hij in het hoger beroep wordt toegelaten aan de zijde van [appellanten] , kosten rechtens.

[appellanten] hebben geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis voor zover tussen partijen gewezen en dat het hof samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - alsnog hun vordering toewijst zoals gewijzigd in hoger beroep, met hoofdelijke veroordeling van Reiswerk en PGB in de kosten van beide instanties met nakosten en rente.

Reiswerk en PGB hebben in het incident ieder voor zich geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring althans afwijzing van de vordering van [verzoeker] , met zijn veroordeling in de kosten, en in de hoofdzaak tot bekrachtiging van het vonnis voor zover tussen [appellanten] en ieder van hen gewezen, met (alleen wat betreft PGB hoofdelijke) veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep, met nakosten en rente.

Partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

3 Feiten

3.1.

De kantonrechter heeft in het vonnis onder 1.1. tot en met 1.12. een aantal feiten opgesomd die als vaststaand tot uitgangspunt zijn genomen. Tegen die opsomming is niet gegriefd, zodat van de juistheid van die feiten kan worden uitgegaan. Samengevat en met enkele andere van belang geoordeelde feiten die niet ter discussie staan, dienen de volgende feiten het hof tot uitgangspunt.

3.2.

Reiswerk was een pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet (PW). [appellanten] en [naam 1] zijn allen verplicht deelnemer geweest in Reiswerk.

3.3.

Vanaf 2015 verkeerde Reiswerk in financiële problemen en was zij verplicht om jaarlijks een herstelplan in te dienen bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (hierna: DNB). In 2017 is zij door DNB bestempeld als kwetsbaar fonds wegens een lage dekkingsgraad. In de jaren daarna is haar financiële positie verder verslechterd.

3.4.

In mei 2020 is conform de wens van de sociale partners besloten om per 1 januari 2021 verdere pensioenopbouw onder te brengen bij PGB. Vanaf dat moment was Reiswerk een gesloten pensioenfonds zonder premie-inkomsten. Op verzoek van de sociale partners zijn de mogelijkheden onderzocht om de opgebouwde waarde van de pensioenen collectief over te dragen aan PGB.

3.5.

Reiswerk en PGB zijn het met instemming van de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan eens geworden over een collectieve waardeoverdracht (CWO) aan PGB. Daartoe is de lagere dekkingsgraad van Reiswerk met de hogere dekkingsgraad van PGB in evenwicht gebracht door de pensioenaanspraken en -rechten voor 60 plussers met 9,09% te korten en voor deelnemers jonger dan 60 jaar met 18,18%.

3.6.

DNB heeft bij e-mail van 16 december 2020 kennis gegeven van haar besluit om geen gebruik te maken van haar bevoegdheid tot het opleggen van een verbod tot waardeoverdracht.

3.7.

De CWO aan PGB is per 1 januari 2021 geëffectueerd. Sedertdien verkeert Reiswerk in liquidatie.

3.8.

[verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van DNB om geen verbod tot waardeoverdracht op te leggen. Bij besluit van 25 juli 2022 is het bezwaar ongegrond verklaard. [verzoeker] heeft tegen de beslissing op het bezwaar geen beroep aangetekend.

3.9.

Ten tijde van dit hoger beroep zijn de pensioenaanspraken en -rechten van de oud-deelnemers in Reiswerk door PGB met 15% geïndexeerd.

4 Eerste aanleg

5 Beoordeling in hoger beroep

6 Beslissing