Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-09-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2339, 200.348.730

Gerechtshof Amsterdam, 09-09-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2339, 200.348.730

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 september 2025
Datum publicatie
10 september 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:2339
Zaaknummer
200.348.730

Inhoudsindicatie

Als gevolg van herkwalificatie dient het gerechtshof het werknemersloon vast te stellen. Het hof overweegt dat partijen voor de situatie dat de contractuele relatie na 1 april 2018 een arbeidsovereenkomst blijkt te zijn, geen loon zijn overeengekomen, zodat dat loon met toepassing van artikel 7:618 BW moet worden bepaald. Omdat geen sprake is van een gebruikelijk loon, stelt het gerechtshof een billijk loon vast.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer: 200.348.730/01

zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: 10910707 / EA VERZ 24-88

beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 september 2025

inzake

ALBRON NEDERLAND B.V. h.o.d.n. [X] ,

gevestigd te Utrecht,

appellante in principaal appel, verweerster in incidenteel appel,

advocaat: H.B. Dekker te Rotterdam,

tegen

[bewindvoerder ] h.o.d.n. AmstelVisie Financiële Zorg & Bewind als bewindvoerder van [geïntimeerde] ,

gevestigd te Uithoorn,

geïntimeerde in principaal appel, verzoekster in incidenteel appel,

advocaat: mr. H.L. Thiescheffer te Leeuwarden.

Partijen worden hierna [X] en [geïntimeerde] genoemd.

1 De zaak in het kort

Als gevolg van herkwalificatie dient het gerechtshof het werknemersloon vast te stellen. Het hof overweegt dat partijen voor de situatie dat de contractuele relatie na 1 april 2018 een arbeidsovereenkomst blijkt te zijn, geen loon zijn overeengekomen, zodat dat loon met toepassing van artikel 7:618 BW moet worden bepaald. Omdat geen sprake is van een gebruikelijk loon, stelt het gerechtshof een billijk loon vast.

2 Het geding in hoger beroep

[X] is bij beroepschrift, ontvangen ter griffie van het hof op 5 december 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 6 september 2024 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven (hierna: de bestreden beschikking).

Op 22 april 2025 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep tevens houdend een incidenteel appel met productie van [geïntimeerde] ingekomen, alsook een verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring van [X] .

[X] heeft op 12 mei 2025 een verweerschrift naar aanleiding van het bevoegdheidsincident en het incidenteel beroep ingediend.

Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 6 juni 2025 laten toelichten, [X] door mr. Dekker voornoemd en [geïntimeerde] door mr. Thiescheffer voornoemd.

Uitspraak is bepaald op heden.

[X] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen ten aanzien van de vaststelling van het uurloon en de transitievergoeding en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de transitievergoeding dient te worden berekend:

primair aan de hand van een bruto uurloon van € 12,59 te vermeerderen met vakantiegeld, hetgeen neerkomt op een aan [geïntimeerde] toekomende transitievergoeding van € 3.536,- bruto;

subsidiair aan de hand van een bruto uurloon van € 12,67 te vermeerderen met vakantiegeld, hetgeen neerkomt op een aan [geïntimeerde] toekomende transitievergoeding van € 3.557,- bruto en

meer subsidiair aan de hand van een bruto uurloon van € 16,90 te vermeerderen met vakantiegeld, hetgeen neerkomt op een aan [geïntimeerde] toekomende transitievergoeding van € 4.746,- bruto

dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep.

[geïntimeerde] heeft in principaal appel primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [X] , subsidiair tot het ontzeggen aan [X] van haar verzoeken, met veroordeling in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft in incidenteel appel verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en haar een transitievergoeding toe te kennen van € 8.987,84 bruto, en voorts te bepalen dat er een uurloon heeft te gelden van € 20,- bruto exclusief vakantiegeld en vakantiedagen, met veroordeling in de proceskosten.

Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

3 Feiten

De kantonrechter heeft in 1.1 tot en met 1.11 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.

3.1

[X] verzorgt voor haar klanten bedrijfslunches op locatie.

3.2

[geïntimeerde] verrichtte sinds 2015 werkzaamheden als lunchmedewerker voor [X] en werkte op locatie bij Equinix, een van de klanten van [X] . [geïntimeerde] werkte aanvankelijk op basis van een opdrachtovereenkomst, tegen een uurtarief van € 15,- exclusief btw.

3.3

Op voorstel van [X] is deze arbeidsrelatie per 1 mei 2016 voortgezet op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 1 april 2018. [geïntimeerde] kreeg een nuluren-contract als [functie] in de zin van de cao [functie] . Het salaris bedroeg aanvankelijk € 12,55 bruto per uur, hetgeen correspondeerde met € 15,- bruto per uur, inclusief vakantiebijslag en een vergoeding voor opgebouwde vakantiedagen. Per 24 februari 2017 werd dit uurloon verhoogd tot € 13,08 bruto, exclusief genoemde emolumenten

3.4

In november 2017 heeft [X] haar lunchmedewerkers bericht dat zij om praktische redenen niet langer bedrijfslunches door eigen personeel laat verrichten, maar dat zij voortaan lunchmedewerkers via een uitzendbureau wil inzetten.

3.5

In een brief van 19 februari 2018 heeft [X] aan [geïntimeerde] bericht dat haar arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd en van rechtswege eindigt op 1 april 2018.

3.6

Vanaf 1 april 2018 is [geïntimeerde] voor [X] blijven werken als lunchmedewerker bij Equinix. Zij deed dit op facturatiebasis, tegen een tarief van € 20,- per uur, exclusief 21% in rekening gebrachte btw. Zij werkte gemiddeld 24 uur per week.

3.7

Op 12 oktober 2023 heeft [X] aan [geïntimeerde] laten weten dat Equinix haar contract met [X] had opgezegd en dat daarom ook de samenwerking met [geïntimeerde] per 1 november 2023 eindigt.

4 Eerste aanleg

5 Beoordeling

6 Beslissing