Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-10-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2851, 200.311.316/01

Gerechtshof Amsterdam, 28-10-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2851, 200.311.316/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 oktober 2025
Datum publicatie
30 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:2851
Zaaknummer
200.311.316/01

Inhoudsindicatie

Bestuurdersaansprakelijkheid, zowel op grond van verhaalsfrustratie als volgens de maatstaf van het Comsys-arrest (HR 11 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4033 ).

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.311.316/01

rol-/zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/699550/ HA ZA 21-296

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 oktober 2025

in de zaak van

[appellant]

wonende te [plaats] ,

appellant,

advocaat: mr. B.P.J. Tillemans te Tilburg,

tegen

ISTIA B.V.,

gevestigd te Dordrecht,

geïntimeerde,

advocaat: mr. G.M. van den Bergh te Dordrecht.

Partijen worden hierna [appellant] en Istia genoemd.

1 De zaak in het kort

Istia heeft in 2018 een controlerend aandelenbelang in Qlog B.V. verkocht aan Tow Invest B.V. dat deel uitmaakt van een groep van vennootschappen waarvan [appellant] (indirect) enig aandeelhouder en bestuurder is. In het kader van deze transactie is een betalingsregeling overeengekomen die inhoudt dat Qlog haar schuld aan Istia zal terugbetalen uit een vergoeding die zij per gereden kilometer zal ontvangen voor de ritten die zij zal gaan verzorgen voor een andere vennootschap uit de groep van [appellant] en die haar enige opdrachtgever zal worden. Tow Invest heeft in dat kader een borgstelling en garantie aan Istia verstrekt dat de (rest)schuld uiterlijk op 1 februari 2020 zal zijn afgelost. Qlog heeft op die datum niets afgelost van de schuld. Als Istia vervolgens Qlog en, uit hoofde van de borgstelling, Tow Invest aanspreekt tot betaling, vraagt Tow Invest het faillissement aan van Qlog, en blijkt Tow Invest een verder lege vennootschap die door [appellant] meteen wordt geliquideerd. Istia verwijt [appellant] dat hij als (indirect) bestuurder van Qlog heeft bewerkstelligd dat Qlog niets van de schuld heeft terugbetaald en ook geen verhaal meer biedt. Ook verwijt zij hem dat hij als bestuurder van Tow Invest aan Istia een borgstelling heeft verstrekt terwijl hij wist dat Tow Invest een lege vennootschap was die geen verhaal bood voor de borgstelling. Daarnaast verwijt Istia [appellant] dat hij als enig aandeelhouder, bestuurder en beleidsbepaler van de [bedrijf 3] een concernstructuur heeft opgezet waarbij Qlog is gemaakt tot ‘verliesdochter’ van dat concern waarbij Qlog alle kosten droeg van haar bedrijfsactiviteiten terwijl de inkomsten daarvan toevloeiden naar andere groepsvennootschappen, waarbij haar bedrijfsmiddelen in de loop der tijd werden afgestoten zodat zij geen verhaal meer bood voor de vordering van Istia. De rechtbank heeft de vorderingen van Istia toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis.

[appellant] is bij dagvaarding van 25 mei 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 13 april 2022 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld rol- en zaaknummer gewezen tussen Istia als eiseres en [appellant] als gedaagde.

Het hof heeft bij tussenarrest van 21 juni 2022 een mondelinge behandeling na aanbrengen bevolen die op 16 december 2022 heeft plaatsgevonden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Bij gelegenheid van die mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunt laten toelichten aan de hand van pleitnotities die aan het procesdossier zijn toegevoegd, en heeft [appellant] de producties 16 tot en met 21 ingediend die eveneens aan het procesdossier zijn toegevoegd.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties 22 tot en met 38;

- memorie van antwoord met producties 34 tot en met 39;

- akte uitlating producties, van de kant van [appellant] ;- akte overleggen producties 39 tot en met 49, van de kant van [appellant] ;

- antwoordakte, van de kant van Istia.

Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 22 mei 2024 laten toelichten. [appellant] door mr. Tillemans voornoemd en mr. W. van Veldhuizen, advocaat te Tilburg, en Istia door mr. Van den Bergh voornoemd, ieder aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [appellant] nog de producties 50 tot en met 58 ingediend, die aan het procesdossier zijn toegevoegd.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog Istia niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel de vorderingen van Istia zal afwijzen, Istia zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald althans in depot heeft gesteld, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 mei 2022, met veroordeling van Istia in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.

Istia heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3 Feiten

3.1.

De rechtbank heeft in 2.1 tot en met 2.22 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep heeft [appellant] in zijn grief 1 geklaagd dat de feitenopsomming van de rechtbank onvolledig is. Uit de toelichting op deze grief volgt niet dat hetgeen de rechtbank onder de opsomming van de feiten heeft opgenomen feitelijke onjuistheden bevat. Gelet hierop zullen de in het vonnis vermelde feiten ook het hof tot uitgangspunt dienen. Voor zover de door [appellant] in grief 1 aangevoerde bezwaren relevant zijn voor de beoordeling van het geschil, zal het hof bij de beoordeling van het geschil met die bezwaren rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.

3.2.

De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van zijn persoonlijke holding Istia.

3.3.

Istia heeft op 22 februari 2016 Qlog B.V. opgericht (hierna: Qlog), een startup met als doel het bemiddelen en verzorgen van autotransporten. Istia was enig aandeelhouder en bestuurder van Qlog.

3.4.

Op 22 februari 2016 heeft Istia, in het kader van haar financiële investeringen in Qlog, met Qlog twee financieringsovereenkomsten gesloten:

- een ‘achtergestelde geldleningsovereenkomst’ met een leensom van € 59.000 en een looptijd tot 31 december 2026 (hierna: de leningsovereenkomst);

- een ‘rekening-courant overeenkomst’ tot wederopzegging (hierna: de rekening-courant overeenkomst).

3.5.

In 2016 heeft Istia 449 van de in totaal 1500 aandelen in Qlog verkocht en geleverd aan twee andere partijen. Istia bleef ook daarna enig bestuurder met een controlerend aandelenbelang.

3.6.

In het najaar van 2017 zijn de aandeelhouders van Qlog op zoek gegaan naar een investeerder, omdat Qlog nog niet winstgevend was en de aandeelhouders geen verdere middelen hadden om Qlog nog langer financieel in stand te houden.

[naam 1] is daarover in gesprek geraakt met transportondernemer [appellant] , indertijd enig aandeelhouder en bestuurder van twee holdings: 1) [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) met haar 100% dochtermaatschappij Tow Invest B.V. (hierna: Tow Invest) en 2) [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) met diverse werkmaatschappijen. De twee holdings en hun onderliggende maatschappijen worden hierna tezamen de [bedrijf 3] genoemd.

In het kader van die gesprekken is een document met de naam ‘participatie [bedrijf 3] – Qlog’ (hierna: de business case) opgesteld. Hierin staat vermeld dat Qlog na de start in 2016 in 2017 een goede logistieke organisatie had, een goed klantenbestand van 150 klanten, 10 vrachtwagens, en een omzet vertegenwoordigde van ruim € 2 miljoen op jaarbasis. Bij e-mail van 7 september 2017 van [naam 1] aan de heer [naam 2] , directeur van de [bedrijf 3] , is een prognose/exploitatiebegroting van Qlog over 2017 gevoegd. Een e-mail van 6 november 2017 van [naam 1] aan de heer [naam 3] , financieel directeur bij de [bedrijf 3] , bevat als bijlage een uitdraai van de kolommenbalans van Qlog over het eerste halfjaar met een omzet van € 980.000.

-

3.7. In december 2017 heeft [appellant] aangeboden meerderheidsaandeelhouder van Qlog te worden via een overname door Tow Invest. De vennootschapsstructuur van de [bedrijf 3] was op dat moment als volgt: [appellant] was 100% aandeelhouder en enig bestuurder van (de houdstermaatschappijen) [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .

-

[bedrijf 1] was op haar beurt 100% aandeelhouder en bestuurder van (werkmaatschappij) Tow Invest

-

[bedrijf 2] was op haar beurt 100% aandeelhouder en bestuurder van (de werkmaatschappijen) [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ), [bedrijf 4] B.V. , [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 6] B.V.

-

Onder [bedrijf 3] en [bedrijf 6] B.V. hingen nog weer andere werkmaatschappijen.

3.8.

Op 5 januari 2018 hebben [naam 1] en [appellant] een overeenkomst (hierna: de basisovereenkomst) met de volgende tekst ondertekend:

“Hierbij verklaren Qlog BV (...) vertegenwoordigd door [naam 1] , en Tow Invest BV (...) vertegenwoordigd door [appellant] respectievelijk te noemen comparant 1 en comparant 2 dat zij heden het navolgende zijn overeengekomen:

A) Comparant 1 verkoopt 51% van haar aandelen per 01 februari 2018 aan comparant 2 voor een bedrag van € 1,-;

B) Comparant 1 sluit per 01 februari 2018 een samenwerkingsovereenkomst met [bedrijf 3] , (...) op basis van inhuur voertuigen met chauffeurs van comparant 1. (z.g.n. charter werkzaamheden)

C) Comparant 1 verplicht zich als charter transporteur als haar opdrachten terstond en zonder enig voorbehoud te verleggen naar (...) [bedrijf 3] . [bedrijf 3] draagt tevens zorg voor de facturatie van de door comparant 1 aangeleverde opdrachten/clientèle.

D) Samenwerkingsovereenkomst comparant 1 en [bedrijf 3] behelst ten minsten het recht van de [bedrijf 3] om clientèle comparant 1 direct te benaderen/werkzaamheden uit te voeren (overdracht klantenbestand comparant 1 naar [bedrijf 3] )

E) Verdere details worden komende weken nader uitgewerkt door operationeel directeur [bedrijf 3] in overleg met DGA comparant 1

F) Comparant 2 gaat in overleg met medewerkers [naam 4] en [naam 5] omtrent het aanbieden van een nieuwe arbeidsovereenkomst met de [bedrijf 3] op basis van planner (internationaal) transport zoals omschreven in C.A.O. vervoer.

G) Comparant 1 ontvangt per gereden kilometer per transporteenheid een extra vergoeding van €0,10 p. km. ter aflossing van de door Istia BV (...) verstrekte geldlening aan comparant 1 ten tijde van deze overeenkomst begroot op € 200K. (...)

H) Comparant 2 stelt zich borg gedurende periode van 24 maanden (periode 01 februari 2018 > 31 januari 2020 voor het terugbetalen van € 200K aan Istia BV (...) en geeft een garantie af voor het restant dat (eventueel) overblijft op 1 februari 2020 voor zover de in punt D genoemde opslag van € 0,10 per km. totale aflossing van voornoemde € 200K. niet afdekt.

I) Partijen verklaren zonder enig voorbehoud dat de overeenkomst van heden 05 januari 2018 als basis dient om aandelentransactie genoemd in punt A en samenwerkingsovereenkomst genoemd in punt B komende weken nader uit te werken.”(...)

[appellant] heeft de basisovereenkomst namens Tow Invest ondertekend en [naam 1] heeft deze ondertekend namens zowel Qlog als, afzonderlijk, Istia.

3.9.

In het kader van de beoogde overname van Qlog is namens [appellant] een due diligence (hierna: de due diligence) verricht naar Qlog.

3.10.

Op 1 maart 2018 hebben [bedrijf 3] en Qlog een overeenkomst gesloten met de titel ‘samenwerkingsovereenkomst’ (hierna: de samenwerkingsovereenkomst) die is getekend door [naam 2] namens [bedrijf 3] en door [naam 1] namens Qlog. In de samenwerkingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

“Artikel 1 Inhuur voertuigen met chauffeurs

1. Qlog zal, ten behoeve van door [ [bedrijf 3] ] uit te voeren transportopdrachten, voertuigen met chauffeurs ter beschikking stellen aan [ [bedrijf 3] ] (zogenaamde charterwerkzaamheden).

2. Qlog verricht het vervoer met vrachtwagens welke haar eigendom zijn en met chauffeurs welke in dienstbetrekking werkzaam zijn bij Qlog.

3. Qlog draagt voor eigen rekening zorg voor de brandstof, verzekering en onderhoud van de voertuigen.

Artikel 4 overdracht klantenbestand

1. Qlog zal terstond en zonder enig voorbehoud na ondertekening van deze overeenkomst haar klantenbestand overdragen aan [ [bedrijf 3] ].

2. [ [bedrijf 3] ] is voor deze overdracht geen vergoeding aan Qlog verschuldigd.

3. [ [bedrijf 3] ] zal de overgedragen cliënten rechtstreeks gaan contracteren en factureren.

Artikel 5 Financieel

1. Qlog ontvangt voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden met een autotransporter achtlader inclusief chauffeur een vergoeding van € 1,13 per kilometer (exclusief BTW) en zal hiervoor maandelijks een factuur uitreiken aan [ [bedrijf 3] ].

2. Qlog ontvangt voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden met een autotransporter achtlader exclusief chauffeur een vergoeding van € 0,43 per kilometer (exclusief BTW) en zal hiervoor wekelijks een factuur uitreiken aan [ [bedrijf 3] ]

3. Jaarlijks zal per 1 januari de in lid 1 opgenomen vergoeding, indien door één der partijen gewenst, worden aangepast (...)

4. [ [bedrijf 3] ] zal voor betaling binnen 15 dagen na ontvangst van de in lid 1 bedoelde factuur voor betaling zorg dragen (...)

5. Qlog zal van deze ontvangen vergoeding een bedrag van € 0,10 per gereden kilometer aanwenden voor aflossing van haar (rekening-courant) schuld aan Istia B.V. (partijen genoegzaam bekend) zijnde € 200.000 waarbij het definitieve bedrag per 1 februari 2018 dient te worden vastgesteld.

6. Ista B.V. kan geen beroep meer doen op artikel 5 lid 5 van deze overeenkomst bij het bereiken van aflossing de totale hoofdsom van de rekening-courant schuld van Qlog aan Istia B.V. zoals genoemd in artikel 5 lid 5 van deze overeenkomst.

(...)

Artikel 8 Overige bepalingen

(...)

6 Middels ondertekening van deze overeenkomst komen alle voorgaande overeenkomsten en afspraken met betrekking tot de van toepassing zijnde voorwaarden te vervallen. Deze overeenkomst geeft alle ter zake tussen partijen gemaakte afspraken op een juiste wijze weer.(...)”

3.11.

Op 21 maart 2018 heeft [bedrijf 1] haar aandelen in Tow Invest overgedragen aan [appellant] . Daarmee werd [appellant] direct enig aandeelhouder en bestuurder van Tow Invest.

3.12.

Bij koopovereenkomst van 29 juni 2018 heeft Tow Invest 676 aandelen van Istia alsmede de 449 minderheidsaandelen (2.4) in Qlog gekocht, voor € 1,- per iedere verkopende aandeelhouder ingevolge artikel 2.4 van die overeenkomst (hierna: de aandelenkoopovereenkomst).

In artikel 12.1 van de aandelenkoopovereenkomst staat:

“Middels ondertekening van deze Overeenkomst komen alle voorgaande overeenkomsten en afspraken betrekking hebbend op het bepaalde als omschreven in deze Overeenkomst te vervallen.”

3.13.

Bij notariële akte van 6 juli 2018 zijn de aandelen geleverd aan Tow Invest. Daarbij werd Istia ontslagen als bestuurder en Tow Invest benoemd als (enig) bestuurder van Qlog. Vanaf dat moment had Tow Invest 75% van de aandelen in Qlog in eigendom en Istia de overige 25%. De structuur van de [bedrijf 3] werd daarmee vanaf 6 juli 2018 als volgt:

-

[appellant] was 100% aandeelhouder en enig bestuurder van (de houdstermaatschappijen) Tow Invest, [bedrijf 2] en [bedrijf 1] .

-

[bedrijf 2] op haar beurt was 100% aandeelhouder en bestuurder van de werkmaatschappijen [bedrijf 3] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , en [bedrijf 6] , waarbij onder [bedrijf 3] en [bedrijf 6] nog weer andere werkmaatschappijen hingen.

-

Tow Invest op haar beurt hield 75% van de aandelen in werkmaatschappij Qlog en was daarvan de bestuurder.

-

De overige 25% van de aandelen in werkmaatschappij Qlog werden gehouden door Istia, waarvan [naam 1] enig aandeelhouder en enig bestuurder was.

3.14.

Per 31 december 2018 bedroeg de schuld van Qlog aan Istia in totaal € 160.911 waarvan € 101.911 uit hoofde van de rekening-courant overeenkomst en € 59.000,- uit hoofde van de leningsovereenkomst.

3.15.

Op 23 januari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] en [naam 2] . Over dat gesprek heeft [naam 3] per e-mail het volgende aan [naam 1] meegedeeld:

“(...) Tussen Q-log en [appellant] ICR is afgesproken dat ICR 10 cent op de door jouw aangeleverde kostprijs als vergoeding geeft, tot een maximum van 1.600.000 kilometer (€ 160K). ondertussen is circa 800.000 kilometer in rekening gebracht wat een equivalent is voor € 80K. Jij hebt aangegeven deze € 80K niet uit de zaak te hebben kunnen halen. Dit is het gevolg van de geleden verliezen en doordat de gelden zijn aangewend voor de betaling van oude crediteuren/schulden etc. (...) Het totaal van € 110K (zijnde € 80K en € 30K) wil [appellant] gaan betalen vanaf het moment dat de financiering bij ABN is geregeld, over een periode van maximaal 36 maanden.”

3.16.

Op 18 maart 2019 heeft [naam 1] de volgende e-mail aan [naam 3] gestuurd:

“Ik zag dat je hele rits [appellant] facturen hebt betaald, maar er zaten ook nog paar andere crediteuren te zeuren om betaling, (...). Kun je dan ook zorgen dat die 0,10 ct per km afgelost wordt aan mij? Daarmee lopen we nu ook alweer 3 maanden achter, naast natuurlijk heel vorig jaar.”

3.17.

Op 6 februari 2020 heeft Istia Qlog schriftelijk verzocht om betaling van

€ 160.910,80. Bij brief van 27 maart 2020 heeft Istia Qlog in gebreke gesteld en haar gesommeerd om voornoemd bedrag uiterlijk 3 april 2020 te voldoen.

Ook werd daarbij Tow Invest in haar hoedanigheid van borg tegenover Istia de gelegenheid geboden om haar betalingsverplichting jegens Istia na te komen ter voorkoming van een procedure. Qlog noch Tow Invest zijn overgegaan tot de verzochte betaling.

3.18.

Istia heeft vervolgens Tow Invest gedagvaard bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarna bij vonnis van 29 juli 2020 Tow Invest bij verstek is veroordeeld tot betaling van € 160.910,80, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten van € 2.384,11, proceskosten van € 5.921,38 en de nakosten (hierna: het verstekvonnis).

3.19.

Op de aandeelhoudersvergadering van Qlog van 31 juli 2020 is besloten tot goedkeuring van de aangifte van het faillissement van Qlog, waarbij meerderheidsaandeelhouder Tow Invest vóór dit besluit heeft gestemd en minderheidsaandeelhouder Istia tegen.

3.20.

Op 6 augustus 2020 heeft Istia vergeefs Tow Invest aangeschreven ter zake van de executie van het verstekvonnis.

3.21.

Op 25 augustus 2020 is Qlog failliet verklaard. In het zevende faillissementsverslag van 26 oktober 2022 is vermeld dat Qlog ten tijde van het faillissement geen werknemers had en aan transportmiddelen een Renault Kangoo met een verkoopopbrengst van € 1.000. In het verslag is onder 7.5 “Onbehoorlijk bestuur” tevens vermeld dat de curator onderzoek doet naar betalingen die voorafgaand aan het faillissement door Qlog zijn gedaan aan vennootschappen van de groep van [appellant] . Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar de verhouding tussen de [bedrijf 3] en Qlog en de tussen hen gemaakte afspraken c.q, onderliggende overeenkomst.

3.22.

Op 4 september 2020 heeft Istia het verstekvonnis aan Tow Invest laten betekenen en heeft Istia Tow Invest bevolen tot betaling binnen twee dagen van het bedrag van

€ 174.872,44 uit hoofde van het verstekvonnis.

3.23.

Op 25 september 2020 ontving Istia het bericht dat Tow Invest was ontbonden bij gebrek aan baten. Deze ontbinding bleek op 22 september 2020 te zijn ingeschreven in het handelsregister, met vermelding dat [appellant] was aangesteld als bewaarder van de boeken en bescheiden.

3.24.

Op 27 september 2020 heeft Istia [appellant] , in zijn hoedanigheid van enig (indirect) aandeelhouder en bestuurder van Tow Invest, Qlog en de [bedrijf 3] aansprakelijk gesteld voor haar schade.

4 Eerste aanleg

4.1.

Istia heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd dat [appellant] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:

a. € 160.910,80 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

b. € 2.384,11 aan buitengerechtelijke incassokosten tot betaling waarvan Tow Invest is veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

c. € 5.921,38 aan proceskosten tot betaling waarvan Tow Invest is veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

d. € 239,- aan nakosten tot betaling waarvan Tow Invest is veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

e. de proceskosten met de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.2.

De rechtbank heeft, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Istia toegewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten. De rechtbank heeft, kort samengevat, geoordeeld dat [appellant] onrechtmatig jegens Istia heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die Istia hierdoor heeft geleden.

5 Beoordeling

6 Beslissing