Gerechtshof Amsterdam, 08-04-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:957, 200.336.192/01
Gerechtshof Amsterdam, 08-04-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:957, 200.336.192/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 8 april 2025
- Datum publicatie
- 28 april 2025
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2025:957
- Zaaknummer
- 200.336.192/01
Inhoudsindicatie
In deze zaak gaat het om de vraag welk recht van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van een aantal Hongaarse vrachtwagenchauffeurs met een Hongaarse zustervennootschap van een Nederlands transportbedrijf. Het materiële achterliggende belang is of deze chauffeurs aanspraak hebben op loonbetaling overeenkomstig de Nederlandse normen. Hierbij rijzen vragen over de uitleg van artikel 8 Rome I-Verordening. Het hof is van plan daarover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU). Partijen krijgen de gelegenheid zich daarover uit te laten
Uitspraak
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.336.192/01
zaaknummer rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch : 2912554/417
zaaknummer gerechtshof ’s-Hertogenbosch : 200.168.333/01
zaaknummer Hoge Raad der Nederlanden : 17/03684
zaaknummer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden : 200.254.668/01
zaaknummer Hoge Raad der Nederlanden : 21/04458
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 april 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[appellant 1] ,
voorheen geheten [appellant 2] ,
gevestigd te [plaats 5] , Hongarije ,
appellante,
advocaat: mr. O. Surquin te Arnhem,
tegen
1 [geïntimeerde 1] ,
wonende te [plaats 1] , Hongarije ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [plaats 2] , Hongarije ,
3. [geïntimeerde 3] ,
wonende te [plaats 3] , Hongarije ,
4. [geïntimeerde 4] ,
wonende te [plaats 4] , Hongarije ,
5. [geïntimeerde 5] ,
wonende te [plaats 1] , Hongarije ,
6. [geïntimeerde 6] ,
wonende te [plaats 1] , Hongarije ,
7. [geïntimeerde 7] ,
wonende te [plaats 1] , Hongarije ,
8. [geïntimeerde 8] ,
wonende te [plaats 6] , Hongarije ,
9. [geïntimeerde 9] ,
wonende [plaats 2] , Hongarije ,
10. [geïntimeerde 10] ,
wonende te [plaats 1] , Hongarije ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. J.H. Mastenbroek te Groningen.
Partijen worden hierna [appellant 1] en [geïntimeerden] genoemd.
1 De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag welk recht van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van een aantal Hongaarse vrachtwagenchauffeurs met een Hongaarse zustervennootschap van een Nederlands transportbedrijf. Het materiële achterliggende belang is of deze chauffeurs aanspraak hebben op loonbetaling overeenkomstig de Nederlandse normen. Hierbij rijzen vragen over de uitleg van artikel 8 Rome I-Verordening. Het hof is van plan daarover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU). Partijen krijgen de gelegenheid zich daarover uit te laten.
2 Het geding in hoger beroep
Voor het procesverloop tot aan het arrest van de Hoge Raad van 17 maart 20231, (hierna: het tweede verwijzingsarrest) verwijst het hof naar dat arrest onder 1. Bij het tweede verwijzingsarrest heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juli 20212 vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing, een en ander met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in cassatie.
[geïntimeerden] hebben [appellant 1] opgeroepen om voor dit hof verder te procederen en de zaak aangebracht op de rolzitting van 2 januari 2024.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- -
-
memorie na verwijzing van [geïntimeerden] ;
- -
-
antwoordmemorie na verwijzing van [appellant 1] .
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 29 november 2024 toegelicht door hun advocaten, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd dat het hof [appellant 1] niet ontvankelijk zal verklaren, althans het vonnis van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellant 1] in de kosten van de procedure in beide instanties. [geïntimeerden] hebben daarbij de suggestie gedaan om, indien nodig, prejudiciële vragen aan het HvJEU te stellen.
[appellant 1] heeft geconcludeerd dat het hof de vorderingen van [geïntimeerden] zal afwijzen, met hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten na verwijzing.