Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9210, 200.088.045
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9210, 200.088.045
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 december 2013
- Datum publicatie
- 20 januari 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:9210
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1221, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.088.045
Inhoudsindicatie
Gemeentelijke gronduitgifte; zorgvuldigheidsnorm in geval van schaarse ruimte. Vordering tot verklaring voor recht inzake onrechtmatig handelen, gebod tot nakoming gemaakte afspraken en verbod van uitvoering van met derden gesloten intentieovereenkomst; subsidiair tot schadevergoeding nader op te maken bij staat.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.088.045
(zaaknummer rechtbank Zutphen, sector civiel - afdeling handel, 113227)
arrest van de derde kamer van 3 december 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bouwmarkt Epe B.V.,
gevestigd te Ermelo,
appellante,
hierna: Bouwmarkt Epe,
advocaat: mr. M.R. Oranje,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Gemeente Epe,
zetelend te Epe,
geïntimeerde,
hierna: de Gemeente,
advocaat: mr. J.H. Meijer.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 22 september 2010 (tussenvonnis) en 9 maart 2011 (eindvonnis) die de rechtbank Zutphen (sector civiel - afdeling handel) tussen Bouwmarkt Epe als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en de Gemeente als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie heeft gewezen.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 20 mei 2011,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord,
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities van mr. Oranje en van mr. Meijer.
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald (op één dossier).
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het (bestreden) vonnis van 9 maart 2011.