Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9845, 200.116.230

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9845, 200.116.230

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 december 2013
Datum publicatie
22 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:9845
Formele relaties
Zaaknummer
200.116.230

Inhoudsindicatie

Gebruik strook grond van gemeente in het verlengde van achtertuin gedurende tientallen jaren. Er is eerst sprake van erfpacht van het perceel, later wordt dit in eigendom verkregen. Verkrijgende dan wel extinctieve verjaring?

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.116.230

(zaaknummer rechtbank Arnhem 221720)

arrest van de tweede kamer van 24 december 2013

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon

gemeente Arnhem,

zetelende te Arnhem,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

hierna: de gemeente,

advocaat: mr. F.J. van Beek,

tegen:

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. J.H.J. Joosten.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 21 december 2011 en 18 april 2012 die de rechtbank Arnhem tussen de gemeente als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De gemeente heeft bij exploot van 13 juni 2012 [geïntimeerde] aangezegd van voornoemd vonnis van 18 april 2012 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.

2.2

Bij memorie van grieven heeft de gemeente vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, heeft zij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft onder verwijzing naar de eis in de appeldagvaarding gevorderd dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende, alsnog:

1. [geïntimeerde] zal bevelen het gebruik dat hij maakt van de aan de gemeente in eigendom toebehorende strook, zoals gedefinieerd in de dagvaarding in eerste aanleg, te staken, voornoemd stuk grond met al hetgeen zich daarop van zijnentwege bevindt te ontruimen en ontruimd te houden, alsmede [geïntimeerde] zal bevelen voornoemd stuk grond in de oorspronkelijke staat te herstellen en (derhalve) zal bevelen het door [geïntimeerde] op de vermeende perceelsgrens geplaatste hek te verplaatsen naar de werkelijke perceelsgrens, de op het stuk grond opgerichte opstallen, inclusief funderingen, kabels en leidingen te verwijderen en de grond ter plaatse van deze opstallen met gewone grond te brengen op maaiveldniveau, aangebrachte bomen, struiken en/of overige beplanting te verwijderen, e.e.a. onder bepaling dat deze bevelen binnen twee maanden na betekening van het te wijzen arrest volledig moeten zijn opgevolgd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [geïntimeerde] in gebreke zal blijven om aan deze bevelen tijdig en/of volledig te voldoen;

2. de gemeente zal machtigen, bij gebreke van een tijdige en/of volledige voldoening aan de hiervoor onder 1. geformuleerde bevelen, deze bevelen te doen uitvoeren door derden op kosten van [geïntimeerde], met veroordeling van [geïntimeerde] om de op deze uitvoering te vallen kosten op vertoon van de door die derden ter zake aan de gemeente verstrekte rekeningen, althans op vertoon van de door het hof te bepalen bescheiden, aan de gemeente te betalen;

3. [geïntimeerde] zal veroordelen om hetgeen de gemeente op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald terug te betalen, e.e.a. vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van betaling van de gemeente aan [geïntimeerde] tot het moment van volledige terugbetaling;

4. [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties, waaronder begrepen de verschuldigde griffierechten en de begrote bedragen aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het arrest, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het arrest tot aan de dag van de algehele voldoening.

2.3

Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd en een aantal producties in het geding gebracht. Bij dezelfde memorie heeft [geïntimeerde] voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis en heeft hij daartegen drie grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd dat het hof bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, de gemeente niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, althans haar vorderingen in hoger beroep zal afwijzen en het bestreden vonnis zal bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling en verbetering van gronden, met veroordeling van de gemeente in de kosten van [bedoeld zal zijn:] het hoger beroep, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen arrest en, voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na betekening van het arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van het arrest tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot veroordeling van de gemeente in de nakosten in het hoger beroep ad € 131,-, dan wel indien betekening van het arrest plaatsvindt, ad € 199,- en de eventuele (verdere) executiekosten.

2.4

Bij memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft de gemeente verweer gevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest [geïntimeerde] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, althans deze vordering zal afwijzen en het bestreden vonnis, voor zover door de grieven in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep bestreden, zal bekrachtigen, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

2.5

Vervolgens heeft schriftelijk pleidooi plaatsgevonden, waarbij beide partijen pleitnotities in het geding hebben gebracht.

2.6

Ten slotte hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten

3.1

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan in hoger beroep de navolgende feiten vast:

3.1.1

[geïntimeerde] woont sinds het begin van de jaren '50 van de vorige eeuw aan de [adres] in [woonplaats], aanvankelijk met zijn ouders die de woning huurden. Hij is sinds 15 januari 1982 erfpachter van het desbetreffende perceel, kadastraal bekend gemeente Arnhem, [kadastraalnummer], blijkens een door [geïntimeerde] overgelegde akte van 25 november 1983 tot aanvulling van de erfpachtsvoorwaarden groot 317 m2 (hierna: het perceel). [geïntimeerde] heeft op 24 juni 1994 de blote eigendom van dit perceel van de gemeente verkregen. Bij die gelegenheid heeft hij een kadastrale kaart ontvangen, waarop de contouren van zijn perceel en de omliggende percelen, met daarop de contouren van de opstallen, zijn afgebeeld.

3.1.2

In het verlengde van de achtertuin van het genoemde perceel ligt een strook grond van ongeveer 70 m2, die deel uitmaakt van het kadastrale perceel gemeente Arnhem, [kadastraalnummer] (in totaal groot 04.17.65 ha), welk perceel blijkens de kadastrale registratie toebehoort aan de gemeente (hierna: perceel [kadastraalnummer]). De genoemde strook grond (hierna: de strook) vormt samen met het achtererf van het perceel van [geïntimeerde] ogenschijnlijk één geheel en is in ieder geval sinds de jaren '50 van de vorige eeuw samen met dat achtererf in gebruik als achtertuin (hierna: de achtertuin). De strook wordt begrensd door een steil oplopend talud dat eveneens deel uitmaakt van perceel [kadastraalnummer]. Daar waar het talud begint heeft [geïntimeerde] de achtertuin afgerasterd. Aan de hand van een door de gemeente overgelegde en inhoudelijk niet betwiste kaart, welke kaart aan dit arrest is gehecht, is de situatie ter plaatse in beeld gebracht. De strook is hierop - schetsmatig - gearceerd weergegeven.

3.1.3

Bij brief van 28 januari 2011 heeft de gemeente [geïntimeerde] aangeboden dat hij de strook, onder voorwaarden, van de gemeente kon kopen voor € 77,- per vierkante meter. Bij brief van 18 februari 2011 heeft [geïntimeerde] dit aanbod van de hand gewezen en zich beroepen op verkrijgende verjaring van de strook. Daarop heeft de gemeente aan [geïntimeerde] bij brief van 22 april 2011 onder meer het volgende geschreven:

"Op 28 januari 2011 heeft u van ons een brief ontvangen met de mededeling dat u een strook openbaar groen achter uw woning aan de [adres] in gebruik heeft. Hier is in het verleden geen bruikleenovereenkomst voor afgesloten. (..)

Op 24 juni 1994 heeft u de erfpacht rustende op het perceel, bekend als gemeente Arnhem [kadastraalnummer] ter grootte van 317 m2 van de gemeente afgekocht. Aan de hand van de weergegeven afmeting in het koopcontract had u kunnen zien dat dit niet overeenkomt met de huidige ingebruikname, te weten 387 m2. Op basis hiervan had u kunnen en behoren te weten dat de strook gemeentegrond niet uw eigendom had kunnen zijn. Op basis hiervan bent u niet te goeder trouw en derhalve gaat een beroep op verkrijgende verjaring niet op.

Tevens bent u juridisch gezien nooit bezitter geweest van de strook grond. (..)

Nu een beroep op verkrijgende verjaring niet op gaat, hebben wij ook onderzocht of uw betoog in aanmerking kan komen voor een geslaagd beroep op bevrijdende verjaring. Echter, ook hier zorgt de in het verleden afgekochte erfpacht voor afwijzing van het beroep op verjaring.

De juridische grondslag ligt hier in een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (LJN BC7188, 10 oktober 2007), waarbij allereerst ingegaan wordt op het feit dat degene die grond pacht, gezien wordt als houder van een stuk grond. Een houder kan in beginsel nooit bezitter worden (interversieverbod, artikel 3:111 BW) en dus ook geen verjaring claimen, want bezit is een vereiste voor verjaring.

De belangrijkste conclusie die getrokken kan worden uit deze jurisprudentie is dat bovenstaand interversieverbod van houderschap ook geldt voor de illegaal in gebruik genomen strook grond grenzend aan het afgekochte erfpachtperceel. Er valt derhalve niet in te zien dat het gebruik van de strook grond waarbij u zich beroept op verjaring, van een wezenlijk andere aard is dan het gebruik van het afgekochte perceel. Dit duidt volgens de rechtbank op (stilzwijgende) uitbreiding van het houderschap, wat tot gevolg heeft dat de strook grond waarbij u zich beroept op verjaring, niet in uw bezit is. (..) Hierdoor gaat een beroep op bevrijdende verjaring ook niet op."

In de brief heeft de gemeente het aanbod tot koop gestand gedaan en [geïntimeerde] verzocht, indien hij daarop niet wenst in te gaan, binnen drie maanden na dagtekening van de brief zijn afrastering in overeenstemming te brengen met de kadastrale grens en de strook te ontruimen.

3.1.4

Bij brief van 26 mei 2011 heeft de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] het standpunt van de gemeente bestreden. Op basis van de kadasterkaart die [geïntimeerde] had ontvangen bij de akte van levering van 24 juni 1994 mocht hij erop vertrouwen, aldus zijn advocaat, dat het perceel dat hij kocht overeenstemde met de kadastrale grenzen. In ieder geval heeft hij het bezit over de strook gedurende 20 jaar uitgeoefend, zodat hij het eigendomsrecht op de strook (ook) langs die weg heeft verkregen. Daarop heeft de gemeente weer gereageerd bij brief van 15 juli 2011, waar zij haar standpunt uit de brief van 22 april 2011 heeft herhaald.

3.1.5

Bij brief van 12 augustus 2011 heeft de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] daarop onder meer geantwoord:

"Het beroep op verjaring van de strook grond blijft (..) gehandhaafd. Ten tijde van het in bezit nemen van de strook grond was er sprake van het oogmerk de grond voor zichzelf te houden. Hierbij is van belang dat de strook grond later dan de woning is betrokken. Onvoldoende is onderbouwd dat hiervan geen sprake is. Zoals u zelf reeds aangeeft (..) was de weergegeven afmeting in het koopcontract voldoende duidelijk en had cliënt kunnen zien dat het niet overeenkwam met de ingebruikname."

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

5 Slotsom

6 De beslissing