Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4852, 200.134.445
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4852, 200.134.445
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 juni 2014
- Datum publicatie
- 30 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:4852
- Zaaknummer
- 200.134.445
Inhoudsindicatie
Uitleg contract m.b.t. overeengekomen einddatum van tijdelijke huur bedrijfsruimte i.d.z.v. 7:230a BW. Bewijswaardering.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.134.445
(zaaknummer rechtbank 865464)
beschikking van de tweede civiele kamer van 17 juni 2014
in de zaak van
de stichting Stichting Multiculturele Dagverzorging,
gevestigd te Nijmegen,
appellante,
hierna: SMD,
advocaat: mr. D.A.J. Coppens,
tegen:
de rechtspersoon naar publiekrecht Gemeente Nijmegen,
zetelend te Nijmegen,
verweerster,
hierna: Gemeente Nijmegen,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikkingen van 31 mei 2013 en van 31 juli 2013, die de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton en handel, zittingsplaats Nijmegen) heeft gegeven tussen SMD als verzoekster en Gemeente Nijmegen als verweerster.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 30 september 2013,
- de brief van 30 september 2013 van de griffier van het hof, waarbij Gemeente Nijmegen in staat is gesteld om uiterlijk op 11 november 2013 een verweerschrift in te dienen,
- het proces-verbaal van de openbare mondelinge behandeling van 16 december 2013, waar SMD is verschenen bij haar voorzitter, de heer [naam voorzitter], bijgestaan door mr. Coppens voornoemd, en Gemeente Nijmegen bij haar medewerker, de heer[naam medewerker], bijgestaan door de advocaat mr. C.W.J. Raaimakers. Gemeente Nijmegen heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het beroepschrift.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat het een beschikking zal geven.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 van de tussenbeschikking van 31 mei 2013.