Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2103, 200.122.803/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2103, 200.122.803/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 februari 2015
Datum publicatie
24 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:2103
Formele relaties
Zaaknummer
200.122.803/01

Inhoudsindicatie

Vragen van uitleg aan de Hoge Raad over de maatstaf bij toepassing van 843a Rv in IE zaken na bewijsbeslag uit hoofde van 1019b Rv.

Uitspraak

Afdeling Civiel recht, Locatie Arnhem

Zaaknummer: 200.122.803/01

Zaaknummer / rolnummer Rechtbank Oost-Nederland: 234794 / KG ZA 12-533

Zaaknummer / rolnummer Rechtbank Den Haag: C/09/429848 / KG ZA 12-1189

arrest van 24 februari 2015

inzake

SYNTHON B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

appellante,

hierna te noemen: Synthon,

advocaat: mr. J.M.W. Werker te Arnhem,

tegen

ASTELLAS PHARMA INC.,

gevestigd te Tokyo (Japan),

geïntimeerde,

hierna te noemen: Astellas,

advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.

Het geding

Bij exploot van 22 februari 2013 is Synthon in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Nederland tussen partijen gewezen vonnis van 1 februari 2013. Bij dagvaarding heeft Synthon tien grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Astellas de grieven bestreden.

Vervolgens hebben partijen op 27 juni 2014 de zaak doen bepleiten, Astellas door mrs. W.A. Hoyng en F.W.E. Eijsvogels, advocaten te Amsterdam, bijgestaan door dr. J.H.J. den Hartog, octrooigemachtigde, en Synthon door mrs. M.G.R. van Gardingen en N. Wiersma, advocaten te Amsterdam, bijgestaan door dr. ir. H.W. Prins, octrooigemachtigde, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

De door de rechtbank in het vonnis van 1 februari 2013 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.

1 Feiten

1.1

Astellas is houdster van Europees octrooi 0 661 045 B1 (hierna: EP 045 of het octrooi) voor een ‘sustained-release hydrogel preparation’ (in de Nederlandse vertaling: ‘Hydrogelpreparaat met aanhoudende afgifte’), op een aanvrage van 10 september 1993 verleend op 3 juli 2002. Het octrooi doet een beroep op voorrang op basis van twee Japanse documenten, te weten JP 27497992 van 18 september 1992 en JP 16526393 van 8 juni 1993. Het octrooi was van kracht in de volgende landen: Oostenrijk, België, Zwitserland, Duitsland, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Groot-Brittannië, Griekenland, Ierland, Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Portugal en Nederland. EP 045 is geëxpireerd op 10 september 2013.

1.2

Op de Spaanse markt heeft Astellas onder meer de volgende producten aangetroffen:

- Tamsulosina KERN PHARMA 0,4 mg tabletten met vertraagde afgifte; en

- Tamsulosina MABO 0,4 mg tabletten met vertraagde afgifte.

De respectieve bijsluiters vermelden als verantwoordelijken voor de fabricage Synthon Hispania, S.L. en Synthon (B.V.).

1.3

Buiten de Spaanse markt heeft Astellas onder meer ook de volgende producten aangetroffen:

- Promictan 0,4 (Finland);

- Tanyz Eraz 0,4 (Polen);

- Tamsulosine EG LP 0,4 (Frankrijk);

- Tamsulosine EG 0,4 (België);

- Tamsulosine MYLAN LP 0,4 (Frankrijk); en

- Tamsulosine HCL Retard Mylan 0,4 (Frankrijk, Nederland).

Ook op de bijsluiters van deze producten worden Synthon Hispania, S.L. en Synthon (B.V.) als fabrikanten vermeld.1

1.4

Op 17 mei 2012 heeft het Commerciële Gerecht nummer 10 van Barcelona op een daartoe strekkende vordering van onder meer Astellas bij wijze van voorlopige voorziening een verbod opgelegd inbreuk te maken op het Spaanse deel van EP 045 aan: Labaratorios Q Pharma, S.L., Prostrakan Farmaceutica, S.L.U., Laboratorios Cinfa, S.A., Sandoz Farmaceutica, S.A., Kern Pharma, S.L., Mabo Farma, S.A.U., Ratiopharm Espanã, S.A., Laboratorio Stada, S.L., Qualigen, S.L., Mylan Pharmaceuticals, S.L., Laboratorios Normon, S.A. en Synthon Hispania, S.L.

1.5

Op een daartoe strekkend verzoek van Astellas van 4 september 2012, heeft de voorzieningenrechter van de (toen nog) rechtbank Arnhem op 5 september 2012 verlof verleend voor het doen leggen van een conservatoir bewijsbeslag onder Synthon op – kort gezegd – bewijs dat Synthon de in 1.2. en 1.3. genoemde producten heeft vervaardigd.

1.6

Op 13 en 14 september 2012 is conservatoir bewijsbeslag gelegd. De deurwaarder heeft in totaal 4 DVD+R diskettes met ‘mogelijke relevante digitale bestanden zich bevindende op of benaderd via het in het bedrijfspand aanwezige computersysteem’ en kopieën van ‘mogelijk relevante documenten uit de administratie’ in beslag genomen.

1.7

Bij brief van 21 september 2012 hebben de advocaten van Astellas Synthon verzocht inzage in het beslagen bewijs te verschaffen. Synthon heeft niet op dat verzoek gereageerd.

2 Het geschil

2.1

Astellas heeft in eerste aanleg gevorderd, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1. bepaalt dat Astellas inzage krijgt in en door afgifte de beschikking krijgt over afschriften van de door de deurwaarder in beslag genomen en bij deze in bewaring gegeven relevante documentatie (waaronder tevens begrepen elektronische data) zoals bedoeld in paragraaf 51 van de dagvaarding, die gegevens (kunnen) bevatten over het verrichten van een of meerdere handelingen door Synthon waarmee Synthon volgens Astellas inbreuk maakt of heeft gemaakt op EP 045 in Nederland en/of in enig ander land waar dit octrooi van kracht is en/of waardoor Synthon volgens Astellas in Nederland onrechtmatig jegens Astellas handelt of heeft gehandeld;

2. beveelt dat Synthon de onder 1. vermelde inzage en afgifte dient te gehengen en te gedogen;

3. bepaalt dat:

(i) de advocaten van Astellas een eerste selectie maken van de onder 1. bedoelde documenten die zij aan Astellas wensen te verstrekken;

(ii) Synthon vervolgens het recht heeft om binnen 15 kalenderdagen na de dag waarop de advocaten van Synthon de selectie bedoeld onder (i) hebben ontvangen bezwaar te maken tegen inzage of afgifte van bepaalde documenten;

(iii) dat Synthon geacht wordt haar bezwaren niet te handhaven als zij daarover niet binnen 15 dagen na het schriftelijk kenbaar maken van het bezwaar dit door dagvaarding van Astellas ter zake (die vrijwillig zal verschijnen) ter beoordeling heeft voorgelegd aan de voorzieningenrechter;

dan wel een andere door de voorzieningenrechter vast te stellen regeling;

4. Synthon veroordeelt tot betaling van een dwangsom aan Astellas van € 50.000,00 voor iedere dag of elke keer, ter keuze van Astellas, dat zij geheel of gedeeltelijk niet voldoet aan de bevelen onder 2 of 3;

5. Synthon veroordeelt in de kosten van de procedure op grond van artikel 1019h Rv2.

2.2

Astellas heeft daartoe aangevoerd dat zij een rechtmatig belang had bij inzage in de zin van artikel 843a Rv jo. artikel 1019a Rv, omdat Astellas serieuze aanwijzingen had dat Synthon de in 1.2 en 1.3 genoemde producten vervaardigde of in haar opdracht door een derde deed vervaardigen, waarmee Synthon in de gedesigneerde landen inbreuk maakte op conclusies 1, 2, 4, 5, 6, 10 en 14 van EP 045, althans handelde zij onrechtmatig jegens Astellas door inbreuken op EP 045 in de gedesigneerde landen te coördineren, te bevorderen en/of te faciliteren. Met de inzage hoopte Astellas documenten aan te treffen die haar stelling dat Synthon voorbehouden handelingen heeft verricht met betrekking tot EP 045 in de gedesigneerde landen, althans onrechtmatig jegens haar handelde, te kunnen bewijzen.

3 De beslissing in eerste aanleg en grieven

3.1

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Astellas grotendeels toegewezen en daartoe onder meer overwogen:

4.2

Het spoedeisend belang van Astellas bij de gevorderde inzage in het beslagen materiaal vloeit voort uit het feit dat zij te verkrijgen bewijsmateriaal wil gebruiken in een eventueel, namelijk indien het materiaal daartoe aanleiding geeft, tegen Synthon aanhangig te maken procedure en is overigens niet bestreden.

inzage-vordering / maatstaf

4.3

Voor toewijzing van een vordering op grond van artikel 843a Rv jo. artikel 1019a Rv is onder meer noodzakelijk dat er sprake is van een rechtmatig belang en een rechtsbetrekking waarin degene die dat vordert partij is. Een rechtmatig belang en het bestaan van een rechtsbetrekking kunnen slechts aanwezig worden geacht als ten minste kan worden geoordeeld dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt, of anderszins voldoende aannemelijk is geworden, dat er inbreuk op een recht van intellectuele eigendom van de eiser is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. Daarbij heeft gelet op de strekking van de IE-handhavingsrichtlijn 3 , waaraan artikelen 1019a e.v. zijn ontsproten, als kanttekening te gelden dat inbreuk of de dreiging ervan in elk geval niet pas dan voldoende aannemelijk wordt geacht, als zij reeds met andere bewijsmiddelen bewezen is, immers dan zou het veiliggestelde bewijsmateriaal overbodig zijn. Evenmin mag worden gevergd dat de (dreiging van de) inbreuk reeds zó aannemelijk is geworden als nodig zou zijn voor het verkrijgen van bijvoorbeeld een gebod tot staking of onthouding van inbreuk in een inbreukprocedure in kort geding of bodemprocedure. Wél moet de eiser concrete feiten en omstandigheden aanvoeren waaruit een redelijk vermoeden van de (dreiging van de) inbreuk kan volgen, en de stellingen van de wederpartij, voor zover deze een deugdelijke betwisting kunnen opleveren, naar behoren pareren. Daarbij moet dan worden verlangd – mede gelet op artikel 6, eerste lid, van de IE-handhavingsrichtlijn – dat de eiser voldoende bewijsmateriaal dat redelijkerwijs al beschikbaar is, overlegt om de beweerde inbreuk (ter zake waarvan hij een vordering wil instellen) toe te lichten, alsmede dat hij stelt dat het materiaal dat in conservatoir bewijsbeslag is genomen, (aanvullend) bewijs vormt om die beweerde inbreuk te staven. 4 Bij dit alles speelt ook de ook de mate van vertrouwelijkheid van de informatie waarvan inzage wordt gevorderd een rol. Naarmate die gegevens vertrouwelijker zijn, en daarop door de wederpartij een beroep wordt gedaan, zal van degene die inzage vordert ten aanzien van het aannemelijk maken van inbreuk meer mogen worden verwacht; in de afweging van belangen zijn het als het ware communicerende vaten.

4.4

Het vorenstaande komt er dus op neer dat de aan te leggen toets wat betreft een redelijk vermoeden van inbreuk minder zwaar is dan die in kort geding. Tegelijkertijd – en in weerwil van wat Astellas betoogt – is niet voldoende dat in het kader van de verlofverlening voor beslag door de voorzieningenrechter van deze rechtbank reeds geoordeeld is dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat er inbreuk is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. Omdat verlof voor beslag geen recht op inzage geeft, ligt de lat bij een bewarende maatregel relatief laag. Daarbij komt dat het daar in de regel een procedure zonder tegenspraak betreft zodat de argumenten van de vermeende inbreukmaker nog niet konden worden getoetst. Dat Synthon niet om opheffing van het bewijsbeslag heeft gevraagd, zoals Astellas in dit verband nog heeft aangevoerd, maakt het vorenstaande niet anders.

(…)

4.28

Gezien de hiervoor besproken over en weer gewisselde argumenten en grotendeels tegenstrijdige deskundigenverklaringen is er serieuze twijfel mogelijk over de vraag of de Synthon-producten onder de beschermingsomvang vallen van EP 045. Vooralsnog staat inbreuk bepaald niet vast.

4.29

De voor toewijsbaarheid van de in dit geding gevorderde inzage aan te leggen toets is, zoals hiervoor in r.o. 4.3 al werd aangehaald, echter lager dan die voor een in kort geding of bodemprocedure toe te wijzen verbodsvordering. In het kader van de belangenafweging speelt bovendien mee, en dat weegt zwaar, dat Synthon op geen enkele wijze gemotiveerd heeft aangegeven dat en waarom de informatie waarvan Astellas inzage wenst vertrouwelijk is 5 , zodat daar niet van is uit te gaan. Dat maakt dat er vanuit moet worden gegaan dat de gevorderde maatregel voor Synthon niet ingrijpend is. Dit werkt door in de eisen die gesteld moeten worden aan het aannemelijk maken van de inbreuk. Alles afwegend leidt dit tot de conclusie dat Astellas voldoende heeft gesteld en de verweren van Synthon ook in voldoende mate heeft gepareerd om van een redelijk vermoeden van inbreuk uit te gaan.

4.30

Uitgaande van dat redelijke vermoeden van inbreuk heeft Astellas een rechtmatig belang bij inzage in gegevens voor zover die kunnen dienen tot staving van de gestelde inbreuk. Weliswaar heeft Astellas de gegevens niet nodig ter onderbouwing van haar stelling dat de Synthon-producten onder de beschermingsomvang van EP 045 vallen, maar wel om het verrichten van voorbehouden handelingen door Synthon of aan Synthon gelieerde partijen, of hun betrokkenheid daarbij, inzichtelijk te maken. Astellas heeft aan de hand van bijsluiters laten zien dat Synthon daarin als fabrikant van de in Spanje en daarbuiten in Europa aangetroffen generieke tamsulosine-tabletten wordt genoemd. Synthon heeft bij monde van haar statutair directeur J.M. Lemmens weliswaar verklaard dat er door Synthon in haar vestiging in Nijmegen geen geneesmiddelen (en dus ook geen tamsulosine tabletten) voor de commerciële verkoop worden vervaardigd, doch met Astellas is de voorzieningenrechter van oordeel dat die verklaring onvoldoende duidelijk is. Daar komt bij dat Synthon ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat Synthon “betrokken is bij de verhandeling van tamsulosine in Europa”. Daarmee is gegeven dat ook een redelijk vermoeden bestaat dat Synthon voorbehouden handelingen heeft verricht althans daarbij onrechtmatig is betrokken.

(…)

3.2

Synthon heeft tien grieven tegen het bestreden vonnis geformuleerd, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen.

4 Beoordeling