Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6750, 200.122.665/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6750, 200.122.665/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 augustus 2016
- Datum publicatie
- 25 augustus 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:6750
- Zaaknummer
- 200.122.665/01
Inhoudsindicatie
Uitleg geheimhoudingsbeding. Hof verwerpt selectief beroep op vereenzelviging. Verstrekken van informatie over wijze waarop ex-collega heeft gewerkt valt niet onder de strekking van een (standaard) geheimhoudingsbeding.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.122.665/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 616430 CV EXPL 12-3862)
arrest van 23 augustus 2016
in de zaak van
[appellant] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. W. Vahl, kantoorhoudend te Barneveld,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J. van Overdam, kantoorhoudend te Utrecht.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 4 september 2012 en 13 november 2012 van de kantonrechter in de toenmalige rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, verder aan te duiden als de kantonrechter.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 13 februari 2013;
- de memorie van grieven d.d. 16 september 2014;
- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep met producties, d.d.
28 oktober 2014;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep d.d. 31 maart 2015.
Vervolgens hebben partijen op 28 april 2015 de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
Het hof heeft bij arrest van 29 december 2015 een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 31 maart 2016. Van de comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt.
[appellant] vordert in het (principaal) hoger beroep - kort samengevat - toewijzing van zijn vordering in eerste aanleg, neerkomende op een bedrag aan verbeurde boetes ad € 5.000, -, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 maart 2011 tot de dag der betaling. Daarnaast vordert hij de proceskosten in beide instanties.
[geïntimeerde] vordert in het incidenteel hoger beroep - kort samengevat - [appellant] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten die door de ene partij gesteld en door de andere partij niet deugdelijk betwist, in dit geding als vaststaand kunnen worden aangemerkt.
[X] (verder: [X] ) heeft op 7 juli 1998 een eenmanszaak ingeschreven, vanaf 1 januari 2009 werkzaam onder de naam [X B.V.] i.o. Dit bedrijf was werkzaam op het gebied van aanneming van hijskraanwerkzaamheden.
Op 22 januari 2010 zijn opgericht de besloten vennootschap [Y B.V.] , tevens handelende onder de naam [X B.V.] , en [appellant] was enig aandeelhouder en enig bestuurder van [Y B.V.] Enig aandeelhouder/bestuurder van [appellant] is [X] .
[Y B.V.] is op 24 april 2012 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. [curator] te [vestigingsplaats] tot curator.
[geïntimeerde] heeft op 1 juli 2009 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd getekend voor de duur van tien maanden, eindigende op 30 april 2010. De arbeidsovereenkomst is voor de werkgever ondertekend door [X] . De overeenkomst noemt
[appellant] als ondergetekende en draagt het stempel van [X B.V.] .
[geïntimeerde] is in dienst getreden als vestigingsmanager. Deze arbeidsovereenkomst is niet verlengd, zulks om bedrijfseconomische redenen.
De overeenkomst bevat in artikel 14 een geheimhoudingsbeding, dat als volgt luidt:
"Artikel 14: geheimhouding.
De werknemer erkent, dat aan hem door de werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden het bedrijf van de werkgever en de cliënten van de werkgever betreffende, of daarmee verband houdend.
Het is aan de werknemer verboden om hetzij tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst, hetzij erna op enigerlei wijze, direct of indirect in welke vorm ook, mededelingen te doen van of aangaande het bedrijf van de werkgever alsmede van of aangaande de cliënten van de werkgever.
Bij overtreding van de in 14.1 en 14.2 vervatte verboden verbeurt de werknemer aan de werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete ad € 2.500 (zegge …) voor elke overtreding, zonder dat de werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van de werkgever om schade vergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boeten overtreft."
[geïntimeerde] heeft op 6 maart 2011, op diens verzoek, aan de heer [Q] te [woonplaats] het volgende geschreven (prod. 2 bij inl. dagvaarding):
"Geachte heeft [Q] ,
In de periode van 1 juli 2009 tot 1 mei 2010 hebben wij intensief samengewerkt, u in de functie van projectcoördinator / kraanmachinist en ik in de functie van technisch directeur bij
[X B.V.] .
In deze periode heeft u de alle aan u opgedragen werkzaamheden naar behoren en naar tevredenheid van zowel [X B.V.] als van onze klanten uitgevoerd.
Buiten uw werkzaamheden als projectcoördinator / kraanmachinist heeft u op verzoek van
Stravers Torenkranen BV les gegeven op hun bedrijfsschool aan buitenlandse kraanmachinisten voor het behalen van het tijdelijk TCVT certificaat.
Ik heb onze samenwerking dan ook als prettig ervaren."
Deze verklaring is door [Q] voornoemd ingebracht in de ontbindingsprocedure tussen [Y B.V.] en [Q] bij de kantonrechter te Zwolle.
[X] heeft hierover bezwaar gemaakt bij [geïntimeerde] .
Bij mailbericht van 16 maart 2011 heeft [geïntimeerde] aan [X] en aan [Q] het volgende bericht (prod. 3 bij inleidende dagvaarding):
"Beste heren,
Ik vind het vervelend dat ik verwikkeld ben geraakt in jullie juridische strijd. En daarom mijn besluit om deze mail aan jullie beide te richten zodat er naar jullie beide open kaart wordt gespeeld. Ik blijf bij mijn eerdere verklaring over [Q] zijn functioneren in de tijd dat ik werkzaam ben geweest bij [X B.V.] . Natuurlijk zijn er best momenten geweest dat ik het niet met [Q] eens was of dat ik liep te mopperen op zijn werkwijze maar dat komt in alle (werk-)relaties voor. En dit doet niks af aan zijn functioneren of aan zijn persoonlijkheid. Over wat er na mei 2010 tussen jullie is gebeurd kan en wil ik geen oordeel geven want dit is buiten mij omgegaan.
Ik wil bij deze laten weten dat ik verder geen betrokkenheid wil hebben in jullie strijd en hoop dat jullie er samen als twee volwassen mens uit deze kwestie kunnen komen."
Ook deze mail is door [Q] ingebracht in de ontbindingsprocedure.
De kantonrechter te Zwolle heeft bij beschikking van 31 maart 2011 de arbeidsovereenkomst tussen [Y B.V.] en [Q] ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 10.250,- bruto, op voorwaarde dat [Y B.V.] het verzoek niet intrekt.
Bij brief van 21 maart 2011 heeft mr. Vahl het volgende aan [geïntimeerde] geschreven (prod 4. bij inl. dagv.):
"Op verzoek van mijn cliënte, [Y B.V.] te [vestigingsplaats] , u wel bekend, wend ik mij tot u inzake het volgende.
Cliënte heeft geconstateerd dat u de geheimhoudingsverplichting opgenomen onder artikel 14 van de tussen u en cliënte bestaande overeenkomst heeft geschonden. Cliënte heeft kennisgenomen van in ieder geval twee mededelingen van u aan derden aangaande zaken die cliënte betreffen en derhalve dus op basis van voornoemd artikel niet naar buiten mochten worden gebracht. Tot op heden heeft cliënte in ieder geval twee overtredingen geteld, in dat kader bent u nu al een boete van € 5.000,-- aan cliënte verschuldigd.
Ik maak u er voorts nog op attent dat de uiteindelijke schade van cliënte op dit moment niet is vast te stellen. de uitlatingen die u heeft gedaan zijn gebruikt in een procedure tégen cliënte, het uiteindelijke effect van uw overtredingen zal dus nog moeten worden beoordeeld op het moment dat het vonnis in die zaak is gewezen.
Cliënte is behoorlijk ontstemd over de gehele gang van zaken. Cliënte heeft u zelfs nog de mogelijkheid geboden één en ander te herstellen, daar wilde u geen gebruik van maken. Sterker nog, u speelt één en ander door aan de wederpartij van cliënte, die vervolgens cliënte verweet dat zij probeerde mogelijke getuigen te beïnvloeden of intimideren.
Gezien het voorgaande maakt cliënten uitdrukkelijk aanspraak op de reeds verbeurde boetes, tot op heden totaal een bedrag van € 5.000.00 (…)."