Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10103, 200.209.391/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10103, 200.209.391/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 november 2018
Datum publicatie
22 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:10103
Zaaknummer
200.209.391/01

Inhoudsindicatie

Arbeidszaak. Vordering tot loonbetaling tijdens ziekte van werknemer met nulurencontract die nog geen drie maanden heeft gewerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.209.391/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad 5247527)

arrest van 20 november 2018

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [A] ,

appellant,

in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. A.H.H. Nauta, kantoorhoudend te Lelystad,

tegen

[geïntimeerde] , h.o.d.n. Allround Klussenbedrijf [geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. J.B.M. Swart, kantoorhoudend te Almere.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1

Op 24 april 2018 is een tussenarrest gewezen. Het hof blijft bij de inhoud daarvan.

1.2

Ingevolge dat tussenarrest heeft op 16 oktober 2018 met instemming van partijen een enkelvoudige comparitie van partijen na memorie van antwoord plaatsgevonden. Partijen hebben vervolgens arrest gevraagd op de stukken, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

1.3

Het hof heeft arrest bepaald op 8 januari 2019 of zoveel eerder als mogelijk is.

2 De vaststaande feiten

2.1

In hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.

[appellant] is op 14 september 2015 als timmerman-stratenmaker op oproepbasis in dienst getreden bij [geïntimeerde] voor bepaalde tijd tot en met 13 april 2016. De arbeidsovereenkomst is niet verlengd. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is geen arbeidsomvang vastgelegd. Het overeengekomen salaris bedraagt € 11,50 netto per uur inclusief vakantiegeld en vakantiedagen, maandelijks te betalen.

2.2

Over september 2015 heeft [appellant] voor 78,26 loonuren € 899,99 netto loon ontvangen en over oktober 2015 voor 121,74 gewerkte uren € 1.400,01 netto. Over november 2015 is door [geïntimeerde] ook € 1.400,01 netto uitbetaald.

2.3

Op 17 november 2015 heeft [appellant] zich ziekgemeld in verband met knieklachten. In ieder geval vanaf 25 november 2015 tot het einde van het dienstverband op 13 april 2016 heeft [appellant] niet meer voor [geïntimeerde] gewerkt. In maart 2016 is door de door [geïntimeerde] ingeschakelde arbo-arts geoordeeld dat [appellant] nog arbeidsongeschikt was voor het eigen werk, maar wel aangepast werk kon verrichten. Vanaf 14 april 2016 heeft [appellant] een uitkering gekregen krachtens de Ziektewet. Ten tijde van de comparitie bij het hof had hij een bijstandsuitkering.

2.4

In november 2015 heeft [appellant] ook een Ziektewetuitkering aangevraagd, welke uitkering door het UWV is geweigerd omdat [appellant] een arbeidsovereenkomst heeft en zijn werkgever volgens het UWV verplicht is tijdens ziekte loon door te betalen.

2.5

Omdat [geïntimeerde] vanaf 1 december 2015 geen loon doorbetaalde, heeft [appellant] in kort geding loon gevorderd tot het einde van zijn dienstverband op basis van 40 uur per week.

De vordering is bij vonnis van 21 maart 2016 toegewezen tot 1 maart 2016 op basis van 121,74 uur per maand, zijnde € 1.400,- netto per maand. [geïntimeerde] heeft niet aan dat vonnis voldaan.

3 De vorderingen in eerste aanleg en de beoordeling daarvan

3.1

[appellant] heeft, voor zover in hoger beroep nog van belang, gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van € 2.006,67 netto loon over maart en april 2016 (respectievelijk € 1.400,- en € 606,67), een en ander te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente onder veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.

3.2

[geïntimeerde] heeft in reconventie, ook voor zover nog van belang in hoger beroep, gevorderd voor recht te verklaren dat partijen een arbeidsomvang van nul uren per week zijn overeengekomen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

3.3

De kantonrechter heeft bij vonnis van 4 januari 2017 de vordering van [appellant] afgewezen en de door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht toegewezen, onder veroordeling van [appellant] in de proceskosten van conventie en onder compensatie van kosten in reconventie.

4 De beoordeling in hoger beroep

5 De beslissing