Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4138, 200.206.789/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4138, 200.206.789/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 mei 2019
Datum publicatie
16 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:4138
Zaaknummer
200.206.789/01

Inhoudsindicatie

Werkgever bestrijdt besluit tot verplichte aansluiting bij bedrijfstakpensioenfonds aan en betwist in dat verband het overgrote deel van de door het pensioenfonds aan dat besluit ten grondslag gelegde feitelijkheden. Het pensioenfonds tracht meer stukken en meer informatie van werkgever te verkrijgen, welke stukken en informatie zich enkel onder werkgever bevinden. Het pensioenfonds heeft naar het oordeel van het hof een rechtmatig belang bij de door haar van werkgever verlangde informatie en de beperkte opvatting van werkgever over de plicht om mee te werken aan het inbrengen van stukken wordt, gezien o.m. het bepaalde in de artikelen 20 en 22 Rv, verworpen. Van werkgever wordt dan ook verlangd dat zij haar verweer substantieert, allereerst door het overleggen van stukken en – zo nodig – nadien door het ontsluiten van verdere stukken en gegevens uit haar administratie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.206.789/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4105872)

arrest van 14 mei 2019

in de zaak van

AFMB Limited,

gevestigd te Limassol, Cyprus,

appellante,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: AFMB,

advocaat: mr. M.J. van Dam, kantoorhoudend te Rotterdam, die ook heeft gepleit,

tegen

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg,

gevestigd te Amsterdam, mede kantoorhoudende te Groningen,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: het Pensioenfonds,

advocaat: mr. E. Lutjens kantoorhoudende te Amsterdam, die ook heeft gepleit.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 15 november 2016 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 29 november 2016,

- de memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord, met producties,

- de akte overlegging depot d.d. 2 mei 2017 van de zijde van het Pensioenfonds.

- een akte uitlating producties d.d. 16 mei 2017 van AFMB,

- de op 12 april 2019 gehouden pleidooien overeenkomstig de pleitnotities.

2.2

Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald op het daartoe door AFMB overgelegde dossier.


3 De vaststaande feiten

3.1

Het hof gaat, voor zover in hoger beroep van belang, uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.17. van het bestreden vonnis, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan. Bij deze formulering van de feiten is rekening gehouden met grief I sub a van AFMB, als hierna in rechtsoverweging 5.3 te bespreken. Het volgende staat vast.

3.2

Het Pensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet en de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: Wet Bpf 2000).

Het Pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor alle werkgevers en werknemers in de bedrijfstak beroepsvervoer over de weg. De deelneming in het Pensioenfonds is op grond van artikel 2 Wet Bpf 2000 en de daarop gebaseerde ‘verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg’ (hierna: het Verplichtstellingsbesluit) verplicht.

3.3

In het Verplichtstellingbesluit (in de versie zoals voor deze procedure van belang gepubliceerd in de Staatscourant op 18 april 2014 onder nr. 11351) is, onder meer en voor zover relevant, bepaald dat deelneming in het Pensioenfonds verplicht is voor de werknemer die krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is van een onderneming in het Beroepsvervoer over de weg, dan wel bij een dergelijke onderneming als chauffeur of kraanmachinist werkzaam is krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW met een onderneming die zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van werknemers als bedoeld in artikel 7:690 BW.

Een ‘Onderneming in het Beroepsvervoer over de Weg’ is in het Verplichtstellingsbesluit omschreven, voor zover van belang, als de natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon die - al dan niet met winstoogmerk - in een in Nederland gevestigd bedrijf of in een afdeling van een zodanig bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden uitoefent, behorende tot het wegvervoer (...).

3.4

In artikel 15 van de Wet Bpf 2000 is onder meer bepaald dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een persoon die slechts tijdelijk in Nederland werkzaam is, op aanvraag in een bijzonder, individueel geval voorwaardelijk of onvoorwaardelijk en al of niet voor een bepaalde tijd ontheffing kan verlenen van de verplichtstelling.

3.5

Op grond van artikel 4 Wet Bpf 2000 moeten bij het Pensioenfonds aangesloten deelnemers en hun werkgevers het uitvoeringsreglement van het Pensioenfonds naleven (hierna: het Uitvoeringsreglement). In het Uitvoeringsreglement is in artikel 4.1 een informatieplicht van de werkgever neergelegd, waarbij in artikel 4.2 is bepaald dat het Pensioenfonds bevoegd is premienota’s vast te stellen indien een werkgever niet voldoet aan de in artikel 4.1 neergelegde informatieplicht.

3.6

In de oprichtingsakte van AFMB d.d. 10 mei 2011 zijn 64 doelen van de vennootschap geformuleerd. Als eerste doel in de akte is vermeld ‘het uitvoeren van werkzaamheden betreffende het vinden, in dienst nemen, ter beschikking stellen, tewerkstellen en belonen van chauffeurs (van internationale transporten) (…)’.

3.7

AFMB is als volgt ingeschreven in het Nederlandse handelsregister van de Kamer van Koophandel, met als datum van vestiging “01-07-2012”:

“(...)

Activiteiten SBI-code: 78201 - Uitzendbureaus.

Het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.

Werkzame personen 50

(…)”

3.8

AFMB heeft in Cyprus een transportvergunning gekregen, ingaande 12 maart 2013.

3.9

Op de website van AFMB is, voor zover van belang, vermeld (geweest):

“Geheel volgens de Europese regelgeving kunnen transportondernemingen, door hun personeel onder te brengen bij AFMB Limited op Cyprus, 30 % besparen op de loonkosten van hun Nederlandse chauffeurs en zo de concurrentie uit Oost-Europa weerstaan. (...) De Cyprusroute bestaat sinds 2010 en biedt Europese ondernemingen de mogelijkheid om hun personeel onder contract te nemen via AFMB op Cyprus en zo te profiteren van een veel gunstiger premieheffing, omdat het sociale stelsel op Cyprus goedkoper is.

en

Sinds wij onze chauffeurs hebben ondergebracht bij AFMB besparen wij ca. 25 % op onze loonkosten.

(...) Onze opdrachtgevers waarderen het namelijk enorm dat wij hen door goed opgeleide

Nederlandse chauffeurs laten bedienen!

en

Heeft u de ambitie eigen rijder te worden, maar niet de benodigde vergunning of financiële

middelen? Wij bieden u deze kans met de (sociale) zekerheid van een loondienstverhouding Bij ons ontvangt u een basis salaris met onkostenvergoeding en bouwt u pensioen op. Daarnaast biedt onze bonusregeling op uw omzet de mogelijkheid om een bovengemiddeld inkomen te verwerven.

Wij stellen u een moderne internationale truck beschikbaar en u gaat op pad met onze Shellpas, transport-in-nood-pas en tolbetalingsmiddelen. Ook verzorgen wij uw verzekeringen en vergunning. U hoeft alleen te doen waar u goed in bent; kilometers vreten!”.

3.10

In de leveringsvoorwaarden van AFMB is, voor zover thans van belang, het volgende bepaald:

“Artikel 1. Definities

In deze Leveringsvoorwaarden gelden de volgende definities:

Opdrachtnemer: de AFMB Limited, gevestigd en kantoorhoudende te Limassol, Cyprus.

Opdrachtgever: Iedere natuurlijke- of rechtspersoon die gebruik maakt van de diensten van

Opdrachtnemer op het gebied van fleet management.

Fleet management: het bieden van management over en zorg op het gebied van de vloot voertuigen die toebehoren aan de Opdrachtgever.

Medewerker: een door opdrachtnemer op een opdracht ingezette werknemer.

(...)

Artikel 6. Verplichtingen opdrachtgever, vrijwaring en verzekeringen

Gedurende de werkzaamheden heeft de opdrachtgever zeggenschap over de werkzaamheden van de medewerker en voert opdrachtgever leiding en toezicht uit op de door de medewerker uit te voeren werkzaamheden. Opdrachtgever gedraagt zich ten aanzien van de medewerker bij de uitoefening van het toezicht of de leiding alsmede met betrekking tot de uitvoering van het werk op dezelfde zorgvuldige wijze als waartoe hij ten opzichte van zijn eigen werknemers gehouden is. De opdrachtgever is verplicht de voertuigen en toebehoren, lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij arbeid laat verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat door opdrachtnemer ingezette medewerkers in de uitoefening van hun werkzaamheden schade lijden. De opdrachtgever is jegens opdrachtnemer aansprakelijk en dientengevolge gehouden tot vergoeding van de schade die de medewerker in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De opdrachtgever zal opdrachtnemer te allen tijde vrijwaren tegen aanspraken jegens opdrachtnemer ingesteld wegens het niet nakomen door de opdrachtgever van de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen en alle overige schade die verband houdt met de opdracht. De opdrachtgever is verplicht zorg te dragen voor een afdoende, totaal dekkende aansprakelijkheidsverzekering voor alle directe en indirecte schade als bedoelt dit artikel. De opdrachtgever is verplicht om zorg te dragen voor afdoende en totaal dekkende verzekeringen, zoals een internationale allrisk autoverzekering, bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandverzekering, reisverzekering en alle overige noodzakelijke verzekeringen.

Artikel 7. Tarief en naheffingen

Bij de vaststelling van de beloning van de arbeidskracht wordt uitgegaan van de op dat moment van kracht zijnde CAO voor Uitzendkrachten, voor zover de betreffende onderneming van opdrachtnemer hieraan gebonden is, dan wel wordt uitgegaan van een andere op de onderneming van opdrachtnemer van toepassing zijnde CAO, dan wel wordt uitgegaan van de wet. (…)

Artikel 8. Facturen en betalingsvoorwaarden

Opdrachtnemer stuurt maandelijks facturen. De facturen van Opdrachtnemer zijn mede gebaseerd op de ingevulde en door de opdrachtgever voor akkoord ondertekende urenbriefjes. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de juiste, tijdige, volledige aanvulling en ondertekening van de urenbriefjes

(…)

Artikel 11. Arbeidstijd; overwerk; bedrijfssluiting

De arbeidstijd wordt nader overeengekomen tussen opdrachtgever en de medewerker. Opdrachtgever ziet tot op naleving hiervan. Opdrachtnemer is nimmer aansprakelijk voor het overtreden van de op de arbeidstijd toepasselijke regelgeving (…)”

3.11

De Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) heeft in een brief van 2 oktober 2013 aan meerdere, in Nederland wonende, werknemers/vrachtwagenchauffeurs van AFMB geschreven, voor zover van belang:

“U woont in Nederland en werkt in verschillende landen van de Europese Unie. U werkt voor AFMB Ltd. gevestigd in Limassol, Cyprus. AFMB Ltd. heeft ons gevraagd te bepalen in welk land u verzekerd bent voor de sociale verzekeringen gedurende uw werkzaamheden via AFMB Ltd. (…)

Verzekerd in Nederland

U bent in Nederland verzekerd vanaf het moment waarop u via AFMB Ltd. werkzaamheden bent gaan verrichten. (…)

Waarom u in Nederland verzekerd bent

AFMB Ltd. heeft ons informatie gegeven over uw werkzaamheden. Daaruit blijkt dat u in Nederland woont en dat u in verschillende landen van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte werkt. Volgens gegevens van AFMB Ltd. zou u minder dan 25% van uw totale arbeidstijd in Nederland werken. Wij hebben meer informatie opgevraagd bij AFMB Ltd. over de activiteiten van de onderneming en van de werknemers van het bedrijf. Daaruit blijkt niet dat:

- u daadwerkelijk minder dan 25% in Nederland werkt. De Sociale Verzekeringsbank gaat er daarom vanuit dat u een substantieel deel van uw werkzaamheden verricht in Nederland;

- u uw werkzaamheden onder het gezag van AFMB Ltd. uitvoert. Daarom kan AFMB Ltd. niet worden gezien als uw werkgever;

- als AFMB Ltd. al als werkgever zou moeten worden aangemerkt, deze onderneming daadwerkelijk in Cyprus is gevestigd. AFMB Ltd. zetelt weliswaar formeel in Cyprus, maar is materieel niet in Cyprus gevestigd;

De sociale verzekeringsbank is voorts van oordeel dat de inschrijving van AFMB Ltd. in Cyprus ook overigens niet kan leiden tot onderworpenheid aan de Cypriotische wetgeving omdat de inschrijving in Cyprus tot doel heeft om de aanwijsregels van Verordening EG nr. 883/2004 te ontlopen. Deze aanwijsregels bedoelen het land aan te wijzen waarmee de arbeidsrelatie van een werknemer de sterkste banden heeft. Nu deze banden tussen u en Cyprus niet bestaan, komt aan de inschrijving in Cyprus van AFMB Ltd. geen gewicht toe.

(…)”

3.12

De namens AFMB en een aantal door de SVB aangeschreven werknemers tegen de besluiten van 2 oktober 2013 gemaakte bezwaren zijn door de SVB in juli 2014 ongegrond verklaard. De daartegen ingediende beroepen van AFMB en 38 werknemers zijn door de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard bij uitspraak van 25 maart 2016. De Centrale Raad van Beroep heeft in de hoger beroepen daarvan bij uitspraak van 20 september 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:2878) prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie of - samengevat - de vrachtwagenchauffeurs verplicht verzekerd zijn voor de Nederlandse sociale zekerheid of voor de Cypriotische sociale zekerheid, wat in dit verband voor de toepassing van de EU-coördinatieverordeningen inzake sociale zekerheid de juiste uitleg is van het begrip werkgever, of de jurisprudentie van het Hof over intermediairs en detachering analoog van toepassing is en of in de onderhavige situatie sprake is van misbruik van Unierecht.

3.13

In een brief van 19 mei 2014 (hierna: het aansluitingsbesluit) heeft het Pensioenfonds, voor zover van belang, aan (de gemachtigde van) AFMB geschreven dat hij, op basis van de door AFMB ingevulde gegevens, AFMB heeft aangesloten bij het Pensioenfonds. In reactie op een bezwaar van (de gemachtigde van) AFMB heeft het Pensioenfonds in een brief van 21 juli 2014 meegedeeld haar besluit van 19 mei 2014 tot aansluiting te handhaven.

3.14

Het Pensioenfonds heeft een nota met nummer 11362108 d.d. 23 juli 2014 naar het

kantoor van de gemachtigde van AFMB gestuurd ten bedrage van € 180.000,- (hierna: de

premienota).

3.15

In brieven van 4 augustus 2014 en 11 augustus 2014 heeft (de gemachtigde van)

AFMB, voor zover thans van belang, bezwaar gemaakt tegen de aansluiting bij het Pensioenfonds en tegen de premienota, waarvan de gemachtigde van AFMB een ‘eerste herinnering’ d.d. 7 augustus 2014 heeft ontvangen.

3.16

In een brief van 29 augustus 2014 heeft het Pensioenfonds, voor zover van belang, aan (de gemachtigde van) AFMB geschreven dat door nader onderzoek het vermoeden is ontstaan dat de bedrijfssituatie van AFMB anders is dan door AFMB is ingevuld op het formulier ‘Bedrijfsonderzoek voor Pensioenfonds Vervoer’ en dat het Pensioenfonds zich op het standpunt stelt dat AFMB een uitzendbureau is met bedrijfsactiviteiten die voornamelijk bestaan uit het uitzenden van in Nederland woonachtige chauffeurs aan in Nederland gevestigde vervoersondernemingen, zodat wel degelijk een aansluitplicht bij het Pensioenfonds bestaat. In de brief geeft het Pensioenfonds een toelichting op zijn standpunt ter zake de aansluitplicht van AFMB door te verwijzen naar de inschrijving van AFMB bij de Kamer van Koophandel, de Kiwa aanwijzingsbeschikking en informatie over AFMB op haar website, op internet en in NRC Handelsblad, alsmede naar uitspraken van de ‘chief operating officer’ (COO) van AFMB, de heer [A] (hierna: [A] ). Voorts schrijft het Pensioenfonds dat AFMB binnen vier weken na ontvangst van de bezwaar kan maken tegen voornoemd standpunt en dat gedurende die periode tot het moment dat het Pensioenfonds een definitief standpunt in heeft genomen, niet zal worden overgegaan tot premie-inning.

3.17

In een brief van 20 oktober 2014 is het Pensioenfonds ingegaan op de in een brief van 29 september 2014 opgenomen bezwaren van AFMB en heeft het, voor zover van belang, aan (de gemachtigde van) AFMB meegedeeld de aansluiting bij het Pensioenfonds niet te zullen beëindigen en het traject van premie-inning voort te zetten.

3.18

Op 9 maart 2015 heeft het Pensioenfonds een op 2 januari 2015 gedateerd

dwangbevel doen laten betekenen aan het vestigingsadres van AFMB. In het dwangbevel

wordt AFMB bevolen om, voor zover thans van belang, te betalen:

“Hoofdsom, hiervoor gespecificeerd € 360.000,00

De tot 2 december 2014 berekende en krachtens het Uitvoeringsreglement verschuldigde handelsrente € 8.038,36

De wettelijke handelsrente berekend vanaf 2 december 2014 van dit Dwangbevel tot aan de dag van voldoening p.m.

De buitengerechtelijke incassokosten Artikel 3.2. van het uitvoeringsreglement € 4.235,00

21% B.T.W. € 889,35

Totaal € 373.162,71

(…)”

De hoofdsom wordt in het dwangbevel als volgt gespecificeerd:

“Factuurnummer vervaldatum bedrag betaald/verrekend openstaand

11362108 06-08-2014 € 180.000,- € 0 € 180.000,-

11409768 09-09-2014 € 180.000,- € 0 € 180.000.-

Totaal € 360.000,-”.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

5 De beoordeling van de grieven en de vordering

6 De beslissing