Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6126, 21-002190-18
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6126, 21-002190-18
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 juli 2019
- Datum publicatie
- 25 juli 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:6126
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2018:1259
- Zaaknummer
- 21-002190-18
Inhoudsindicatie
Gewelddadige woningoverval met dodelijke afloop te Gees. Vormverzuim ex art. 359a Sv. Verwerping niet-ontvankelijkheidsverweer, verwerping verweer bewijsuitsluiting en verwerping verweer strafvermindering.
Veroordeling voor medeplegen van gekwalificeerde doodslag tot 13 jaren gevangenisstraf. Beslissingen op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002190-18
Uitspraak d.d.: 25 juli 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem‐Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 6 april 2018 met parketnummer 18-950089-16 in de strafzaak tegen
[verdachte 2] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
thans verblijvende in [detentieadres] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 9 en 25 oktober 2018, 13, 20, 25, 26 en 27 juni 2019, 25 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van 13 jaren, met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Daarnaast heeft de advocaat-generaal met betrekking tot de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gevorderd deze vorderingen volledig toe te wijzen, zij het dat de advocaat-generaal wat betreft het onderdeel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] dat ziet op het gederfd levensonderhoud primair volledige toewijzing en subsidiair toewijzing tot een bedrag van € 252.593,50 en niet‐ontvankelijkverklaring van het overige deel van de vordering heeft gevorderd. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd de vorderingen hoofdelijk, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.A.W. Nillesen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij vonnis van 6 april 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het medeplegen van gekwalificeerde doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren, met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Daarnaast bevat het vonnis de beslissingen op de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en heeft de rechtbank schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit,
te weten diefstal met geweld in vereniging gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, van een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden, een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
A.
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, te stompen en/of te slaan, althans door op enigerlei wijze zodanig lichamelijk geweld op die [slachtoffer] uit te oefenen dat deze aan de gevolgen daarvan, althans van het daardoor ontstane letsel, is overleden;
en/of
B.
hij op of omstreeks 30 juni 2016 te Gees, althans in de gemeente Coevorden, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning aan/nabij [straat] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, een hoeveelheid sieraden een portemonnee met inhoud, een envelop met inhoud en/of een of meer sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich aan die [slachtoffer] en/of die [benadeelde 1] hebben/heeft vertoond terwijl hun/zijn gezicht(en) waren/was geschminkt, althans waren/was voorzien van kleurstof en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam hebben/heeft geschopt, gestompt en/of geslagen en/of
- met die [slachtoffer] in gevecht/worsteling zijn/is gegaan en/of
- de armen/polsen van die [slachtoffer] op diens rug hebben/heeft vastgebonden met een of meer snoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- de benen/enkels van die [slachtoffer] hebben/heeft vastgebonden met een of meer snoeren, met tape en/of met een of meer kledingstukken, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en), en/of
- een of meer snoeren, althans een of meer voor vastbinden geschikte voorwerp(en) om de nek/hals van die [slachtoffer] hebben/heeft gebonden en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben/heeft gericht op die [benadeelde 1] , althans dat vuurwapen/voorwerp zichtbaar voor die [benadeelde 1] en/of die [slachtoffer] hebben/heeft vastgehouden en/of
- dreigend tegen die [benadeelde 1] hebben/heeft gezegd: “Jullie hebben drie kluizen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 1] hebben/heeft vastgepakt en/of
- die [benadeelde 1] hebben/heeft meegetrokken/meegenomen naar de benedenverdieping van die woning en/of
- die [benadeelde 1] hebben/heeft bevolen een kantoordeur in die woning te ontsluiten en/of
- die [benadeelde 1] hebben/heeft bevolen een tas te geven en/of
- dreigend aan die [benadeelde 1] hebben/heeft gevraagd waar de vijftigjes waren, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend aan die [benadeelde 1] hebben/heeft gevraagd: “Waar is het bungalowgeld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde 1] (met een voorwerp) tegen het hoofd hebben/heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] naar de overloop van die woning hebben/heeft gesleept en/of
- die [benadeelde 1] hebben/heeft bevolen op de buik op de vloer te gaan liggen en/of
- de armen/polsen en/of de benen/enkels van die [benadeelde 1] hebben/heeft vastgebonden met een of meer riemen, althans met een of meer voor vastbinden geschikte voorwerpen, en/of
- een ring van een vinger en/of een ketting van de hals van die [benadeelde 1] hebben/heeft gerukt/getrokken,
welk feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging 1
1 De standpunten
Verzoek raadslieden met betrekking tot het pleiten
Mrs. Van der Werf, Nillisen en Kellouh (raadslieden van respectievelijk de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] ) hebben voorafgaand aan hun pleidooien laten weten zich te willen aansluiten bij hetgeen mr. Kuijper (raadsvrouw bijstand verlenend aan verdachte [verdachte 4] ) zal gaan opmerken omtrent de door de verdediging bestreden ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Dit om onnodige herhalingen in de pleidooien te voorkomen. Het hof heeft in dit verzoek bewilligd en toegezegd dat wat door de ene advocaat bij pleidooi over de ontvankelijkheidsvraag naar voren zal worden gebracht, als herhaald en ingelast zal worden beschouwd in het pleidooi van de ander. Dit heeft tot gevolg dat in het onderhavige arrest standpunten van meerdere raadslieden zullen worden verwoord.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. De rechter is misleid, bij deze misleiding is de rol van het openbaar ministerie bepalend geweest en het handelen van het openbaar ministerie is zodanig doelbewust en grof geweest, de misleiding is zo groot en het vertrouwen is zo beschaamd, dat herstel niet meer mogelijk is. In de onderhavige zaak, waar het gaat om valsheid van een proces-verbaal, op instigatie van de officier van justitie en in weerwil van de protesten van opsporingsambtenaren tegen het inbrengen van dit proces-verbaal, is van misleiding sprake.
Subsidiair dient voor de niet-ontvankelijkheid te worden aangehaakt bij artikel 359a Sv. De met opsporing en vervolging belaste ambtenaren hebben zich tijdens het voorbereidend onderzoek schuldig gemaakt aan zeer kwalijke schendingen van normen, waardoor ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Door aldus te handelen is tevens doelbewust aan het recht van verdachten op een eerlijke behandeling van hun zaak tekort gedaan, met onherstelbare schade aan hun belangen tot gevolg.
Meer subsidiair hebben mrs. Van der Werf, Nillesen en Kellouh zich op het standpunt gesteld dat het proces-verbaal inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) van het bewijs moet worden uitgesloten dan wel dat de vormverzuimen moeten leiden tot strafvermindering. Hierbij is opgemerkt dat de schendingen niet zijn hersteld, en voor zover deze wel zijn hersteld, dit te danken is aan de inspanningen van de verdediging.
De aan deze verweren ten grondslag liggende argumenten van de zijde van de verdediging volgen hierna.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal betoogt dat het optreden van de officier van justitie mr. [officier van justitie] (hierna: [officier van justitie] ) niet zonder fouten was, maar wel dat de fouten die zijn gemaakt niet de conclusie rechtvaardigen dat de officier van justitie de rechtbank heeft misleid. Er was geen kwade trouw bij de officier van justitie. Wel is er – behalve bij verdachte [verdachte 3] – sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek doordat het verhoor van [getuige 1] niet overeenkomstig de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van aangevers, getuigen en verdachten (hierna: Aanwijzing) is opgenomen op een geluidsdrager. De advocaat-generaal concludeert tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank in de zaak van verdachte [verdachte 4] en vordert terugwijzing van deze zaak naar de rechtbank Noord-Nederland. In de zaken van de verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] moet de verklaring van [getuige 1] worden uitgesloten van het bewijs. Verder is er geen aanleiding om in de zaken van laatstgenoemde verdachten enig (rechts)gevolg te verbinden aan de kwestie [getuige 1] , derhalve ook geen strafvermindering.
2 Inleiding
Aanleiding voor het bestrijden van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Steen des aanstoots voor de verdediging is een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , waarin – anders dan het geval zou zijn – staat weergegeven dat dit verhoor ‘abusievelijk’ niet is opgenomen en voorts dat dit proces-verbaal is opgemaakt op 30 januari 2017 te [plaats 1] , terwijl dit op een andere datum en plaats heeft plaatsgevonden. Ook de vermelding dat de getuige haar verklaring niet heeft doorgelezen en dat zij heeft geweigerd de verklaring te ondertekenen, zou in strijd zijn met de feitelijke gang van zaken. [officier van justitie] is van deze gebreken op de hoogte gesteld door de advocaat van [getuige 1] , mr. Van der Eijk (hierna: Van der Eijk), die bij het getuigenverhoor aanwezig is geweest. Desondanks heeft zij het van het verhoor opgemaakte proces-verbaal toegevoegd aan het strafdossier en verzuimd op de zitting melding te maken van voornoemde tekortkomingen. Daarbij komt ook nog dat de officier van justitie wist dat er bij de politie twijfels bestonden over de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] .
De aan de kwestie verbonden gevolgen
Het voorgaande is in het kort de opmaat geweest voor wat gaandeweg ‘de kwestie [getuige 1] ’ is gaan heten, en die bij de rechtbank Noord-Nederland heeft geleid tot niet‐ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging in de zaak van verdachte [verdachte 4] , en in de zaken van de medeverdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] tot bewijsuitsluiting van de verklaring van [getuige 1] en een substantiële strafvermindering.
Om aan te geven welke omvang de kwestie [getuige 1] heeft gekregen, volgt een kort overzicht van de gebeurtenissen, onderzoeken en afdoeningen die zijn gevolgd na het vonnis van de rechtbank.
Door een drietal raadslieden is aangifte2 gedaan tegen het verhoorkoppel [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [officier van justitie] . Naar aanleiding van deze aangiften is er strafrechtelijk onderzoek gedaan naar een eventuele overtreding van de artikelen 207 (meineed) en 225 (valsheid in geschrift) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dit onderzoek is verricht door de Rijksrecherche en is gericht tegen [officier van justitie] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Deze zijn als verdachten gehoord. Het onderzoek heeft geleid tot een lijvig procesdossier,3 waarvan de conclusie luidt dat de officier van justitie een op ambtsbelofte valselijk opgemaakt proces‐verbaal d.d. 30 januari 2017 heeft gebruikt, terwijl ze wist dat er onjuistheden in dit proces-verbaal stonden. Het proces-verbaal is vals, in die zin dat het niet de juiste gang van zaken weergeeft. [officier van justitie] is door voornoemde Van der Eijk en door de teamleider van het TGO Gees [teamleider] gewezen op deze onjuistheden in het proces-verbaal, maar zij heeft geen afstand genomen van de inhoud van het proces-verbaal doch het proces-verbaal opzettelijk gebruikt. Het proces-verbaal is namelijk op gezag van de officier van justitie onderdeel van het procesdossier geworden, gebleven en overgelegd aan de rechtbank en de verdediging, zo luidt de conclusie van het onderzoek.4
De zaak tegen de officier van justitie is door het arrondissementsparket Noord-Holland geseponeerd omdat een strafrechtelijke vervolging een te zware reactie zou zijn op hetgeen haar in deze zaak kan worden verweten, aldus de officier van justitie mr. Van der Heijden in zijn sepotbrief5 gericht aan [officier van justitie] . Wel wordt de oplegging van een disciplinaire maatregel aanbevolen. Blijkens een aan de advocaat-generaal gericht schrijven van hoofdofficier van justitie, mr. Schram, heeft laatstgenoemde naar aanleiding van de aanbeveling tot oplegging van een disciplinaire maatregel de Adviescommissie Afdoening Integriteitsincidenten gevraagd om advies uit te brengen omtrent de disciplinaire afdoening. De gezamenlijke conclusie luidt dat [officier van justitie] zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Bij de bepaling van een passende disciplinaire maatregel is meegewogen dat het oordeel van de rechtbank, de uitgebreide negatieve berichtgeving in de media en het strafrechtelijke onderzoek grote impact op [officier van justitie] hebben gehad. Op 28 februari 2019 heeft voornoemde hoofdofficier van justitie [officier van justitie] berispt.6
Tegen dit sepot is door mr. Kuijper op 8 april 2019 namens verdachte [verdachte 4] beklag gedaan ex artikel 12 Sv.
Volgorde van de te bespreken onderwerpen
Hieronder wordt eerst ingegaan op de aan het verweer ten grondslag gelegde grieven (3), gevolgd door een schets van het wettelijk toetsingskader (4). Vervolgens volgt een beschrijving van de kwestie [getuige 1] (5) waarna ingezoomd wordt op het veelbesproken proces-verbaal van getuigenverhoor (6). Na het plaatsen van enkele kanttekeningen bij een aantal gevolgtrekkingen (7) volgt toetsing van de vastgestelde feiten aan het beoordelingskader (8).
Wanneer hierna verder wordt gesproken over ‘ontvankelijkheid’, wordt steeds gedoeld op de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolgingsrecht.
3 De aan het beroep op niet-ontvankelijkheid ten grondslag liggende bezwaren
De onderbouwing van het beroep op niet-ontvankelijkheid in de zaak van verdachte [verdachte 4] bij monde van mr. Kuijper
Mr. Kuijper heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht of zij voor haar feitenvaststelling mag verwijzen naar haar in eerste aanleg gevoerde pleidooi, en wel voor zover zij deze in haar pleitnota onder de nummers 6 tot en met 32 heeft beschreven. Het hof heeft dit verzoek toegewezen en zal dit deel van het pleidooi in eerste aanleg beschouwen als te zijn herhaald en ingelast in hoger beroep. In het pleidooi wijst de raadsvrouw op een groot aantal tekortkomingen in het optreden van de beide zaaksofficieren.
In essentie gaat het om:
- -
-
het gebruik door [officier van justitie] van de verklaring van [getuige 1] in het kader van het voortduren van de voorlopige hechtenis, hetgeen ertoe heeft geleid dat de voorlopige hechtenis onrechtmatig is voortgezet;
- -
-
het ‘wanhopige gevecht van woorden’ waarmee het openbaar ministerie tracht de kwestie te bagatelliseren in plaats van serieus te nemen;
- -
-
het niet geven van de achtergrondinformatie die bij [officier van justitie] bekend was over de tekortkomingen van het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] ;
- -
-
het nimmer door haar of door haar opvolger officier van justitie mr. Kappeyne van de Coppello (hierna: Kappeyne van de Coppello) gegeven opdracht tot nader verhoor van [getuige 1] ;
- -
-
het verzet van [officier van justitie] tegen het horen van [getuige 1] bij de rechter‐commissaris;
- -
-
het achterhouden door [officier van justitie] van belangrijke informatie en het feitelijk voorliegen van de rechtbank over de mogelijkheid [getuige 1] te horen bij de politie;
- -
-
het vermoeden dat [officier van justitie] het nader horen van [getuige 1] niet zozeer wilde om de politie kritische vragen te laten stellen aan [getuige 1] over de redenen van wetenschap van [getuige 1] , maar om de verdediging – en daarmee kritische vragen over haar eigen rol bij het inbrengen van de verklaring – buiten de deur te houden;
- -
-
het nadere politieverhoor dat niet heeft plaatsgevonden vóór 23 maart 2017;
- -
-
Kappeyne van de Coppello die wel een heel lijdelijke opstelling heeft gehad en die de raadsvrouw alleen maar kan duiden als het schoonvegen van zijn eigen straatje;
- -
-
het handelen van het openbaar ministerie dat - alles overziend – in dit strafproces jegens niet alleen haar cliënt (verdachte [verdachte 4] ), maar ook jegens de rechterlijke macht, zo uitzonderlijk onbehoorlijk is geweest dat hierop alleen zijn niet‐ontvankelijkheid in de vervolging een adequate reactie is;
- -
-
een valsheid, op instigatie van de officier van justitie en in weerwil van de protesten tegen het inbrengen van dat proces-verbaal van de opsporingsambtenaren, die moet leiden tot niet-ontvankelijkheid als ultieme afstraffing van misleidend gedrag van het openbaar ministerie.
Subsidiair wordt een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging op grond van artikel 359a Sv. Dit in het geval dat het hof de niet‐ontvankelijkheid als ultieme afstraffing van misleidend gedrag van het openbaar ministerie niet wenst uit te spreken, vanuit het idee dat er een segment vormverzuimen bestaat dat nóg erger is dan waarvan in de onderhavige zaak sprake is. De raadsvrouw besteedt vervolgens aandacht aan de voor toewijzing van dit beroep door de wet en rechtspraak gestelde eisen.
De onderbouwing van het beroep op niet-ontvankelijkheid in de zaak van verdachte [verdachte 2] bij monde van mr. Nillesen
Mr. Nillesen heeft in aanvulling op de door mr. Kuijper genoemde gronden nog opgemerkt dat de uitspraken van [getuige 1] in haar verhoor van 30 januari 2017, onmiskenbaar belastende informatie bevatten. Informatie die zich telkens in het hoofd nestelt van de lezer van het proces-verbaal. Het is ook nog eens informatie die telkens met elkaar in lijn is: normaal een teken van betrouwbaarheid of waarachtigheid. Als men maar lang genoeg roept dat iets waar is, dan wordt het dat op enig moment ook, aldus de raadsman. Pas na het voegen van het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] en op verzoek van de verdediging zijn uiteindelijk de tapgesprekken aan het strafdossier toegevoegd. Uit deze tapgesprekken blijkt dat [getuige 1] juist niet via [verdachte 2] is geïnformeerd over wat er op 30 juni 2016 in Gees is gebeurd. Onder het geven van een aantal andere voorbeelden van (naar de mening van de raadsman) inhoudelijk niet kloppende processtukken, komt hij tot de conclusie dat er op meerdere momenten tijdens de voorfase van het strafproces aan de rechtbank onjuiste informatie is voorgeschoteld. De officier van justitie heeft een actieve dan wel prominente betrokkenheid gehad bij het voegen van deze stukken. Onder het mom van beweerdelijke transparantie wordt de rechtbank – net als de verdediging – voorgelogen door de officier van justitie, aldus de raadsman.
Na beschouwingen over de onherstelbaarheid van het vormverzuim, het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het veroorzaakte nadeel, sluit de raadsman aan bij het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een ernstig vormverzuim, waarbij doelbewust tekort is gedaan aan de belangen van de verdachte op een eerlijk proces. Anders dan de rechtbank en mede gelet op het gegeven dat de kwalijke gang van zaken de rechtspleging in de kern raakt, meent de raadsman dat hieraan de ultieme consequentie van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie dient te worden verbonden.
Subsidiair bepleit de raadsman strafvermindering.
De onderbouwing van het beroep op niet-ontvankelijkheid in de zaak van verdachte [verdachte 3] bij monde van mr. Kellouh
Mr. Kellouh heeft in aanvulling op de door mr. Kuijper genoemde gronden nog opgemerkt dat zij de rechtbank volledig volgt in haar constatering met betrekking tot de vormverzuimen. Maar haar cliënt is – in tegenstelling tot de conclusie van de rechtbank – wel door de werkwijze van het openbaar ministerie in zijn verdediging geschaad.
Feit blijft – aldus de raadsvrouw – dat men de fouten wilde wegmoffelen door [getuige 1] tussen neus en lippen door de verklaring te laten ondertekenen. Ook maakt de raadsvrouw er melding van dat de methode van verhoor als getuige bij de politie niet fijn was. [getuige 1] is onder druk gezet, gemanipuleerd en angst aangejaagd, hetgeen de raadsvrouw baseert op de verklaring van [getuige 1] bij de rechter-commissaris. De raadsvrouw meent dat dit aspect in de zaak in hoger beroep onderbelicht is gebleven.
De grove fouten die zijn gemaakt kunnen niet alleen worden afgedaan met bewijsuitsluiting en strafvermindering. Het oordeel van de rechtbank dat haar cliënt niet in zijn belangen is geschaad en dat daarmee het openbaar ministerie ontvankelijk is, kan en mag volgens de raadsvrouw in hoger beroep niet gelden.
De raadsvrouw stelt dat dit een dusdanig bijzonder geval is dat dit niet valt onder de noemer van factor 3 bij artikel 359a Sv. Dit artikel is niet op dit soort gevallen van toepassing. Immers, de wetgever kan nooit op een soortgelijk geval hebben geanticipeerd. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vormverzuimen van dusdanige aard zijn, dat er zich geen artikel in onze wetten bevindt waar de normering, bestraffing, nadeel en dergelijke van dit gevolg in is beschreven. Het betreft een unicum.
Aangezien er sprake is van vormverzuimen – waaronder een aantal dat door het openbaar ministerie is erkend in beide requisitoiren – die tevens onherstelbaar zijn, dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging. Dit staat volgens de raadsvrouw geheel los van de vraag naar het nadeel voor haar cliënt.
Tot slot gaat de raadsvrouw kort in op het belang van het geschonden voorschrift, de ernst en de omstandigheden waaronder het verzuim is begaan, alsmede de verwijtbaarheid van het verzuim en het nadeel voor haar cliënt.
De onderbouwing van het beroep op niet-ontvankelijkheid in de zaak van verdachte [verdachte 1] bij monde van mr. Van der Werf
Mr. Van der Werf heeft in aanvulling op de door mr. Kuijper genoemde gronden nog opgemerkt dat de aanzienlijke schendingen van een belangrijk vormvoorschrift, zoals deze door mr. Kuijper in de zaak van medeverdachte [verdachte 4] zijn benoemd, niet zijn hersteld. En voor zover deze gedeeltelijk zijn hersteld, is dat te danken aan de inspanningen van de verdediging en niet aan de inspanningen van het openbaar ministerie. Zijn cliënt heeft nadeel ondervonden van deze schendingen doordat zijn recht op een eerlijk proces doelbewust en met veronachtzaming van zijn belangen is geschaad, aldus de raadsman. Primair schaart de raadsman zich achter de conclusie tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie, zoals beargumenteerd door mr. Kuijper. Subsidiair verzoekt de raadsman het hof om de verklaring van [getuige 1] uit te sluiten van het bewijs en om bij een eventuele strafoplegging de straf te matigen, zoals de rechtbank dat heeft gedaan.