Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6536, 200.243.298/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6536, 200.243.298/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 augustus 2019
- Datum publicatie
- 5 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:6536
- Zaaknummer
- 200.243.298/01
Inhoudsindicatie
Arbeidszaak. Wwz. Klachtplicht. Aan werknemer is overeengekomen loon betaald maar werknemer stelt dat aan dit loon een verkeerde functie-indeling ten grondslag ligt. Klachtplicht ex artikel 6:89 BW ziet niet op loonbetaling en evenmin op functie-indeling. Bovendien is werkgever door late beroep op verkeerde functie-indeling niet benadeeld.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.243.298/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen 6365851)
arrest van 13 augustus 2019
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. P.A. Schmidt,
tegen
1 de (uitgeschreven) vennootschap onder firma
Martensplek V.O.F.,
gevestigd en kantoorhoudende te Tiendeveen,
2. [geïntimeerde2] , beherend vennoot van verweerster sub 1,
wonende te [B] ,
3. [geïntimeerde3] , beherend vennoot van verweerster sub 1,
wonende te [B] ,
geïntimeerden in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerders,
hierna (gezamenlijk): Martensplek,
gemachtigde: mr. B.A. Smits,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: Prokx,
gemachtigde: mr. S.M.C. Verheyden.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
5 december 2017 en 10 april 2018 die de kantonrechter in rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen in hoger beroep van 4 juli 2018;
- de memorie van grieven (met productie);
- de memorie van antwoord van Martensplek (met productie);
- de memorie van antwoord van Prokx.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
[appellante] heeft in hoger beroep gevorderd Martensplek te veroordelen tot betaling van achterstallig loon met emolumenten over de periode van 1 januari 2012 tot 1 november 2016, vermeerderd met wettelijke verhoging, wettelijke rente en proceskosten van beide instanties. Subsidiair wordt, waar het betreft de periode van 1 maart 2012 tot 1 maart 2014, dezelfde vordering ingesteld jegens Prokx.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het eindvonnis van de kantonrechter nu daartegen geen bezwaren zijn geuit, aangevuld met wat overigens nog is komen vast te staan.
Martensplek exploiteerde een hotel, in de nabijheid van een golfbaan. Het hotel
beschikte over een restaurant, een feestzaal en een tiental kamers.
[appellante] , geboren [in] 1982, is [in] 2009 bij de rechtsvoorganger
van Martensplek in dienst getreden, op basis van een arbeidsovereenkomst voor -
aanvankelijk - bepaalde tijd, in de functie van receptioniste. Op die arbeidsovereenkomst is van toepassing verklaard de "thans geldende CAO voor de horeca en de Bedrijfstak pensioenfonds".
Gedurende de periode 1 maart 2012 tot 1 maart 2014 is [appellante] voor de
rechtsvoorganger van Martensplek werkzaam geweest op basis van een payrollconstructie via Prokx. Met ingang van 1 maart 2014 is tussen [appellante] en de rechtsvoorganger van Martensplek een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten. De functie van [appellante] is daarin omschreven als "medewerkster receptie". Op die overeenkomst is van toepassing verklaard de "thans geldende CAO voor de horeca en de Bedrijfstakpensioenfonds".
Op 2 januari 2016 is tussen [appellante] Martensplek een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. In artikel 3 daarvan is het volgende bepaald, voor zover van belang:
"3.1 De werknemer wordt aangesteld in de bedrijfsfunctie Receptioniste Deze functie is bij de indeling vergeleken met referentie functie(s) Receptionist met referentienummer R.5.4 uit het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca (zie ook www.referentiefunctieshoreca nl)
De werknemer wordt ingedeeld in functiegroep III conform artikel 4.1 van de Horeca-CAO
Indien het bedrijfsbelang van werkgever dat vordert, zal de werknemer ook voor korte duur andere werkzaamheden verrichten, dan die behoren tot de hiervoor genoemde functie, dan wel werkzaamheden verrichten ten behoeve van derden.
(…)
De werknemer ontvangt een brutoloon van € 1.371,54 per (…) maand (…)."
In artikel 8 van deze arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Horeca - en
Aanverwante Bedrijf (hierna: de cao) van toepassing verklaard.
Tot eind mei 2016 heeft [appellante] zwangerschaps- en bevallingsverlof genoten.
Vervolgens heeft [appellante] tot 1 juni 2016 vrije dagen opgenomen. Vanaf 22 juli 2016 was
[appellante] arbeidsongeschikt. Op 31 oktober 2016 heeft [appellante] zich hersteld gemeld.
Op 28 september 2016 heeft [appellante] haar arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1
november 2016.
Bij brief van 29 december 2016 heeft de gemachtigde van [appellante] - onder meer -
aanspraak gemaakt op achterstallig salaris, in verband met indeling in een onjuiste salarisschaal.
Artikel 9 van de cao zoals opgenomen in de cao die gold van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2010 luidde als volgt, voor zover van belang:
"Functie-indeling
a. Bij de functie-indeling dient de werkgever gebruik te maken van het Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca
b. De werkgever stelt een bedrijfsfunctie vast door een omschrijving te maken van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden die aan de werknemer worden opgedragen.
c. De werkgever vergelijkt de bedrijfsfunctie met de in de meest passende functiecategorie voorkomende referentiefuncties uit het Handboek en bepaalt bij welke referentiefunctie(s) de bedrijfsfunctie het beste past
d. De bedrijfsfunctie wordt aan de hand van de, langs de in c. beschreven procedure, gevonden vergelijkbare referentiefunctie(s) ingedeeld in een functiegroep
e. De werkgever is verplicht aan de werknemer mede te delen in welke functiegroep de door hem te vervullen bedrijfsfunctie wordt ingedeeld en met welke referentiefuncties de werkgever de bedrijfsfunctie heeft vergeleken. Voorts is hij verplicht de desbetreffende functiegroep te vermelden in de schriftelijke arbeidsovereenkomst.
(…)
3. Beroepsmogelijkheid functie-indeling
a. De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste indeling van de bedrijfsfunctie.
b. Is de werknemer het niet eens met de indeling, of is hij van mening dat zijn bedrijfsfunctie zodanig is gewijzigd dat de indeling moet worden herzien, dan dient de werknemer eerst te trachten in goed overleg met zijn directe chef tot een oplossing te komen. Als de werknemer geen directe chef heeft, is de werkgever hiervoor de aangewezen persoon. Aan deze overlegfase is een termijn geboden van ten hoogste dertig dagen.
c) Indien de werkgever en werknemer niet tot een oplossing kunnen komen, kan de werknemer het geschil voorleggen aan de Beroepscommissie Functie-indeling en Functiewaardering Horeca (BFH). De uitspraak van deze beroepscommissie heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen, indien deze vooraf schriftelijk zijn overeengekomen deze uitspraak als zodanig te accepteren. Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.
d) Het beroep dient binnen twee maanden nadat de werknemer redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de beslissing van de werkgever bij de BFH ingesteld te worden."