Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2498, 200.277.613

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2498, 200.277.613

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 maart 2021
Datum publicatie
17 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2498
Zaaknummer
200.277.613

Inhoudsindicatie

Uitleg pensioenontslagbeding, Haviltex-maatstaf. Term: “pensioengerechtigde leeftijd” betekende bij aangaan van de arbeidsovereenkomst 65 jaar, maar is na wetswijzingingen mbt AOW en pensioenrichtleeftijd voor meerdere uitleg vatbaar geworden. Partijen hebben dit achteraf nader ingevuld als de AOW-leeftijd en zijn hieraan uitvoering gaan geven. Geen ruimte voor uitleg ‘contra proferentem’.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.277.613

(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem 8145064)

beschikking van 1 maart 2021

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [A] ,

verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,

hierna: [verzoekster] ,

advocaat: mr. D.J.B. de Wolff

tegen

de rechtspersoon naar publiek recht

Orde van Advocaten in het Arrondissement Gelderland,

gevestigd te Arnhem,

verweerder in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerder,

hierna: de Orde,

advocaat: mr. M.J. Huisman.

1 1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, locatie Arnhem) van 5 februari 2020, hierna: de bestreden beschikking. Bij herstelbeschikking van 17 februari 2020 is de naam van de gedaagde hersteld, in die zin dat in plaats van ‘de Raad van de Orde in het Arrondissement Gelderland’ wordt gelezen ‘de Orde van Advocaten in het Arrondissement Gelderland’.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure is als volgt:

- het beroepschrift (met producties) van [verzoekster] , waarin de verzoeken zijn gewijzigd en vermeerderd, ter griffie ontvangen op 24 april 2020;

- het verweerschrift (met producties) van de Orde;
- de aanvullende producties van [verzoekster] , ingekomen op 2 juni 2020 en 13 augustus 2020, bij welke laatste akte het verzoek is verminderd;

- de op 4 september 2020 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.

2.2

Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op heden.

3 3. De feiten

3.1

Het hof gaat uit van dezelfde feiten als waarvan de kantonrechter is uitgegaan, nu geen van partijen daartegen bezwaar heeft gemaakt. Voor de leesbaarheid van deze beschikking zet het hof deze feiten – met enkele kleine aanvullingen – nog eens op een rij.

3.2

[verzoekster] , geboren [in] 1953, is [in] 1991 op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij de Orde. Zij was toen 37 jaar. Laatstelijk betrof deze arbeidsovereenkomst een dienstverband als adjunct-secretaris voor 38 uur per week met een salaris van € 7.336,49 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag en een dertiende maand, wat neerkomt op een jaarsalaris van € 102.078,24 bruto.

3.3

Tussen [verzoekster] en de Orde bestaat sinds 1 januari 2005 een pensioenovereenkomst betreffende een aanvullend pensioen bij Centraal Beheer. Het betreft een zogenoemde beschikbare premieregeling. De pensioendatum van [verzoekster] is in het op 25 augustus 2005 door haar en de Orde ondertekende ‘deelnameformulier flexibel management pensioen’ bepaald op 1 juli 2018 (de eerste van de maand waarin [verzoekster] de leeftijd van 65jaar bereikt). Voor [verzoekster] geldt sinds (in ieder geval) 2018 dat zij de ingangsdatum van haar aanvullend pensioen zelf kan bepalen, namelijk op een moment tussen haar 65e en 70e. De pensioen(richt)leeftijd is sinds 2014 en 2018 opgetrokken tot - uiteindelijk - 68 jaar.

3.4

Partijen hebben de arbeidsovereenkomst schriftelijk vastgelegd in de overeenkomst tussen partijen van 26 oktober 2005. Over het einde van de arbeidsovereenkomst is het volgende pensioenontslagbeding opgenomen:

3.1.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1 eindigt de arbeidsovereenkomst tussen partijen in ieder geval:

a. a) (…)

b) als werkneemster de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

3.5

Partijen hebben in september 2019 overleg gevoerd over de ingangsdatum van het pensioen van [verzoekster] en het einde van het dienstverband. De insteek van de Orde was dat het dienstverband van [verzoekster] eindigde op 6 november 2019, zijnde de nu geldende AOW-gerechtigde leeftijd van [verzoekster] , namelijk 66 jaar en 4 maanden. De andersluidende insteek van [verzoekster] was dat zij gerechtigd is en ook de wens heeft om tot 6 juli 2021 (als zij 68 jaar wordt) door te werken.

3.6

[verzoekster] heeft per brief van 25 september 2019 aan de Orde haar standpunt over de pensioengerechtigde leeftijd uiteengezet. Hierop is per brief van 27 september 2019 door de Orde gereageerd. De Orde heeft laten weten het standpunt van [verzoekster] niet te onderschrijven.

3.7

Per brief van 27 september 2019 van de Orde aan [verzoekster] wordt aan [verzoekster] onder meer het volgende medegedeeld:

Op 6 november 2019 bereik jij de voor jou geldende AOW-gerechtigde leeftijd (66 jaar en 4 maanden). In jouw arbeidsovereenkomst met de Orde van Advocaten Gelderland van 26 oktober 2005 is in artikel 3 lid 1 onder b bepaald dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval eindigt als jij de pensioengerechtigde leeftijd hebt bereikt. Naar ons oordeel wordt onder “de pensioengerechtigde leeftijd” in jouw arbeidsovereenkomst verstaan: “de AOW-gerechtigde leeftijd”.

Hierbij bevestigen wij namens de Orde van Advocaten Gelderland dat jouw arbeidsovereenkomst met de Orde op grond van het pensioenontslagbeding in artikel 3 lid 1 onder b van jouw arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt per de datum waarop jij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Dat betekent dat dinsdag 5 november a.s. jouw laatste werkdag is.

3.8

Na 5 november 2019 is [verzoekster] niet teruggekeerd op haar werkplek. Zij heeft de eigendommen van de Orde die zij onder zich had ingeleverd en feitelijk geen werkzaamheden meer voor de Orde verricht. Wel heeft [verzoekster] zich tegenover de Orde bereid en beschikbaar verklaard tot het verrichten van haar werkzaamheden na die datum.

4 Het verzoek/de verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

5 De beoordeling in hoger beroep