Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-09-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8474, 200.272.730/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-09-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8474, 200.272.730/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 september 2021
Datum publicatie
9 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:8474
Zaaknummer
200.272.730/01

Inhoudsindicatie

Bemiddeling potentiële uitzendkracht. Kennismakingsgesprek is gevolg van een overeenkomst van opdracht daartoe, waarop algemene voorwaarden van uitzendbureau van toepassing zijn. Na kennismaking wordt potentiële uitzendkracht in dienst genomen onder voorbijgaan van uitzendbureau. Uitzendbureau vordert op basis van algemene voorwaarden een vergoeding. Geen grond voor vernietiging van de algemene voorwaarden. De bepalingen op basis waarvan een vergoeding wordt geclaimd zijn niet onredelijk bezwarend. Geen verhoging van de vergoeding met een bedrag aan btw. Geen reden voor matiging. Volgt alsnog toewijzing van de gevorderde vergoeding, zonder een verhoging met een bedrag voor btw.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.272.730/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7732486)

arrest van 7 september 2021

in de zaak van

Baanmeesters B.V. m.h.o.d.n. Interieurbouwvacature,

gevestigd in Harderwijk,

eiseres in hoger beroep,

bij de rechtbank: eiseres,

hierna: Baanmeesters,

advocaat: mr. W. van Dijk, die kantoor houdt in Barneveld,

tegen

Tuinbeurs Nederland B.V.,

gevestigd in Emmen,

gedaagde in hoger beroep,

bij de rechtbank: gedaagde,

hierna: Tuinbeurs,

advocaat: mr. R. Klarus, die kantoor houdt in Emmen.

1 De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 19 november 2019 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft gewezen.

2 De procedure in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 9 januari 2020,

- het arrest van 24 maart 2020 waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is bepaald,

- de mededeling van partijen dat zij willen voortprocederen, waarna de zaak naar de rol is verwezen,

- de memorie van grieven van 28 juli 2020,

- de memorie van antwoord van 6 oktober 2020.

2.2

Vervolgens heeft Tuinbeurs de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3. De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:

3.1

Baanmeesters exploiteert een uitzendbureau. Tuinbeurs verricht timmerwerkzaamheden voor de bouw.

3.2

Op of omstreeks 12 november 2018 heeft [naam1] contact gehad met Baanmeesters, in welk verband hij zijn curriculum vitae aan Baanmeesters heeft toegezonden.

3.3

In een e-mailbericht van 14 november 2018 schrijft Baanmeesters aan Tuinbeurs, voor zover van belang:

Op dit moment zijn we in contact met een (prefab)werkplaatstimmerman.

Wellicht zou hij een goede aanvulling voor uw team kunnen zijn;

[naam1] is een 41 jarige (prefab)werkplaatstimmerman en komt uit [plaats] .

(…) Voor meer informatie verwijs ik graag naar zijn C.V. in de bijlage. (…)

Op basis van zijn huidige salarisindicatie en inschaling in de Timmerindustrie CAO zal zijn inleentarief € 25,64 Excl. BTW en reiskostenvergoeding zijn.

Mocht u interesse hebben in een vrijblijvend gesprek met, of een inzet van [naam1] , dan horen wij dit graag.

3.4

Onderaan in het e-mailbericht van Baanmeesters staat vermeld dat op al haar diensten en aanbiedingen haar Algemene Voorwaarden (hierna ook: de AV) van toepassing zijn.

3.5

In artikel 4 “Het aangaan van een arbeidsverhouding met een uitzendkracht” van de AV is onder meer vermeld, voor zover van belang:

a. Voor het bepaalde in dit artikel wordt onder het aangaan van een arbeidsverhouding met een uitzendkracht verstaan: Het aangaan van een arbeidsovereenkomst, een overeenkomst tot aanneming van werk en/of een overeenkomst van opdracht door de opdrachtgever met de uitzendkracht; Het laten ter beschikking stellen van de betreffende uitzendkracht aan de opdrachtgever door een derde (bijvoorbeeld een andere uitzendonderneming); Het aangaan van een arbeidsverhouding door de uitzendkracht met een derde, waarbij de opdrachtgever en die derde in een groep zijn verbonden (als bedoeld in artikel 2:24b BW) dan wel de één een dochtermaatschappij is van de ander (als bedoeld in artikel 2:24a BW).

b. Voor het bepaalde in dit artikel wordt onder uitzendkracht tevens verstaan: De aspirant-uitzendkracht die bij BaanMeesters B.V. is ingeschreven; De (aspirant-)uitzendkracht die is voorgesteld aan de opdrachtgever; De uitzendkracht wiens terbeschikkingstelling minder dan een jaar voor het aangaan van de arbeidsverhouding is geëindigd.

(…)

g. Indien een uitzendkracht door tussenkomst van BaanMeesters B.V. aan een mogelijke opdrachtgever is voorgesteld en deze mogelijke opdrachtgever met die uitzendkracht een arbeidsverhouding aangaat voor dezelfde of een andere functie voordat de terbeschikkingstelling tot stand komt, is deze mogelijke opdrachtgever een vergoeding verschuldigd van 25 procent van het bruto jaarsalaris (incl. vakantiegeld). De opdrachtgever is deze vergoeding altijd verschuldigd indien de opdrachtgever in eerste instantie door tussenkomst van BaanMeesters B.V. in contact is gekomen met de uitzendkracht. (…)

3.6

Op 15 november 2018 heeft Tuinbeurs aan Baanmeesters kenbaar gemaakt in [naam1] geïnteresseerd te zijn.

3.7

Op 26 november 2018 en op 3 december 2018 hebben er door tussenkomst van Baanmeesters (kennismakings-)gesprekken plaatsgevonden tussen Tuinbeurs en [naam1] .

3.8

Op 10 december 2018 heeft Tuinbeurs Baanmeesters laten weten dat zij geen gebruik wil maken van de inzet van [naam1] .

3.9

Medio januari 2019 is [naam1] bij Tuinbeurs dan wel bij een aan haar gelieerde (zuster)onderneming - Bativo B.V. - in dienst getreden.

3.10

Baanmeesters heeft Tuinbeurs met een e-mailbericht van 25 maart 2019 aangeschreven en onder verwijzing naar (artikel 4 sub g. van) de AV - vergeefs - aanspraak gemaakt op een door Tuinbeurs te betalen vergoeding.

4 Het geschil en de beslissing van de rechtbank

4.1

Baanmeesters heeft - samengevat - gevorderd de veroordeling van Tuinbeurs tot betaling van € 8.466,37 (inclusief btw) dan wel € 6.773,09, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 12 april 2019 en € 798,30 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.

4.2

De rechtbank heeft in het vonnis van 19 november 2019 de vordering van Baanmeesters afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.

5 De vordering in hoger beroep

6 De beoordeling van de grieven en de vordering in hoger beroep

7 De slotsom

8 De beslissing