Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2331, 21-005012-20

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-03-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2331, 21-005012-20

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
29 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:2331
Formele relaties
Zaaknummer
21-005012-20

Inhoudsindicatie

Economische zaak. Strafrechtelijke immuniteit waterschap.

Het waterschap wordt verweten dat het opzettelijk zou hebben gepoogd een bever te doden of te vangen door in gebieden waarin bevers leven onbeschermde klemmen om muskusratten te vangen te plaatsen. Het verwijt is geënt op het bepaalde in artikel 3.5, eerste lid, van de Wet Natuurbescherming.

Het hof komt tot het oordeel dat het plaatsen van onbeschermde klemmen om muskusratten te vangen heeft te gelden als een gedraging die is verricht in het kader van de uitvoering van een aan het waterschap opgedragen taak, namelijk het voorkomen van schade aan waterstaatswerken door bestrijding van de muskus- en de beverrat.

De aan het strafrechtelijke verwijt ten grondslag liggende gedraging kan gezien de in het arrest besproken parlementaire behandeling bezwaarlijk anders worden verricht dan door bestuursfunctionarissen in het kader van de uitvoering van de aan het waterschap opgedragen bestuurstaak.

Het openbaar ministerie wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het waterschap.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-005012-20

Uitspraak d.d.: 29 maart 2022

TEGENSPRAAK

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 11 december 2020 met parketnummer 84-254313-20 in de strafzaak tegen

[verdachte 1] ,

gevestigd te [adres en huisnummer] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een voorwaardelijke geldboete van € 5.000,-, met een proeftijd van

2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de vertegenwoordiger van verdachte en zijn raadsman, mr. E. van der Meer, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

BESLISSING