Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5128, 200.305.303
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-06-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5128, 200.305.303
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 juni 2022
- Datum publicatie
- 22 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:5128
- Zaaknummer
- 200.305.303
Inhoudsindicatie
Afwijking in cao-NU opvolgend werkgeverschap, artikel 7:668a lid 6 jo. 7:668a lid 2 BW. Geen strijd met richtlijn of wet, geen misbruik van recht.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.305.303
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem 9264120)v
beschikking van 20 juni 2022
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Wageningen Universiteit/Wageningen University,
gevestigd te Wageningen,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster, tevens verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
hierna: WU,
advocaat: mr. C.I. van Gent,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster, verweerster in het zelfstandig tegenverzoek,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. R.H.G. Evers.
1 1. De procedure bij de kantonrechter
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van
18 oktober 2021 van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem.
2 De procedure bij het hof
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift (met producties) van 14 januari 2022, ter griffie ontvangen op 17 januari 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel appel alsmede vermeerdering van eis met producties;
- het verweerschrift tegen incidenteel appel en de vermeerdering van eis;
- de producties 11 tot en met 14 van [verweerder] ;
- de op 18 mei 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd en waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op 4 juli 2022 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3 WU heeft in hoger beroep verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de bestreden beschikking te vernietigen;
b. voor recht te verklaren dat [verweerder] de functie van promovendus heeft, althans als promovendus in de zin van artikel 2.3.8 cao-NU heeft te gelden;
c. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst van [verweerder] tot 1 april 2021 er een voor bepaalde tijd was;
d. een einddatum voor de arbeidsovereenkomst voor [verweerder] te bepalen;
e. te bepalen dat, als die einddatum voor 1 april 2022 is gelegen dat de opvolgende arbeidsovereenkomst van [verweerder] er een is voor bepaalde tijd tot 1 april 2022 voor 0,7 fte, die van rechtswege eindigt op 31 maart 2022;
f. met veroordeling van [verweerder] in de kosten van beide instanties.
[verweerder] heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
primair: WU niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel dan wel het te verwerpen met veroordeling van WU in de kosten van de procedure;
subsidiair: voor het geval het hof de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst mocht beëindigen:
a. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de opzegtermijn van WU;
b. WU te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de wettelijk verschuldigde transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente indien betaling niet binnen een maand na einde dienstverband heeft plaatsgevonden;
c. WU te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 100.000,- bruto althans een door het hof in goede justitie te bepalen billijke vergoeding;
d. WU te veroordelen in de kosten van deze procedure, een bedrag aan salaris van de advocaat daaronder begrepen;
e. WU te veroordelen om binnen een maand na einde dienstverband aan [verweerder] een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificiatie te verstrekken betreffende de betaling van de voorgaande vergoedingen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3 De feiten
[verweerder] is vanaf 2012 op basis van de volgende dienstverbanden werkzaam geweest bij:
- Stichting Alliantie Voeding Gelderse Vallei, vanaf 15 september 2012 tot en met 14 september 2013;
- Stichting Alliantie Voeding Gelderse Vallei, vanaf 15 september 2013 tot en met 14 september 2014;
- Stichting Alliantie Voeding Gelderse Vallei, vanaf 15 september 2014 tot en met 14 september 2015;
- Driessen vanaf 15 september 2015 tot 1 januari 2018;
- Randstad vanaf 1 januari 2018 tot en met 14 maart 2018;
- Randstad vanaf 15 maart 2018 tot en met 14 september 2018;
- Randstad vanaf 15 september 2018 tot en met 1 februari 2020.
In genoemde periode was zij vanaf 2014 (ook) mede werkzaam voor WU.
De Alliantie is een samenwerkingsverband tussen WU en Ziekenhuis Gelderse Vallei (ZGV). [verweerder] hield zich aanvankelijk vanaf 2012 als stafmedewerker in dienst van ZGV bezig met het opbouwen van een database met behulp van gegevens uit de patiëntendossiers van ZGV ten behoeve van een gezamenlijk onderzoek (PanDeMics) voor WU en ZGV. Vanaf 15 september 2014 is [verweerder] een deel van haar tijd gedetacheerd bij WU. Vanaf 15 september 2015 is [verweerder] – via Driessen – volledig werkzaam geworden bij WU en is zij onder andere met een promotietraject gestart onder begeleiding van prof. [naam1] . Haar functiebenaming luidde ‘ onderzoeker/onderzoeksmedewerker ’ en later ‘ projectondersteuner ’.
Vervolgens is [verweerder] op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst waarin een duur is bepaald van 1 februari 2020 tot 1 april 2021 in dienst getreden van WU. WU heeft [verweerder] voorafgaand aan de totstandkoming van deze overeenkomst gezegd dat er een nieuwe keten zou gaan lopen en dat deze overeenkomst dus zou aflopen op 1 april 2021. In de overeenkomst staat als functie genoemd “ Onderwijs-/onderzoeksmedewerker ” op de afdeling Human Nutritrion&Health voor 38 uur per week (1 fte) tegen een salaris van
€ 3.123,00 bruto per maand vermeerderd met emolumenten.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao-NU van toepassing verklaard.
In artikel 2.3.8 cao-NU staat:
“Voor het dienstverband met een promovendus en een student-assistent als bedoeld in artikel 10.1 lid 2 gelden geen beperkingen ten aanzien van duur en aantal opvolgende dienstverbanden.”
In artikel 2.3.11 cao-NU staat:
“Bij de bepaling in deze cao van de totale duur en van het totale aantal opvolgende dienstverbanden blijven dienstverbanden tussen werknemer en verschillende werkgevers die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn, buiten beschouwing.”
WU heeft op 1 januari 2021 aan [verweerder] laten weten dat de arbeidsovereenkomst, die afloopt op 1 april 2021, niet zal worden verlengd.
In een emailbericht van 12 maart 2021 heeft [naam1] aan [verweerder] laten weten: “Maar dat betekent dat je nu alleen tlv MS fonds en Becanex kan werken en dat er nu eerst maar 7 fte (schaal 10) beschikbaar is en dat is dan toch een teruggang voor jou.”
[verweerder] is vanaf 1 april 2021 voor 1 Fte blijven werken. In een brief van WU van 9 april 2021 aan [verweerder] staat:
Conform hetgeen meerdere keren door uw leidinggevende, prof. [naam1] , met u is besproken wordt uw dienstverband, wat per 1 april 2021 van rechtswege zou eindigen, voortgezet voor de periode van 1 april 2021 tot 1 april 2022 waarbij de omvang van het dienstverband 0,7 fte bedraagt. (…) Nu de omvang van het nieuwe dienstverband bij WU 0,3 fte minder bedraagt dan uw eerdere dienstverband bij WU (tot 1 april 2021), ontstaan hierdoor wellicht aanspraken op een WW-uitkering. (…)”
In de zomer van 2021 heeft [verweerder] zich ziek gemeld en tot op heden is zij volledig arbeidsongeschikt.