Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6114, 200.309.408
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6114, 200.309.408
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 juli 2022
- Datum publicatie
- 8 augustus 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:6114
- Zaaknummer
- 200.309.408
Inhoudsindicatie
WWZ. Geen gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Geen e, g of i grond.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.309.408
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, 9520319)
beschikking van 18 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Lucello B.V.,
gevestigd te Cothen,
appellante,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: Lucello,
advocaat: mr. J. van Andel,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: verweerder,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: C. Uluman.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van
12 januari 2022 die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats
Utrecht, heeft gegeven.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, met producties, binnengekomen bij de griffie van het hof op 12 april 2022;
- het verweerschrift;
- de brief van (de advocaat van) Lucello van 14 juni 2022 met de producties 21 t/m 26;
- de mondelinge behandeling op 24 juni 2022 waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. De advocaten hebben de standpunten van de partijen, mede aan de hand van spreekaantekeningen, toegelicht.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op 22 augustus 2022 of zoveel eerder als mogelijk of zoveel later als nodig is.
3. Samenvatting en beslissing
In deze zaak gaat het om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen Lucello en [geïntimeerde] moet worden ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] zodanig dat van Lucello in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (e-grond), een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) of op de i-grond (combinatie van omstandigheden uit de e-grond en de g-grond).
beslissing kantonrechter en hof
De kantonrechter heeft het verzoek van Lucello tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] afgewezen en Lucello veroordeeld om [geïntimeerde] toe te laten op de werkvloer voor re-integratie vanaf het moment dat de bedrijfsarts dat adviseert.
Lucello is tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
Het hof is het met de kantonrechter eens en zal het beroep van Lucello verwerpen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
achtergrond van het geschil
[geïntimeerde] , geboren [in] 1962, is sinds 1 november 2017 in dienst van Lucello in de functie van [functie1] . In de werkplaats (beneden) werken verder [naam1] , [naam2] , [naam3] , [naam4] en [naam5] . Zij werken voor de [functie2] afdeling. [geïntimeerde] werkt ook beneden in de werkplaats maar niet op de [functie2] Afdeling. Tot medio 2020 was de werksfeer goed, maar daarna is de sfeer verslechterd. Er vinden pesterijen en provocaties plaats en men probeert elkaars werk onmogelijk te maken. Naar aanleiding van een interne klacht van [naam1] over [geïntimeerde] heeft [naam6] (de directeur van Lucello) gesproken met [naam1] , [naam3] , [naam4] en [naam2] . Volgens [geïntimeerde] is hij niet over het bestaan van deze klacht op de hoogte gesteld, wat door Lucello is betwist. Over deze klacht is op 21 april 2021 in het door Lucello opgestelde ‘Kwaliteitsmanagement klachtenformulier intern’ het volgende opgenomen:
‘Klacht: INTERN
De samenwerking/communicatie met [geïntimeerde] (waarmee [geïntimeerde] wordt bedoeld, hof) is tot een dieptepunt gekomen. [geïntimeerde] communiceert over andere mensen niet rechtstreeks met de juiste persoon. Hier is veel ophef over ontstaan, daardoor heeft [naam1] een gesprek met de directie aangevraagd en hebben [naam3] , [naam4] , en [naam2] zich daarbij aangesloten.
Mogelijke oorzaak:
Er wordt door iedereen teveel naar elkaar gekeken en over elkaar gepraat. Hierdoor komt de samenwerking in gevaar. Er worden kinderachtige acties uitgevoerd om elkaar uit de tent te lokken en elkaar te beschadigen. Als dit niet wordt uitgesproken zal dit verstrekkende gevolgen hebben. Daardoor is niet alleen het individu de klos maar gaat het bedrijf hiermee schade van ondervinden.
Ondernomen actie:
De directie gaat hierover binnenkort met alle betrokkenen in overleg.
Op 24 mei 2021 zijn [geïntimeerde] en de collega’s van de [functie2] afdeling door [naam6] samengeroepen in de kantine. [naam6] heeft zijn werknemers bij die gelegenheid toegesproken en gezegd dat de sfeer op de werkvloer nodig verbeterd moest worden omdat het zo niet langer kan. In het klachtenformulier staat hierover:
‘Resultaat
Toezegging door alle partijen om de werksfeer te verbeteren. Excuses aangeboden door de partijen.’
In augustus 2021 is Lucello gebleken dat [geïntimeerde] en [naam1] dit pest/ provocatiegedrag nog steeds vertonen. Het klachtenformulier meldt hierover het volgende:
‘Op 21 april 2021 is er een gesprek geweest met diverse medewerkers uit de werkplaats omdat de samenwerking niet echt lekker verliep er is daar een interne klacht van gemaakt.
Geruime tijd later blijkt dat twee medewerkers ( [naam1] en [geïntimeerde] ) met pesten, provoceren, etc zijn doorgegaan.
Mogelijke oorzaak
Ondernomen actie
Op 30 augustus 2021 heeft de Directeur [naam6] besloten om de heren bij hem te roepen om hun aan te geven dat hij dit gedrag van beide niet meer wordt getolereerd. Dhr [naam6] heeft dit kort medegedeeld en beide heren het pestgedrag uittreksel (…) uit het personeelsreglement laten tekenen voor gezien.’
[naam6] heeft toen tegen beide heren gezegd dat ‘hij er klaar mee was’, dat het nu echt afgelopen moest zijn en dat hij er niets meer over wilde horen. Voortaan moesten ze maar schriftelijk aan hem hun beklag doen.
Naar aanleiding van een door [naam1] op 9 september 2021 ingediende klacht over [geïntimeerde] heeft Lucello [geïntimeerde] vervolgens op 10 september 2021 (op 13 september 2021 aan [geïntimeerde] uitgereikt) een officiële waarschuwing gegeven. Lucello verwijt [geïntimeerde] dat hij na het gesprek in augustus 2021 is doorgegaan met pesten en treiteren (daags na het gesprek noemt [geïntimeerde] [naam1] een ‘kneus’ en een ‘sukkel’). Lucello geeft ook aan dat [geïntimeerde] per direct met dit gedrag moet stoppen omdat zij anders een ontslagprocedure in gang zal zetten.
[geïntimeerde] reageert hierop in zijn brief van 16 september 2021, waarin hij zijn kant van het verhaal over de pesterijen en provocaties van met name [naam1] (die volgens [geïntimeerde] juist tegen hém zijn gericht) uiteenzet.
Op 4 oktober 2021 vindt in de ochtend een gesprek plaats tussen [naam6] en vijf werknemers van de [functie2] afdeling omdat er geen verbetering in de samenwerking tussen de werknemers is opgetreden, eerder is deze verslechterd.
[naam6] wil van iedereen persoonlijk horen wat er zoal speelt. In het gesprek komt met name naar voren dat volgens de vijf werknemers het gedrag van [geïntimeerde] niet verandert en alleen maar erger wordt.
In de middag vindt een gesprek plaats tussen [naam6] en [geïntimeerde] . Hierin geeft [naam6] aan dat hij de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] (al dan niet via een vaststellingsovereenkomst) wil beëindigen.
Op 8 oktober 2021 doet [geïntimeerde] een melding van pestgedrag door [naam1] aan de vertrouwenspersoon.
Op 11 oktober 2021 wordt [geïntimeerde] op non-actief gesteld.
Op 12 november 2021 meldt [geïntimeerde] zich ziek. Op 27 januari 2022 ondergaat [geïntimeerde] een operatie. Hij heeft zich nog niet beter gemeld.
opzegverbod
Lucello brengt in grief III terecht naar voren dat het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 7 BW niet opgaat omdat het verzoekschrift van 1 november 2021 dateert en [geïntimeerde] zich op 12 november 2021 heeft ziekgemeld. Hoewel deze grief slaagt, kan het niet tot vernietiging van de bestreden beschikking leiden, zoals hierna volgt.
e-grond
Ontbinding op deze grond is mogelijk als sprake is van zodanig verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] dat het van Lucello niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. In dat kader moet beoordeeld worden of [geïntimeerde] (in hoofdzaak) de veroorzaker is van genoemde conflicten en de slechte sfeer op de werkvloer.
Naar het oordeel van het hof kan dit niet worden vastgesteld. Lucello heeft in april 2021 in het klachtenformulier opgenomen dat er door iedereen teveel naar elkaar wordt gekeken en over elkaar wordt gepraat. Naar aanleiding van de bijeenkomst in de kantine van 24 mei 2021 heeft iedereen excuses gemaakt en de toezegging gedaan te stoppen met pesterijen en provocaties. Toen in augustus 2021 bleek dat [geïntimeerde] en [naam1] nog steeds pest/provocatiegedrag vertoonden, hebben zij beiden een uittreksel over pestgedrag uit het personeelsreglement moeten tekenen. Uit het voorgaande kan dus niet worden afgeleid dat de slechte sfeer op de werkvloer alleen [geïntimeerde] te verwijten valt. Het had op de weg van Lucello als werkgever gelegen om in de gerezen situatie van spanningen op de werkvloer te onderzoeken wat er precies is gebeurd en wat ieders rol daarin was.
Lucello heeft gesteld dat zij dit heeft gedaan. Zij heeft niet alleen met haar werknemers in de hierboven genoemde sessies over de pesterijen en de provocaties gesproken, maar ook al geruime tijd eerder met [geïntimeerde] . Bij die gelegenheden (die niet allemaal op kantoor hebben plaatsgevonden) heeft [naam6] tegen [geïntimeerde] gezegd dat hij zich niet met iedereen moet bemoeien en dat hij zich met zijn eigen werk bezig moet houden. Verder heeft zij [geïntimeerde] en [naam1] het protocol over pestgedrag uit het personeelsreglement laten ondertekenen en heeft zij een vertrouwenspersoon aangesteld.
Het hof vindt de inspanningen van Lucello echter onvoldoende. Lucello in de persoon van [naam6] had er in ieder geval in augustus 2021 niet mee mogen volstaan alleen aan [geïntimeerde] en [naam1] te melden dat hij er klaar mee was en dat zij zich moesten gaan gedragen. Lucello mocht er, ook omdat de spanningen zich al langere tijd manifesteerden, niet van uitgaan dat de werknemers hun conflicten zelf zouden oplossen. Om de oorzaak van de problematische relatie tussen [geïntimeerde] en [naam1] (en mogelijk ook andere werknemers) te achterhalen, had Lucello (externe) hulp moeten inschakelen. Het aanstellen van een collega, die tevens de functie van bedrijfsadviseur bekleedde, als vertrouwenspersoon was hiervoor ontoereikend.
Ook had zij al eerder, na het incident waarbij in de nacht van 21 op 22 mei 2021 een ruit bij [geïntimeerde] was ingegooid en [geïntimeerde] [naam1] ervan beschuldigde hier achter te zitten, gelet op de kenbare uitwerking van dat incident en de daarop volgende beschuldiging daarover op de verhoudingen tussen de werknemers, moeten onderzoeken waarop die beschuldiging gestoeld was, mede gelet op de pesterijen die over en weer hadden plaatsgevonden. In dat kader kon bovendien van Lucello worden verwacht dat zij zich meer had ingespannen om de gespannen verhouding tussen deze werknemers te normaliseren.
Lucello heeft na de klacht die zij op 9 september 2021 van [naam1] over [geïntimeerde] ontving, [geïntimeerde] daags erop een officiële waarschuwing gegeven. Voorafgaande aan die waarschuwing heeft Lucello weliswaar bij andere werknemers gecheckt of [geïntimeerde] doorgegaan was met pesten, maar zij is hierover niet met [geïntimeerde] in gesprek gegaan. Dat had wel van Lucello, gelet ook op de impact van een dergelijke waarschuwing, verlangd mogen worden.
Het hof rekent het Lucello verder aan dat zij niets gedaan heeft met de brief van [geïntimeerde] van 16 september 2021 waarin hij juist voorbeelden geeft van pesterijen van [naam1] en waarin hij Lucello uitdrukkelijk verzoekt de brief serieus te nemen. Zoals blijkt uit het verslag van het gesprek dat op 4 oktober 2021 tussen [naam6] en [geïntimeerde] heeft plaatsgevonden, blijkt echter dat Lucello niet op dat verzoek is ingegaan. Op de zitting heeft [naam6] toegelicht dat hij niet meer voor de in de brief van [geïntimeerde] genoemde punten openstond omdat het allemaal verwijten waren die betrekking hadden op gebeurtenissen uit het verleden. Bovendien hadden die plaatsgevonden vóór het gesprek van 30 augustus 2021, waarin hij had gezegd dat het nu afgelopen moest zijn. Met het oprakelen van die gebeurtenissen wilde [geïntimeerde] de strijd weer aangaan en dat was juist niet de bedoeling, aldus [naam6] .
Lucello heeft op deze manier de klachten en tegenwerpingen van [geïntimeerde] genegeerd en is zonder voldoende onderzoek van de juistheid van de klacht van [naam1] uitgegaan.
Dat de conflicten zijn veroorzaakt door verwijtbaar gedrag van [geïntimeerde] is dan ook niet komen vast te staan. Van ontbinding op de e-grond kan geen sprake zijn.
g-grond
Een ontbinding op de g-grond is evenmin aan de orde. Lucello legt ook aan dit verzoek grotendeels ten grondslag dat [geïntimeerde] de veroorzaker is van de conflicten op de werkvloer. Dat het tussen [geïntimeerde] en de collega’s van de [functie2] afdeling niet klikte en dat er in die zin sprake was van een verstoring van de arbeidsverhouding wil het hof, gelet ook op de verklaringen die door hen zijn afgelegd, aannemen. Voor een ontbinding op de g-grond is echter vereist dat de verstoring van de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam moet zijn. Van dat laatste kan pas sprake zijn als na het ontstaan van de verslechterde verhoudingen serieuze pogingen zijn ondernomen de verhoudingen tussen partijen te verbeteren met als doel het normaliseren van de samenwerking. De pogingen die Lucello daartoe heeft ondernomen zijn volgens het hof als gezegd onvoldoende. De groepsgesprekken van 24 mei 2021, het gesprek op 30 augustus 2021 met [geïntimeerde] en [naam1] en de mondelinge gesprekken tussendoor (die niet allemaal op kantoor hebben plaatsgehad) zijn, als gezegd, daartoe ontoereikend. Conflictbegeleiding door middel van bijvoorbeeld een mediator of groepscoaching had in een dergelijke situatie ingezet kunnen worden.
Nu niet is gebleken dat Lucello voldoende inspanningen heeft verricht om de verstoorde arbeidsverhouding te verbeteren, is niet komen vast te staan dat de arbeidsverhouding tussen [geïntimeerde] en Lucello duurzaam was verstoord.
i- grond
Op grond van artikel 7:669 lid 3 sub i BW kan onder een redelijke grond worden verstaan een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer van de andere in het artikel genoemde gronden, in dit geval de e-grond en de g-grond, die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Het hof is van oordeel dat deze grond evenmin kan slagen, nu de onderbouwing van elk van de besproken ontbindingsgronden (e- en g-grond) onvoldoende is om te kunnen oordelen dat een combinatie van omstandigheden die daaraan ten grondslag zijn gelegd zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Lucello heeft ook voor het overige niet voldoende gemotiveerd waarom niettemin sprake zou zijn van een i-grond die tot een ontbinding zou moeten leiden.
Aan het (getuigen)bewijsaanbod van Lucello dat [geïntimeerde] verwijtbaar heeft gehandeld en dat er door zijn toedoen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van Lucello niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren, gaat het hof als niet ter zake doende voorbij. Ook al zou komen vast te staan dat [geïntimeerde] de veroorzaker is van de conflicten op de werkvloer en daarmee verwijtbaar heeft gehandeld, dan nog doet dat niet af aan de voorafgaande verplichting die Lucello als werkgever had om tijdig te onderzoeken wat er precies op de werkvloer heeft plaatsgevonden en wie welke rol in de gerezen conflicten had en evenmin aan de daarna volgende verplichting om aan de hand van wat concreet is gebleken passende maatregelen te treffen om de situatie zoveel als mogelijk te normaliseren. Omdat Lucello dit in onvoldoende mate heeft gedaan, is daarmee hoe dan ook geen sprake van een situatie dat in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zodat daarmee (al) niet aan de e-grond of g-grond wordt voldaan. Het aanbod te bewijzen dat [geïntimeerde] de veroorzaker is als bedoeld, kan dit gebrek niet repareren. Daarmee is dit bewijsaanbod niet dienend.
Wat Lucello nog meer of anders heeft aangevoerd, kan niet tot een andere uitkomst leiden en zal daarom onbesproken worden gelaten.
slotsom
De slotsom luidt dat het beroep van Lucello zal worden verworpen. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd. Lucello zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] vast te stellen op € 343,- voor griffierecht en op € 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief II).