Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6203, 200.307.830
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6203, 200.307.830
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 5 juli 2022
- Datum publicatie
- 20 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:6203
- Zaaknummer
- 200.307.830
Inhoudsindicatie
Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst met bankmedewerker vanwege het verrichten van niet gemelde nevenactiviteiten en het structureel gebruik van onder andere zijn werk-e-mail en -laptop voor privédoeleinden (e-grond).
Onderzoek zakelijke e-mail toegestaan? Bărbulescu richtsnoeren. Bewijsopdracht aan werkgever van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat er voldoende reden was voor onderzoek van de e-mails van werknemer, en dus sprake was van een ‘redelijke verdenking’;
Werknemer in kader van diens beroep op een billijke vergoeding toegelaten tot bewijslevering dat er zonder voldoende aanleiding of grond, onderzoek naar hem en zijn zakelijke e-mailgebruik is gedaan (fishing expedition).
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.307.830
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 9485684)
beschikking van 5 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ING Bank Personeel B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster, verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek
hierna: ING,
advocaat: mr. S. Wehl,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. H. Giard.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 16 december 2021 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift van ING van 10 maart 2022 met producties, ter griffie ontvangen op
11 maart 2022;
- het verweerschrift met producties van 26 april 2022;
- de brief van ING van 3 mei 2022, met de productie 32 en 33, ter griffie ontvangen op 6 mei 2022;
- de akte verduidelijking/toelichting en vermeerdering van eis van 17 mei 2022 van [verweerder] , ingekomen op 18 mei 2022;
- de op 1 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd en waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op
1 september 2022 of zoveel eerder als mogelijk is.
ING heeft in haar hoger beroepschrift verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op de kortst mogelijke termijn eindigt en hem te veroordelen in de kosten van beide instanties.
[verweerder] heeft bij verweerschrift in hoger beroep van 26 april 2022 verzocht het hoger beroep van ING te verwerpen, de bestreden beschikking te bekrachtigen en ING te veroordelen in de kosten van de procedure.
[verweerder] heeft bij akte verduidelijking/toelichting en vermeerdering van eis van 17 mei 2022 verzocht het bedrag aan billijke vergoeding te vermeerderen tot een bedrag van 8 jaar x € 94.391 bruto = € 755.128 bruto (productie 23) en de immateriële schadevergoeding te bepalen op een bedrag van € 100.000.
3 De feiten
In hoger beroep staan de door de kantonrechter onder 2 van de bestreden beschikking vastgestelde feiten vast, nu daartegen geen grieven of bezwaren zijn aangevoerd.