Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6832, 200.282.104/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6832, 200.282.104/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 augustus 2022
Datum publicatie
4 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:6832
Formele relaties
Zaaknummer
200.282.104/01

Inhoudsindicatie

Pensioenzaak. Werknemer maakt bezwaar tegen versobering pensioenregeling en verhoging eigen bijdrage. Hof oordeelt evenals de kantonrechter dat sprake is van een dynamisch incorporatiebeding dat de werkgever de bevoegdheid geeft om de pensioenregeling eenzijdig te wijzigen. Er is voldaan aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van een ingrijpende wijziging van de omstandigheden. De werkgever is echter niet bevoegd de eigen bijdrage eenzijdig te verhogen. Op dat punt is de werknemer in het gelijk gesteld en moet de werkgever de teveel betaalde premie terugbetalen.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.282.104/01

(zaaknummer rechtbank Overijssel 7841402)

arrest van 2 augustus 2022

in de zaak van:

[appellant] ,

die woont in [woonplaats1] ,

die hoger beroep heeft ingesteld,

en die bij de kantonrechter optrad als eiser,

hierna: [appellant] ,

vertegenwoordigd door mr. E.K.W. van Kampen, die kantoor houdt in Amsterdam,

tegen

Telder Bouw en Industrie B.V.,

gevestigd in Kampen,

die bij de kantonrechter optrad als gedaagde,

hierna: Telder,

vertegenwoordigd door mr. S. van der Vegt, die kantoor houdt in Deventer.

1 De verdere procedure in hoger beroep

1.1

Op grond van het tussenarrest van 23 maart 2021 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden op 8 december 2021. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). De spreekaantekeningen van mr. Van Kampen zijn ook aan het dossier toegevoegd. Op 31 januari 2022 zijn namens [appellant] opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt. Namens Telder is hierop gereageerd op 1 februari 2022. Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2 De kern van de zaak

2.1

[appellant] is van 14 november 1988 tot 5 maart 2021 in dienst geweest bij Telder. Bij Telder heeft [appellant] deelgenomen aan de collectieve pensioenregeling. Deze pensioenregeling is met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd, in welk verband onder meer de werknemersbijdrage is verhoogd van 6% naar 8%. Volgens [appellant] zijn de wijzigingen die vanaf 2013 en in de jaren daarna zijn doorgevoerd, onrechtmatig jegens hem. [appellant] stelt schade te lijden door de lagere pensioenopbouw, die hij heeft berekend op € 131.718,- plus een verzekeraarskostenopslag van € 8.952,-. De schade door de verhoging van de eigen bijdrage heeft [appellant] berekend op € 4.082,-.

2.2

In deze procedure vordert [appellant] dat Telder wordt veroordeeld die schade te vergoeden, met bijkomende vorderingen. De kantonrechter heeft zijn vorderingen afgewezen. Het hof komt tot dezelfde conclusie voor de pensioenopbouw, maar niet voor de verhoging van het werknemersdeel van 6% naar 8%. Op dat onderdeel wordt [appellant] in het gelijk gesteld. Hieronder wordt dit oordeel uitgelegd.

3 Het oordeel van het hof

3.1

Het gaat hier over de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel (hierna te noemen SPNG). Telder heeft ongeveer 42 werknemers in dienst en heeft geen ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of ander medezeggenschapsorgaan. De deelname van Telder aan de pensioenregeling van SPNG is vrijwillig en niet verplicht op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.

3.2

In een “Pensioenmededeling” van Telder (hierna: de Pensioenmededeling) staat onder meer het volgende vermeld:

“Voor de verzekering van pensioenen voor onze medewerkers zijn wij met ingang van 1 augustus 1990 aangesloten bij de STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DE NEDERLANDSE GROOTHANDEL te ’s-Gravenhage.

De pensioenen worden verzekerd volgens de regeling zoals omschreven in het laatstelijk per 1 januari 1989 gewijzigd Pensioenreglement 1978 van dat pensioenfonds.

(…)

Het pensioenfonds verzekert de pensioenen bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. te Rotterdam en AEGON Levensverzekering N.V. te ’s-Gravenhage.

Ontvangstverklaring

De ondergetekende,

verklaart een exemplaar van Pensioenreglement 1978 te hebben ontvangen.

Hij verklaart voorts kennis te hebben genomen van de inhoud van vorenstaande pensioenmededeling en van het pensioenreglement, daarmede akkoord te gaan en zich aan de bepalingen daarvan te onderwerpen.”

[appellant] heeft de Pensioenmededeling op 19 oktober 1992 ondertekend.

3.3

De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 24 oktober 2002 schriftelijk vastgelegd. In de bijlage bij die overeenkomst staat onder meer vermeld:

“Werknemer neemt deel aan de collectieve pensioenregeling bij Nationale Nederlanden.”

3.4

Het in de Pensioenmededeling genoemde pensioenreglement is in de loop der tijd een aantal keer gewijzigd, onder meer bij de invoering van de Pensioenwet in 2007. In het (onder meer) op 31 december 2012 geldende pensioenreglement stond, voor zover relevant, het volgende vermeld:

“Artikel 1 Pensioenregeling en deelnemers

1. Aangesloten ondernemingen bij de Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel, hierna de werkgever genoemd, hebben voor hun werknemers een pensioenregeling getroffen. Deze pensioenregeling is omschreven in dit pensioenreglement. (…)

(…)
4. Dit reglement bevat zowel de pensioenovereenkomst als het pensioenreglement als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Pensioenwet. De pensioenovereenkomst bevat de bepalingen van hetgeen de deelnemer [hof: de werknemer die deelneemt in de pensioenregeling] en de aangesloten onderneming zijn overeengekomen omtrent pensioen. Het pensioenreglement bevat de bepalingen over de wijze waarop het fonds richting de deelnemer uitvoering geeft aan de pensioenovereenkomst.

(…)

Artikel 23 Deelnemersbijdrage

(...)

De deelnemer is verplicht jaarlijks 6% van zijn pensioengrondslag bij te dragen in de kosten van de pensioenregeling.

(...)

Artikel 27 Wijzigingsvoorbehoud

1. Het pensioenfonds heeft zich het recht voorbehouden de pensioenregeling te wijzigen, te verlagen, te beperken of te beëindigen, als omstandigheden wijzigen die voor de werkgever van zodanig zwaarwegend belang zijn in relatie tot de belangen van de werknemers, dat de belangen van de werknemers daarvoor moeten wijken. Van een zwaarwegend belang is onder meer sprake als:

(…)

2. De werkgever heeft zich het recht voorbehouden zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden.

3. Als het pensioenfonds respectievelijk de werkgever gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 1 respectievelijk lid 2, zal hij de deelnemers hierover schriftelijk informeren en met hen overleggen over een eventuele herziening van de pensioenregeling.

De opgebouwde pensioenaanspraken worden niet aangetast.”

3.5

Per 1 januari 2013 verzorgt SPNG de pensioenopbouw in eigen beheer en heeft zij het pensioen niet langer als een verzekerde regeling ondergebracht bij een verzekeraar. Daarnaast heeft zij per die datum een aantal andere wijzigingen in de pensioenregeling doorgevoerd. Telder heeft een ongeadresseerde brief d.d. 21 augustus 2012 van SPNG aan de deelnemers van de pensioenregeling overgelegd, die in verband met deze wijzigingen is verzonden. In die brief staat, voor zover relevant, vermeld:

“Met ingang van 1 januari 2013 verandert de pensioenregeling bij Stichting Pensioenfonds Nederlandse Groothandel (SPNG). In deze brief leest u wat er verandert en waarom. (…)

Waarom veranderen?

Uw pensioen is nu verzekerd bij Nationale-Nederlanden of bij AEGON. Het contract dat SPNG hiervoor met deze verzekeraars heeft gesloten loopt eind 2012 af. Als de huidige regeling zou worden voortgezet, zou de premie met minimaal 60% stijgen. Deze stijging wordt onder andere veroorzaakt door de toegenomen levensverwachting, de daling van de rente en de hogere premie die betaald moet worden voor de garantie door de verzekeraars.

Het bestuur vindt het niet verantwoord om in deze economisch zware tijden een dergelijke premiestijging neer te leggen bij de werkgevers. Daarom moet de regeling helaas worden versoberd. In de nieuwe regeling (Regeling 2013) wordt de pijn verdeeld over een versobering van de pensioenen voor werknemers en een stijging van de premie voor werkgevers.

Belangrijkste wijzigingen pensioenregeling 2013

(…)

Onderstaand zijn de wijzigingen in de Regeling 2013 ten opzichte van de huidige regeling weergegeven. Tussen haakjes staat het effect van de wijziging voor de werknemer.

-

Het verhogen van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar (versobering);

-

De jaarlijkse verhoging van uw pensioen om de stijging van lonen en prijzen te volgen, ontvangt u voortaan alleen als het fonds voldoende geld heeft verdiend met beleggen. Deze verhoging wordt ook wel toeslag of indexatie genoemd en werd in de huidige regeling altijd toegekend. (versobering);

-

Het verlagen van het opbouwpercentage ouderdomspensioen van 2,25% naar 1,75% per jaar (versobering);

-

Partnerpensioen wordt weer opgebouwd en niet slechts verzekerd (verbetering);

-

Partnerpensioen wordt 70% van het ouderdomspensioen in plaats van 50% (verbetering);

-

AOW-franchise (deel van het salaris waarover u geen pensioen opbouwt,) wordt vanaf 2013 voor vijf jaar bevroren op € 17.158. Dit leidt tot een hogere pensioenopbouw (verbetering).

Uw werkgever kan kiezen

De Regeling 2013 biedt de werkgever de mogelijkheid om in overleg met zijn werknemers op onderdelen de pensioenregeling aan te passen aan de specifieke wensen en de financiële mogelijkheden van de onderneming. Rekening houdend met de belastingwetgeving kan worden gekozen uit één of meer van de onderstaande mogelijkheden:

-

Het verlagen van de AOW-franchise;

-

Het verhogen van het opbouwpercentage ouderdomspensioen;

-

Het aanbieden van tijdelijk nabestaandenpensioen;

-

Het altijd aanpassen van het pensioen van werknemers aan gestegen lonen en prijzen. Dit heet een onvoorwaardelijke toeslag;

-

Het verhogen van het maximum salaris waarover pensioen wordt opgebouwd;

-

De werknemer meer pensioenpremie laten betalen door het verhogen van de eigen bijdrage van de werknemer van maximaal 6% naar maximaal 8% van pensioengrondslag (is salaris minus AOW-franchise).

De keuzes gelden per aangesloten onderneming voor álle werknemers.

Uw werkgever moet zijn keuze vóór 1 november 2012 kenbaar maken aan SPNG.

(…)

Ten slotte hebben wij uw werkgever aangeboden om de voorlichting over de Regeling 2013 aan u en uw collega’s te verzorgen. Als u hier prijs op stelt, vragen wij u dit kenbaar te maken aan uw werkgever.”

3.6

Telder heeft haar werknemers per e-mail van 22 oktober 2012 over de wijzigingen in de pensioenregeling geïnformeerd. In deze e-mail staat onder meer:

“Er is sprake van versobering in de pensioenregeling, maar ook van verbeteringen.

Door deze wijzigingen zal de jaarlijkse pensioenlast echter flink gaan stijgen.

Hoewel de mogelijkheid bestaat om het pensioen onder te brengen bij een andere pensioenverzekeringsmaatschappij, hebben wij besloten om de pensioenregeling bij SPNG te houden.

Bij elke pensioenverzekeringsmaatschappij worden we geconfronteerd met versoberingen van de pensioenregeling, maar ook met verhoging van de jaarlijkse pensioenlasten.

Wij vinden het belangrijk dat jullie een goed pensioen houden, maar zijn van mening dat wij niet alle kosten die de nieuwe regeling zal geven voor onze rekening zullen moeten nemen.

Wij zullen derhalve de eigen bijdrage die jullie voor het pensioen betalen verhogen van 6% naar 8%. (…)
Wij begrijpen dat jullie vragen zullen hebben met betrekking tot de wijzigingen. Wij vinden het belangrijk dat voor jullie duidelijkheid bestaat, maar ook dat jullie inzicht krijgen in de gevolgen van de wijzigingen voor jullie. Mocht er voldoende belangstelling zijn dan zullen wij een bijeenkomst organiseren waarin het een en ander uitgelegd gaat worden.”

3.7

Per brief van 24 maart 2015 is [appellant] door SPNG geïnformeerd dat hij minder pensioen zal gaan opbouwen vanwege een verlaging van het opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen naar 1,70 procent per 1 januari 2015.

3.8

Per brief van maart 2016 is [appellant] door SPNG geïnformeerd over wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2016. In die brief staat onder meer:

“De wijzigingen die voor alle deelnemers gelden zijn als volgt:

-

De standaard opbouw van pensioen (opbouwpercentage) is verlaagd van 1,70% naar 1,50%. Heeft uw werkgever voor een hogere opbouw gekozen, dan ziet u dat onder ‘Op welke gegevens is uw pensioenoverzicht gebaseerd?’

-

De premie die uw werkgever voor uw pensioen afdraagt is sinds 1 januari 2016 afhankelijk van uw leeftijd. Hoe jonger u bent, hoe lager de premie die voor u betaald wordt. Omgekeerd geldt voor oudere deelnemers een hogere premie.”

3.9

Telder heeft ervoor gekozen het opbouwpercentage per 1 januari 2016 niet te verlagen maar te handhaven op 1,70 procent.

3.10

Op 27 februari 2018 heeft een gesprek plaatsgehad tussen partijen. In een verslag dat naar aanleiding van dit gesprek is opgesteld, staat over de reden van dat gesprek onder meer vermeld:

“ [appellant] heeft aangegeven dat de verandering van de pensioenregeling per 31 december 2012 niet door hem geaccepteerd wordt. Hij tekent niet voor akkoord. De kwestie is met enige regelmaat door [appellant] aan de orde gesteld aan de [toen zittende] directie.”

3.11

[appellant] heeft Telder bij brief van 29 november 2018 aansprakelijk gesteld voor de schade die hij zegt te ondervinden van de gewijzigde pensioenregeling.

3.12

Sinds 20 augustus 2018 is [appellant] volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Zowel het pensioenreglement van vóór 1 januari 2013 als het reglement van na die datum voorziet in een (gedeeltelijke) premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. [appellant] blijft op grond van beide reglementen tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd deelnemer aan de collectieve pensioenregeling van Telder, ook indien Telder zijn arbeidsovereenkomst zou opzeggen op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid. Het dienstverband tussen [appellant] en Telder is, na opzegging daarvan door Telder, geëindigd per 5 maart 2021.

verjaring

3.13

Als meest verstrekkende verweer heeft de werkgever, Telder, aangevoerd dat de vorderingen van de werknemer, [appellant] , zijn verjaard. Volgens Telder wist [appellant] al vanaf 21 augustus 2012 (zie rov. 3.5) dat de pensioenregeling zou worden gewijzigd per

1 januari 2013.

3.14

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verweer van Telder niet slaagt voor zover het betrekking heeft op de schade die [appellant] zegt te lijden door een lagere pensioenopbouw. Wat betreft de schade door de verhoging van deelnemersbijdrage van 6% naar 8%, is de vordering van [appellant] volgens de kantonrechter verjaard over de periode van 1 januari 2013 tot en met 29 november 2013 [noot hof: de kantonrechter schrijft weliswaar 29 november 2018, maar uit de context blijkt duidelijk dat dit een typefout is].

3.15

Onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad1 heeft [appellant] tegen dit laatste oordeel aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Telder zich op verjaring beroept. Want ook al vóór de stuiting van de verjaring op 29 november 2018 had [appellant] , die niet juridisch geschoold is, meerdere malen bij zijn werkgever geklaagd en hebben partijen geprobeerd een regeling te treffen.

3.16

Uit de door [appellant] genoemde rechtspraak volgt dat het beroep van een schuldenaar op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn wanneer er binnen de verjaringstermijn onderhandelingen zijn gevoerd. In een dergelijk geval moet worden aangenomen dat een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen van het ogenblik waarop de onderhandelingen worden afgebroken. Eén en ander laat echter onverlet dat als hoofdregel geldt dat onderhandelingen de verjaring niet stuiten. In dit geval zijn geen toereikende feiten of omstandigheden gesteld die maken dat het beroep op verjaring door Telder niet toelaatbaar is. Doorslaggevend gewicht kent het hof toe aan de omstandigheden dat [appellant] al vóór 1 januari 2013 bekend was met de volgens hem schadeveroorzakende handelingen en dat Telder aansprakelijkheid voor die schade nooit heeft erkend. Het hiervoor in rov. 3.14 weergegeven oordeel van de kantonrechter blijft daarom in stand.

de pensioenregeling is rechtsgeldig gewijzigd

3.17

Door de ondertekening van de pensioenmededeling op 19 oktober 1992 (zie rov. 3.2) heeft [appellant] verklaard akkoord te gaan met het toen geldende pensioenreglement en ‘zich aan de bepalingen daarvan te onderwerpen’. Het pensioenreglement is daarmee onderdeel gaan uitmaken van de tussen [appellant] en Telder geldende afspraken. Het pensioenreglement is in 2007 aan de Pensioenwet aangepast. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door [appellant] gesteld dat hij zich gebonden acht aan het pensioenreglement zoals dat toen is komen te luiden. In artikel 1 lid 4 hiervan is bepaald dat dit reglement zowel de pensioenovereenkomst als het pensioenreglement als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Pensioenwet bevat. Dit reglement (dat nadien nog enige malen is gewijzigd) bevat in artikel 27 dat hiervoor is aangehaald (rov. 3.4) wijzigingsvoorbehouden voor het pensioenfonds (lid 1) en de werkgever (lid 2). Voor zover [appellant] stelt dat hij alleen gebonden is aan het wijzigingsbeding in het pensioenreglement voor zover het zijn verhouding tot het pensioenfonds betreft en niet voor zover dat (de pensioenovereenkomst met) zijn werkgever betreft, kan hij, gezien het voorgaande, daarin niet worden gevolgd. Evenals de kantonrechter is het hof dus van oordeel dat hier sprake is van een zogeheten dynamisch incorporatiebeding, dat tussen partijen gelding heeft. Dat [appellant] stelt dat hij niet wist - in de zin van zich niet bewust was, naar het hof begrijpt - dat een eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst tot de mogelijkheden behoorde, kan dat niet anders maken. Die mogelijkheid is in de Pensioenwet voorzien (artikel 19) en aan de in dat artikel gestelde voorwaarden is voldaan omdat het pensioenreglement tevens de pensioenovereenkomst bevat.

3.18

Wanneer het pensioenfonds besluit gebruik te maken van de bevoegdheid van artikel 27 lid 1 tot wijziging van de pensioenregeling, werkt dat, gezien het voorgaande, door in de rechtsverhouding tussen [appellant] als werknemer en Telder als werkgever. Dat is ook wat hier is gebeurd. Tot 2013 had SPNG de verzekering van de pensioenregeling ondergebracht bij Nationale Nederlanden (hierna: NN). Per 1 januari 2013 liep de overeenkomst tussen SPNG en NN af. Deze verzekering kon niet worden voortgezet tegen dezelfde voorwaarden. Daarop heeft SPNG besloten om de uitvoering van de pensioenregeling in eigen beheer uit te voeren. Om een stijging van de premie met 60% te voorkomen, heeft het bestuur van het pensioenfonds verder besloten de pensioenregeling te versoberen. SPNG heeft de deelnemende werkgevers hierover op 21 augustus 2012 geïnformeerd (rov. 3.5). Telder heeft de koerswijziging van SPNG overgenomen en heeft op haar beurt de werknemers, waaronder [appellant] , op 22 oktober 2012 geïnformeerd over de aanstaande wijzigingen in de pensioenregeling (zie rov. 3.6). Dat [appellant] de daaraan voorafgegane brief van SPNG van 21 augustus 2012 niet ontvangen heeft, zoals hij stelt, is daarmee hier niet van belang.

3.19

Anders dan de kantonrechter heeft overwogen, hoefde [appellant] niet het bestuur van SPNG in rechte te betrekken. In dit geschil tegen zijn werkgever kan [appellant] immers aan de orde stellen of Telder terecht gebruik heeft gemaakt van het wijzigingsvoorbehoud van artikel 27 lid 2 van het pensioenreglement. Met andere woorden: of sprake is van "ingrijpende wijziging van omstandigheden". Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Telder heeft in voldoende mate aangetoond dat voortzetting van het contract van SPNG met NN zou leiden tot een kostenstijging van circa 60%. Die stijging wordt veroorzaakt door de toegenomen levensverwachting, de lage rente en de hogere premie die moet worden betaald voor de garantie door verzekeraars. Eén en ander is goed uitgelegd in de brieven van Telder en SPNG (zie rov. 3.5 en 3.6). [appellant] betwist weliswaar die kostenstijging, maar een specifiek bewijsaanbod heeft hij niet gedaan. Bovendien is wat [appellant] over de kostenstijging heeft aangevoerd te weinig uitgewerkt om tot bewijslevering te worden toegelaten. De stelling van [appellant] dat Telder de voor 1 januari 2013 geldende regeling, buiten SPNG om, had moeten voortzetten bij een andere pensioenverzekeraar gaat niet op. Telder heeft voldoende gemotiveerd dat bij een andere pensioenverzekeraar en pensioenuitvoerder de kosten zeer zouden stijgen. Daartegen heeft [appellant] vrijwel niets ingebracht.

3.20

[appellant] heeft verder aangevoerd dat Telder gebruik had moeten maken van de keuzemogelijkheden die de nieuwe pensioenregeling bood om op die manier zoveel mogelijk aan te sluiten bij de pensioenregeling die vóór 1 januari 2013 van kracht was. Die keuzemogelijkheden (artikel 15 van de pensioenregeling van na 1 januari 2013) hebben onder meer betrekking op verhoging van het maximum pensioengevend jaarsalaris, verlaging van de franchise, verhoging van het opbouwpercentage en onvoorwaardelijke indexering.

3.21

Telder heeft uitgelegd (met name in de conclusie van dupliek in eerste aanleg, onderbouwd met bijlagen) waarom zij geen gebruik heeft gemaakt van de keuzemogelijkheden van de nieuwe pensioenregeling, behoudens een hoger opbouwpercentage dan het door SPNG gehanteerde minimum.. De keuzemogelijkheden konden niet gebruikt worden voor maatwerk; elke keuze zou steeds voor het hele personeelsbestand gelden. Zonder gebruikmaking van de keuzemogelijkheden is de premielast al met meer dan 50% gestegen ten opzichte van de oude situatie, terwijl voortzetting van de oude regeling een nog grotere stijging van de premielast zou betekenen, aldus Telder.

3.22

Het hof vindt dat [appellant] zijn stellingen hier onvoldoende concreet heeft onderbouwd, zeker gezien het gedetailleerde en met stukken onderbouwde verweer van Telder. Met name heeft [appellant] niet uitgewerkt van welke keuzemogelijkheden Telder gebruik had moeten maken om hem, [appellant] , in dezelfde positie te brengen als vóór 1 januari 2013, en wat dit zou gaan kosten. Dit is van belang omdat het pensioenpakket voor Telder na 2013 aanmerkelijk duurder is geworden en de wijziging van de pensioenregeling zoals die is doorgevoerd, zowel versoberingen (verhoging pensioenleeftijd, voorwaardelijke indexering, verlaging opbouwpercentage) als verbeteringen (opbouw en verhoging partnerpensioen, bevriezing AOW-franchise) inhouden (zie rov. 3.5). Het hof ziet dan ook geen aanleiding om [appellant] toe te laten tot bewijslevering, nog daargelaten dat hij dit niet specifiek heeft aangeboden.

3.23

De conclusie op grond van het voorgaande is dat Telder bevoegd was om de pensioenregeling eenzijdig te wijzigen en dat het besluit om dat te doen zowel naar vorm als naar inhoud rechtsgeldig is. Ook overigens treft het verwijt dat Telder zich jegens [appellant] niet als een goed werkgever zou hebben gedragen bij de wijziging van de pensioenregeling geen doel.

verhoging van de premie van 6% naar 8%

3.24

Het staat vast dat de premieverhoging / verhoging van de eigen bijdrage naar 8% van de pensioengrondslag een eenzijdig genomen besluit is van Telder. Telder heeft hiervoor als enige onderbouwing gegeven dat aansluiting is gezocht bij de verdeling van de premielast zoals die steeds werd gehanteerd: 1/3e deel werknemer, 2/3e deel werkgever. Het staat ook vast dat [appellant] nooit heeft ingestemd met deze verhoging, zie rov. 3.10.

3.25

Op grond van de pensioenregeling zoals die luidde tot 1 januari 2013 (zie rov. 3.4) werd van de werknemers een eigen bijdrage geheven van een vast percentage (6%). Het toen geldende reglement bevatte niet een bevoegdheid voor de werkgever om dit percentage eenzijdig aan te passen. Het pensioenreglement zoals dat luidt na 1 januari 2013 bevat

(voor zover relevant) de volgende bepaling:

“Artikel 27 Deelnemersbijdrage

1. Met inachtneming van de tussen het pensioenfonds en elke werkgever aangegane uitvoeringsovereenkomst en/of uitvoeringsreglement, die bij elke werkgever voor belanghebbenden ter inzage ligt, kan de werkgever van de deelnemer een eigen bijdrage bedingen in de kosten van de pensioenregeling.

(...)”

3.26

Het hof stelt vast dat het door Telder gehanteerde percentage (8%) niet rechtstreeks voortvloeit uit het pensioenreglement, maar (klaarblijkelijk) is vastgelegd in een met SPNG gesloten uitvoeringsovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] gebonden is aan die uitvoeringsovereenkomst. Aangezien in de arbeidsovereenkomst tussen partijen niets is geregeld over dit onderwerp, oordeelt het hof dat Telder niet zonder meer gerechtigd was om 8% over het pensioengevend salaris van [appellant] in te houden. Telder had hiertoe een voorstel kunnen doen aan [appellant] , maar dat is niet gebeurd. [appellant] is daarom niet gebonden aan de eenzijdige verhoging van zijn eigen bijdrage. En het hof hoeft niet in te gaan op de vraag of een voorstel voor verhoging van de eigen bijdrage tot 8% redelijk zou zijn geweest. Telder heeft zich evenmin beroepen op artikel 6:248 lid 1 BW.

3.27

[appellant] heeft onder meer gevorderd dat Telder wordt veroordeeld tot betaling van wat hij meer heeft betaald dan 6% als eigen bijdrage in de pensioenregeling. De conclusie van het voorgaande is dat die vordering toewijsbaar is met inachtneming van het volgende. Onder verwijzing naar wat hierboven over de verjaring is overwogen (rov. 3.13 tot en met 3.16) is de vordering van [appellant] toewijsbaar vanaf 30 november 2013. [appellant] heeft in eerste aanleg een berekening van [naam1] overgelegd die de eigen bijdrage begroot op € 4.082,-. Daarbij is geen rekening gehouden met het verjaarde deel en ook verder is niet geheel duidelijk hoe dit bedrag is berekend, zodat het hof geen concreet bedrag kan toewijzen.

slotsom

3.28

Hoewel het hof over een aantal onderwerpen hetzelfde denkt als de kantonrechter, kan het bestreden vonnis van 26 mei 2020 niet geheel in stand blijven. Voor alle duidelijkheid zal het hof dat vonnis daarom vernietigen, behalve de daarin opgenomen beslissing over de proceskosten. Telder zal worden veroordeeld om aan [appellant] terug te betalen wat is ingehouden boven de 6% aan eigen bijdrage over de pensioengrondslag vanaf 30 november 2013, vermeerderd met de wettelijke rente. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van (afgerond) € 500,-. Aangezien gesteld noch gebleken is dat die kosten reeds zijn voldaan, wordt de ingangsdatum van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op 14 dagen na heden. De andere vorderingen van [appellant] zullen worden afgewezen. Tot slot geldt dat [appellant] bij zijn grief over het niet gehouden zijn van een mondelinge behandeling door de kantonrechter geen belang heeft en dat die grief om die reden onbesproken kan blijven.

3.29

Omdat partijen in deze procedure over en weer in het ongelijk worden gesteld, zal het hof bepalen dat elke partij de eigen kosten van het hoger beroep zal dragen.

De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:

vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 26 mei 2020, behalve de beslissingen over de proceskosten en de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan die hierbij worden bekrachtigd, en beslist verder als volgt:

veroordeelt Telder tot terugbetaling aan [appellant] van de bedragen die met ingang van 30 november 2013 als eigen bijdragen in de pensioenregeling zijn ingehouden op het salaris van [appellant] voor zover dit uitstijgt boven de 6% over het pensioengevend salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 1 december 2013 en vervolgens met ingang van de eerste dag van iedere maand volgend op die waarop de te veel ingehouden eigen bijdrage ziet, een en ander tot de dag van algehele betaling;

veroordeelt Telder tot betaling aan [appellant] van € 500,- aan buitengerechtelijke incassokosten,

te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na de datum waarop dit arrest is uitgesproken, een en ander tot de dag van algehele betaling;

verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat partijen de eigen kosten van het hoger beroep dragen;

wijst af wat meer of anders is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, A.E.F. Hillen en W.F. Boele, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 2 augustus 2022.