Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7134, 200.304.593/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-08-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7134, 200.304.593/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 augustus 2022
- Datum publicatie
- 18 augustus 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2022:7134
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOVE:2021:5010, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 200.304.593/01
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd stilzwijgend verlengd omdat werknemer na einde van het verstrijken van de bepaalde nog twee dagen stond vermeld op het rooster en die dagen ook nog gewoon haar werkzaamheden heeft verricht?
Niet in de omstandigheden van dit geval. Aan werknemer was een en andermaal meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden. Zij had geen signalen ontvangen dat werkgever op dat besluit zou zijn teruggekomen. Aan haar inroostering en het verrichten van haar werkzaamheden mocht werknemer daarom niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat de wil van werkgever was gericht op voortzetting van het dienstverband. Die inroostering is kennelijk het gevolg geweest van een planningsfout door miscommunicatie.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.304.593/01
zaaknummer rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, 9072823
arrest van 16 augustus 2022
in de zaak van
[appellante] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna [appellante] te noemen,
advocaat: mr. J.S. Bauer,
tegen
de Staat der Nederlanden,
zetelend in Den Haag,
die bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna DJI te noemen,
advocaat: mr. A.J. Verhagen.
1 Het verloop van de procedure in hoger beroep
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, op 21 september 2021 tussen partijen heeft uitgesproken1. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding in hoger beroep van 17 december 2021 met grieven en een productie
- -
-
de memorie van antwoord
- -
-
het tussenarrest van 12 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- -
-
het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 20 juli 2022 is gehouden.
Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2 De kern van de zaak
Centraal in de zaak staat de vraag of na het verstrijken van de duur van het tijdelijke dienstverband dat [appellante] tot 17 september 2020 had met de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI), de arbeidsovereenkomst stilzwijgend is voortgezet, doordat [appellante] ook op 17 en 18 september 2020 nog stond ingeroosterd en ook op die dagen nog haar gewone werkzaamheden heeft verricht.
[appellante] maakt, kort gezegd, aanspraak op doorbetaling van haar loon vanaf 19 september 2020 en op wedertewerkstelling.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Volgens de kantonrechter is geen sprake geweest van een verlenging van het dienstverband. Met haar hoger beroep wil [appellante] bereiken dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen. Het hof komt echter tot een vergelijkbaar oordeel als de kantonrechter. Hierna zal worden uiteengezet hoe het hof daartoe komt.
3 3. De feiten
Het geschil speelt zich af tegen de achtergrond van de volgende feiten
[appellante] is op 17 september 2018 als [functie] in dienst getreden bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor bepaalde tijd, tot 17 september 2020. Zij was werkzaam in de Penitentiaire Inrichting te [plaats1] (hierna: PI [plaats1] ) voor DJI.
De indiensttreding vond plaats als ambtenaar op grond van een “akte van aanstelling”. Op het dienstverband was het toen nog geldende Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) van toepasing.
In een brief van 15 november 2019 is [appellante] door DJI erover geïnformeerd dat op 1 januari 2020 de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking zal treden en dat vanaf die datum haar aanstelling wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Daarbij is onder meer meegedeeld dat op haar rechtspositie de CAO Rijk van toepassing wordt.
Op 22 januari 2020 heeft DJI [appellante] schriftelijk aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd en dat haar laatste werkdag 16 september 2020 is. [appellante] stond echter ook op 17 en 18 september 2020 nog ingeroosterd voor haar werkzaamheden en heeft op die dagen ook gewerkt.
In een brief van 18 september 2020 heeft [appellante] DJI bericht dat haar contract daardoor stilzwijgend is verlengd. DJI heeft dat standpunt in een brief van 21 september 2020 van de hand gewezen. DJI schrijft dat [appellante] als gevolg van een misverstand stond ingeroosterd op een datum na afloop van haar arbeidsovereenkomst, dat haar volstrekt duidelijk was dat de PI [plaats1] niet wenste over te gaan tot voortzetting van de arbeidsovereenkomst en dat de arbeidsovereenkomst dus op 17 september 2020 is geëindigd. De omstandigheid dat [appellante] nog op 17 en 18 september 20202 heeft gewerkt, levert volgens DJI geen rechtvaardiging voor een stilzwijgende verlenging op. [appellante] wordt geadviseerd een WW-uitkering aan te vragen.
3.6 [appellante] heeft op 22 september 2020 een WW-aanvraag ingediend, waarna haar op 23 september 2020 door het UWV een WW-uitkering is toegekend. Inmiddels is [appellante] sedert enkele maanden werkzaam als BOA.