Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9934, 200.291.469

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9934, 200.291.469

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 november 2022
Datum publicatie
22 november 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:9934
Zaaknummer
200.291.469

Inhoudsindicatie

Meervoudig arrest. Mulderboete. Schending hoorplicht. Bij betrokkenen die zonder de hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, schendt de officier van justitie structureel het recht om te worden gehoord. Er bestaat geen concreet zicht op een oplossing die ervoor zorgt dat deze schending niet langer voortduurt. Daarom wordt de opgelegde sanctie in dit geval met 25 procent verlaagd.

Uitspraak

zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer

: Wahv 200.291.469/01

CJIB-nummer

: 229488796

Uitspraak d.d.

: 22 november 2022

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 25 januari 2021, betreffende

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De zaak is behandeld op de zitting van 9 maart 2022. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

Ter zitting van het hof is de behandeling van de zaak aangehouden om de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen informatie te verstrekken. Na de zitting is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.

De van de advocaat-generaal ontvangen informatie is in kopie doorgestuurd naar de gemachtigde van de betrokkene. Deze heeft daarop gereageerd en verzocht om de zaak op een nadere zitting te behandelen.

Op 30 mei 2022 is nog aanvullende informatie ontvangen van de advocaat-generaal. Deze is in kopie toegezonden aan de gemachtigde van de betrokkene.

Het verzoek om de zaak wederom op zitting te behandelen

Het hof ziet geen aanleiding om de zaak nogmaals op een zitting te behandelen. Ter zitting van het hof op 9 maart 2022 hebben partijen gelegenheid gehad om hun standpunten naar voren te brengen, waarna de behandeling van de zaak is aangehouden om de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken, op welke informatie de gemachtigde van de betrokkene schriftelijk heeft gereageerd. Met die informatie en de schriftelijke reactie daarop, acht het hof zich voldoende voorgelicht.

De administratieve sanctie

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd van € 240,- voor: “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”. Deze gedraging zou zijn verricht op 18 oktober 2019 om 16:36 uur op de Katwijkseweg, kruising Storm van ʼs Gravesandeweg in Wassenaar met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

De standpunten

2. Met betrekking tot de gedraging voert de gemachtigde aan dat niet kan worden vastgesteld dat de betrokkene het verkeerslicht is gepasseerd terwijl dit rood licht uitstraalde. Op de eerste foto is te zien dat de betrokkene zich met de voorkant van zijn voertuig al voorbij het verkeerslicht bevindt. Hij heeft het verkeerslicht dan ook niet op rood kunnen zien gaan, omdat hij dit een fractie van een seconde eerder al voorbij was gereden.

Verder stelt de gemachtigde dat de betrokkene in administratief beroep zonder gemachtigde procedeerde en ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. De hoorplicht wordt ten aanzien van burgers die in persoon procederen structureel geschonden, zo blijkt uit het memo van 2 juni 2021 van het Parket CVOM aan de procureur-generaal. De gemachtigde wijst daarbij op de arresten van het hof van 28 oktober 2009 (ECLI:NL:GHLEE:2009:BK1036) en

30 januari 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:802, ov. 8). Tot nu toe leidt schending van de hoorplicht tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. De betrokkene verzoekt aan de schending van de hoorplicht verdergaande consequenties te verbinden en in dit geval over te gaan tot vernietiging van de inleidende beschikking. De wet sluit niet uit dat gebreken in de beslissing van de officier van justitie gevolgen kunnen hebben voor de inleidende beschikking. Ruim twee jaar na voormeld arrest van 30 januari 2020 is er tot op het hoogste niveau binnen de organisatie van het Parket CVOM aandacht voor de structurele schending van de hoorplicht, maar weigert het Parket CVOM het beleid omtrent het horen van burgers aan te passen. Voor zover het hof het voorgaande niet mocht volgen, meent de betrokkene dat matiging van de sanctie als gevolg van de structurele schending van de hoorplicht is aangewezen. Het hof zou het niet horen van de betrokkene kunnen kwalificeren als omstandigheid waarin de betrokkene verkeert als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Wahv die aanleiding kan geven voor (gehele) matiging van de sanctie. Het hof heeft weliswaar in zijn arrest van 28 september 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:7762) anders geoordeeld, maar de burger die een Wahv-beschikking heeft ontvangen, weet al direct dat de hoorplicht ten aanzien van hem niet zal worden nageleefd als hij beroep aantekent. De betrokkene wordt hierdoor onmiskenbaar benadeeld en verkeert daardoor in een omstandigheid die aanleiding geeft tot matiging van het bedrag van de sanctie. De kantonrechter in Amsterdam heeft op 17 maart 2022 aldus beslist. Voor zover het hof de betrokkene ook hierin niet volgt, is vergoeding van de proceskosten van de betrokkene aangewezen. In het verleden heeft het risico op toekenning van proceskostenvergoeding aan een betrokkene erin geresulteerd dat de officier van justitie de hoorplicht is gaan naleven ten aanzien van professioneel gemachtigden. De gemachtigde van de betrokkene citeert daarbij uit stukken die hij na een Wob-verzoek heeft ontvangen.

3. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de gedraging kan worden vastgesteld.

Daarnaast stelt de advocaat-generaal dat in deze zaak sprake is van schending van de hoorplicht door de officier van justitie en dat dit volgens vaste jurisprudentie van het hof leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep (ECLI:NL:GHARL:2020:8549). Dat zou ook in deze zaak, met vernietiging van de beslissing van de kantonrechter, moeten gebeuren. Het hiervoor genoemde memo van 2 juni 2021 is bij brief van 21 juni 2021 door de hoofdofficier van het Parket CVOM, mede namens de procureur-generaal, onder de aandacht gebracht bij het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving. In reactie daarop vinden gesprekken plaats tussen het openbaar ministerie en het departement. Inmiddels is een memo van het Parket CVOM van 25 april 2022 beschikbaar. De gesprekken hebben nog niet geleid tot wijziging van het beleid, zo heeft de advocaat-generaal bij schrijven van 25 mei 2022 meegedeeld.

De beoordeling

De beslissing