Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9337, 200.327.006
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9337, 200.327.006
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 november 2023
- Datum publicatie
- 8 november 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2023:9337
- Zaaknummer
- 200.327.006
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. WWZ. Re-integratie werknemer na arbeidsongeval. Ernstig verwijtbaar gedrag werkgever. Billijke vergoeding.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.327.006
zaaknummer rechtbank Gelderland (locatie Arnhem) 10257541
beschikking van 6 november 2023
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die in hoger beroep is gekomen,
en bij de kantonrechter optrad als verzoeker,
hierna: [appellant] ,
advocaten: mrs. S. Quliyeva en S. Prekpalaj
tegen
Goedhart Hedel B.V.,
die is gevestigd in Hedel,
en bij de kantonrechter optrad als verweerster,
hierna: Goedhart,
advocaat: mr. J.G. Mahn
1 1. Het verloop van de procedure in hoger beroep
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, die op 14 februari 2023 tussen partijen is uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
- -
-
het beroepschrift dat is ontvangen op 12 mei 2023,
- -
-
het verweerschrift,
- -
-
het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 4 oktober 2023 is gehouden.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat er een beschikking zal worden gegeven.
2 De kern van de zaak
Tussen [appellant] en Goedhart heeft een arbeidsovereenkomst bestaan die door opzegging door Goedhart is geëindigd. [appellant] vindt dat Goedhart haar re-integratieverplichtingen ten opzichte van hem onvoldoende is nagekomen en heeft daarom de kantonrechter verzocht hem een billijke vergoeding toe te kennen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen.
[appellant] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Het doel van het hoger beroep van [appellant] is dat het hof hem alsnog de billijke vergoeding, of (subsidiair) een schadevergoeding wegens handelen in strijd met goed werkgeverschap, toekent.
3 Het oordeel van het hof
De beslissing
Het hof beslist dat aan [appellant] een billijke vergoeding wordt toegekend. Het hof legt hierna uit hoe het tot deze beslissing is gekomen. Omdat [appellant] zijn verzoek om een billijke vergoeding baseert op de stelling dat Goedhart zich niet heeft gehouden aan haar re-integratieverplichtingen gaat het hof eerst in op wat zich tijdens de twee ziektejaren tussen partijen heeft afgespeeld.
De feiten
De arbeidsovereenkomst
Op 27 mei 2007 treedt [appellant] (geboren [in] 1985) bij Goedhart in loondienst. Goedhart exploiteert bakkerijen. [appellant] vervulde de functie van facilitair medewerker. Op 2 april 2020 komt [appellant] tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden op de locatie van Goedhart in Hedel ten val en breekt zijn stuitje. [appellant] meldt zich daarna ziek. Na twee jaar arbeidsongeschiktheid zegt Goedhart, na verkregen toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst op met ingang van 6 november 2022. Aan [appellant] is € 13.873,39 bruto aan transitievergoeding voldaan door Goedhart. Het UWV kent aan [appellant] een WIA-uitkering toe.
Het eerste ziektejaar (2 april 2020 – 2 april 2021)
19 mei 2020 en 16 juni 2020: re-integratie adviezen bedrijfsarts. Volledig herstel zal enige tijd vergen. Doel is volledige werkhervatting in eigen werk. [appellant] kon 3 tot 4 uur per dag werken niet aan maar mag hervatten/continueren in fysiek lichte taken voor dezelfde hoeveelheid uren. De bedrijfsarts constateert dat de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een bedrijfsongeval.
11 augustus 2020: bedrijfsarts constateert weer dat volledig herstel enige tijd zal vergen. Hij adviseert geleidelijke uitbreiding van 3 naar 4 en later 5 uur per dag. Deels lichte taken te verrichten. Werknemer volgt de voorgeschreven medische behandelingen.
25 augustus 2020: e-mail1 van [appellant] aan Goedhart: “Hierbij meld ik mij ziek! Graag afspraak bedrijfsarts inplannen. (Gelieve contact vermijden tot nader order)”
25 augustus 2020: e-mail van Goedhart aan [appellant] :“Wij houden ons aan het advies van de bedrijfsarts waarin deze aangeeft dat u in staat bent een aantal uren per dag lichte werkzaamheden te verrichten. Indien u zich niet aan het advies van de bedrijfsarts houdt zien wij ons genoodzaakt uw salarisbetaling direct stop te zetten tot het moment dat u uw re-integratie-activiteiten weer hervat. Indien u het niet eens bent met het oordeel van de bedrijfsarts verzoeken wij u een deskundige oordeel aan te vragen bij het UWV.”
26 augustus 2020: e-mail van Goedhart aan [appellant] :“Zoals u reeds door de consulent van de arbodienst telefonisch is gemeld heeft u nog steeds re-integratieverplichtingen. Ondanks dat u nu melding maakt van nieuwe/aanvullende klachten. Wij verwachten dan ook dat u zich morgen meldt voor de re-integratie activiteiten zoals deze door de bedrijfsarts en uw leidinggevende met u zijn besproken. Indien u zich niet meldt zullen wij uw loondoorbetaling opschorten. Wij zullen u inplannen voor een consult met onze nieuwe bedrijfsarts. Hierover ontvangt u op korte termijn meer informatie. Indien de bedrijfsarts van mening is dat er een situatie van “geen benutbare mogelijkheden” op u van toepassing is zullen wij alsnog uw opgeschorte salaris aan u uitkeren. Indien hij echter van mening is dat u beschikt over enige re-integratiemogelijkheden zullen wij de periode vanaf het moment dat u afwezig bent tot het moment dat wij het advies van de bedrijfsarts hebben ontvangen als onbetaald verlof aanmerken.”
26 augustus 2020: e-mail van [appellant] aan Goedhart: “Morgen om 09.00 uur heb je mij verzocht om aanwezig te zijn op het bedrijf. Zoals ik je al eerder per mail heb laten weten ben ik op dit moment volledig arbeidsongeschikt. Ik herhaal met deze mail dan ook nogmaals mijn ziekmelding en verzoek je om zo snel mogelijk een afspraak bij de bedrijfsarts in te plannen en mijn salaris op de normale manier door te betalen”
27 augustus 2020: e-mail van Goedhart aan [appellant] : “Zoals wij u per mail hebben bevestigd zullen wij uw loondoorbetaling met ingang van vandaag 27 augustus opschorten. Zodra u zich weer meldt voor uw re-integratie activiteiten zuilen wij uw loondoorbetaling wederom hervatten. Zoals toegezegd zullen wij u spoedig uitnodigen bij de bedrijfsarts.”
1 september 2020: brief van de jurist van [appellant] aan Goedhart: “Op 27 augustus jl. geeft u aan de loonbetaling op te schorten tot het moment dat cliënt aan zijn re-integratie activiteiten voldoet. Client is altijd blijven voldoen aan zijn re-integratie activiteiten, hij heeft zich alleen helaas wederom volledig ziek moeten melden. Van enige reden tot het staken van de loonbetaling is geen sprake. Het opschorten van het loon is namelijk slechts bedoeld als pressiemiddel om de werknemer alsnog te bewegen de controlevoorschriften na te leven. Deze voorschriften leeft cliënt na.”
9 september 2020: re-integratieadvies van de bedrijfsarts: “Bevindingen / verloop
Betrokkene ervaart klachten in samenhang met een spanningenbeeld in samenhang met de
ervaren werksituatie. Daarnaast speelt er een ander beeld ontstaan door het bedrijfsongeval. Ik adviseer u enerzijds hem te laten verwijzen naar een expert voor het beeld ten aanzien van het bedrijfsongeval. Daarnaast adviseer ik u hem ASAP te verwijzen naar onze therapeut. En als laatste adviseer ik u om mediation in te schakelen voor een gesprek over hoe het met hem gaat.
Advies
Betrokkene heeft als beperkingen waarbij hij vanaf 16-09 weer 1/2 dagen mag beginnen met
werkzaamheden. Intussen moet hij wel beschikbaar zijn voor overleg met de werkgever.
(…) Daarnaast is hij aangewezen op een werkbelasting zonder onregelmatige diensten. Juist structuur en regelmaat zijn van belang. Het werkaanbod dient ook gestructureerd te zijn. Betrokkene dient ontzien te worden qua sterke tijdsdruk en dwingend hoge tempobelasting en betrokkene dient niet teveel blootgesteld te worden aan conflicterende functie-eisen (tempo versus zorgvuldigheid en veiligheid). Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering. Monomaan werk; 1 taak per keer geven, als die klaar is moet betrokkene terug gaan naar de leidinggevende die dan een nieuwe taak geeft. Mag zelf wel bellen naar buiten, maar niet gebeld worden. Daarnaast: gesprek laten plaatsvinden tussen wg- werknemer over hoe nu verder. Let daarbij op; taken goed afbakenen!”
9 september 2020: e-mail van Goedhart aan de jurist van [appellant] : “Vandaag is uw cliënt gesproken door de bedrijfsarts. Middels deze brief willen wij u informeren over zijn bevindingen en adviezen. Conform advies vanuit de bedrijfsarts zullen wij uw cliënt met ingang van 16 september voor halve dagen oproepen voor re-integratiewerkzaamheden. Het loon dat wij vanaf 25 augustus hebben opgeschort zullen wij met ingang van 25 augustus alsnog aan uw cliënt uitbetalen. Wij willen u en uw cliënt informeren over het feit dat wij de bedrijfsarts hebben verzocht om uw cliënt bij twee specialisten op te laten roepen. Hij zal hiervoor op korte termijn een oproep ontvangen. Daarnaast zullen wij op korte termijn het voorgestelde mediation traject inzetten. Hiertoe zijn wij inmiddels in gesprek met een door de bedrijfsarts voorgestelde mediator. Hierdoor komt het geplande gesprek van donderdag 10 oktober tussen uw cliënt en zijn werkgever te vervallen.”
14 september 2020: e-mail van de jurist van [appellant] aan Goedhart: “Goed om te horen dat u alsnog het loon met terugwerkende kracht per 25 augustus jl. zal blijven
voldoen. De bedrijfsarts geeft aan dat cliënt per 16 september aanstaande gedeeltelijk in staat zou zijn tot werkhervatting. Client is de mening toegedaan dat hij in zijn geheel niet in staat is om te werken. Ex. artikel 3a juncto 14 arbeidsomstandigheden besluit verzoek ik namens cliënt om een second-opinion binnen 2 werkdagen na heden van een bedrijfsarts werkzaam bij een andere onafhankelijke arbodienst. Het advies in het kader van de second opinion mag dus niet afgegeven worden door de arbodienst waarbij de huidige bedrijfsarts en de eerdere bedrijfsarts is aangesloten. U als werkgever bent gehouden hierin te voorzien. Voor zover daartoe medisch in staat bericht ik u dat cliënte kan instemmen met mediation door de door u genoemde mediator.”
14 september 2020: e-mail van Goedhart aan de jurist van [appellant] : “Conform uw verzoek hebben wij uw cliënt ingepland bij een second opinion arts, te weten de heer [naam1] . Wij verzoeken uw cliënt zich woensdag 16 september aanstaande om 14 uur te melden bij deze arts op de Bakkerij te Hedel. Wij willen uw cliënt er op attenderen dat het aanvragen van een second opinion geen opschortende werking heeft. Met andere woorden het advies dat de heer [naam2] aan ons en uw cliënt heeft gegeven ten aanzien van de werkhervatting op 16 september aanstaande blijft staan. Wij roepen uw cliënt bij deze dan ook op om aanstaande woensdag 16 september zijn re-integratie activiteiten conform advies vanuit de bedrijfsarts te hervatten. We verwachten dat uw cliënt zich na het bezoek aan de second opinion arts zal melden bij de heer [naam3] (Bakkerijmanager). De heer [naam3] zal uw cliënt aangeven welke werkzaamheden hij vanaf 14.30 tot 18.30 uur kan verrichten. Indien uw cliënt weigert zijn re-integratie-inspanningen conform advies van de heer [naam2] te hervatten zullen wij zijn salarisdoorbetaling wederom opschorten. Wij begrijpen dat uw cliënt zich zorgen maakt over eventuele kosten die de inzet van de twee voorgestelde experts met zich mee zouden brengen ten aanzien van zijn eigen risico. Hierover kunnen wij berichten dat wij deze kosten aan uw cliënt zullen vergoeden. Tenslotte melden wij u dat wij de NAM gegevens van uw cliënt vandaag hebben doorgegeven aan de eerder genoemde mediator. Hij zal op korte termijn contact met uw cliënt opnemen.”
16 september 2020: uit de second opinion:
“Conclusies:
1. De eigen bedrijfsarts onderkent terecht arbeidsongeschiktheid op basis van ziekte of gebrek.
2. De ingestelde interventies zijn adequaat en volgen logisch uit de geschetste problematiek.
3. Gezien de pathologie kan er geen reden zijn om volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen. Op grond hiervan is er geen reden om de re-integratie in eigen of ander werk niet voort te zetten.”
8 oktober 2020: re-integratieadvies bedrijfsarts: “Bevindingen / verloop: Betrokkene gesproken en met hem het nieuwe beeld doorgenomen. Het beleid zie onder is aangepast aan de situatie die met het nieuwe beeld erbij bestaat. NB: betrokkene heeft aangegeven een deskundigenoordeel aan te willen vragen bij het UWV. Ik heb met hem besproken dat hij dit zelf moet aangeven en bespreken met de werkgever. De mediation moet naar mijn mening overigens ondanks die aanvraag bij het UWV wel door kunnen gaan.” De bedrijfsarts geeft een uitvoerige lijst van beperkingen die bij de uitvoering van de werkzaamheden door [appellant] gelden.
Op 13 oktober 2020 wordt de aanvraag van [appellant] om een deskundigenoordeel ontvangen door het UWV.
10 december 2020: Het deskundigenoordeel van het UWV van 11 december 2020 houdt in dat het werk niet passend is. In het bijbehorende rapport van de arbeidsdeskundige staat: “Werknemer claimt psychische en lichamelijke klachten en voelt zich geenszins gehoord door de bedrijfsarts die werknemer tweemaal fysiek heeft gezien (op 9 september 2020, van de 2e keer weet werknemer de datum niet meer). Hij heeft alle adviezen van de bedrijfsartsen opgevolgd (psycholoog, fysiotherapeut, orthopeed en mediation) en begrijpt niet waarom werkgever hem laat hervatten in werkzaamheden die werknemer als niet passend heeft ervaren. De verzekeringsarts is gevraagd antwoord te geven op de volgende vragen:
1. Is de inschatting van de bedrijfsarts de dato 21 oktober 2020 van de mogelijkheden van
werknemer per 12 oktober 2020 aannemelijk?
2 Zo nee: graag vaststelling van de belastbaarheid van werknemer per 12 oktober 2020.
De verzekeringsarts concludeert in haar Verzekeringsgeneeskundige Rapportage de dato 7 december 2020 als volgt: de inschatting van de functionele mogelijkheden door de bedrijfsarts is niet aannemelijk. De functionele mogelijkheden zijn niet in kaart gebracht door de bedrijfsarts maar door een orthopedisch chirurg en bewegingswetenschapper: de arbeids(on)geschiktheidsbeoordeling c.q. functionele mogelijkheden in kaart brengen is des bedrijfsarts en verzekeringsarts en niet van een specialist. Naast de fysieke beperkingen zijn psychische beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren aannemelijk. Gelet op deze onderzoeksbevindingen, de belasting in zijn arbeid en de daaruit voortvloeiende arbeidsbeperkingen is werknemer arbeidsongeschikt voor re-integratie in zijn eigen
arbeid. De medische situatie van werknemer is dusdanig verslechterd dat de verzekeringsarts een interventie geïndiceerd acht. Zodra werknemer medisch stabiel is, kan hij het traject van mediation voortzetten en de re-integratie oppakken. Verder geeft de verzekeringsarts aan dat zij de bedrijfsarts tweemaal telefonisch heeft benaderd en daarbij steeds terecht kwam in een Franse voicemail. De verzekeringsarts heeft niets ingesproken. In het overleg de dato 8 december 2020 geeft de verzekeringsarts aan dat werknemer momenteel niet in staat wordt geacht om te hervatten in arbeid en dat hij, zodra hij na de interventie medisch stabiel is, het traject van mediation voortzetten en de re-integratie kan oppakken. (..). Conclusie: Het werk is niet passend.”
14 december 2020: onderzoeksrapportage GZ psycholoog over [appellant] . Psycholoog stelt diagnose Depressieve stoornis: “De ernst van de problematiek (aantal symptomen of ervaren belemmering door de klachten op het gebied van school/werk, sociaal functioneren en gezinsleven) wordt als ernstig ingeschat.Er lijkt sprake te zijn van een laag risico op suïcide en een matig risico op ernstige conflicten en/of geweldsincidenten. De complexiteit (comorbiditeit en interferentie met de behandeling)van de problematiek is hoog gezien de comorbiditeit, en aanhoudende stressfactoren in de omgeving. Wat betreft het beloop van de klachten is er sprake van aanhoudende symptomen die aan de DSM criteria voor de duur van een stoornis voldoen.”
18 december 2020: brief van Goedhart aan [appellant] : in deze brief constateert Goedhart dat de visies van bedrijfsarts en UWV uiteenlopen. “Aangezien dit oordeel niet bindend is vervolgen wij het traject op basis van de adviezen van de bedrijfsarts.” [appellant] wordt opgeroepen voor een gesprek op 23 december op de bakkerij. “Uitgangspunt van het gesprek moet zijn het opstellen van een nieuw plan van aanpak waarin we spreken over passend werk eventueel op een andere werkplek en het hervatten van het mediationtraject. Mocht je aan bovenstaande geen gehoor geven, dan zullen wij genoodzaakt zijn om over te gaan tot sanctioneren wat inhoudt dat wij het loon zullen stop zetten. We gaan ervan uit dat je het zover niet zult laten komen.”
23 december 2020: re-integratieadvies / bijstelling probleemanalyse bedrijfsarts:
“Bevindingen / verloop
Telefonisch spreekuur gehad en met betrokkene de situatie besproken. Alhoewel ik goed begrijp dat hij spanningsklachten zal ervaren van de situatie zoals die nu is ben ik toch van mening dat een gesprek zal moeten plaatsvinden om de hervatting te bespreken. Op medische gronden zie ik geen reden om aan te nemen dat hij niet deel kan nemen aan de
mediation. Ten aanzien van de werkmogelijkheden adviseer ik om hem tot de mediation verder is gevorderd bij een andere leidinggevende te laten re-integreren. Dat kan zijn op een passende werkplek. De huidige werkplek is niet passend.” Verderop: “Advies
De beperkingen blijven gelijk aan die zoals in de vorige terugkoppeling beschreven:
Komende week time out. Vanaf 21-12 acht ik betrokkene in staat om bij een mediationgesprek aanwezig te zijn om de mediation opnieuw te starten.
Vanaf 28-12 is betrokkene weer in staat te achten om te beginnen met werkzaamheden op een werkplek die passend is. De beperkingen van betrokkene zijn vanaf dan als volgt (…)”.
29 december 2020: e-mail van de jurist van [appellant] aan Goedhart: “De bedrijfsarts gaat geheel voorbij aan het oordeel van het UWV. Het UWV geeft aan cliënt de
ruimte te gunnen om te werken aan zijn psychische gesteldheid. De bedrijfsarts geeft hem daar blijkbaar slechts 3 dagen de tijd voor want nog geen drie dagen na het oordeel van het UWV acht hij dat cliënt wel weer kan werken. Dit zonder zich te verdiepen in de psychische interventie en contact met de behandelaar op te nemen. Het negeren van het advies van het UWV kan er mogelijk, zoals besproken, mogelijk toe leiden dat het herstel van cliënt vertraagt en in het ergste geval tot een gehele uitval. Dit is niet in uw belang en niet in dat van cliënt. Overigens zal het negeren van het oordeel van het UWV ook in het geval van een WIA-keuring worden meegenomen en kan dit leiden tot een loonsanctie. Hopelijk komt het niet zover en is cliënt voor einde wachttijd hersteld.” Verderop: “Tijdens het gesprek op 23 december hebben partijen. ondanks een verschil van mening omtrent de vraag welk advies leidend is, op een constructieve wijze gesproken en is er een vervolgafspraak voor 31 december aanstaande ingepland. Client blijft zolang zijn gezondheid het toe laat graag met u in gesprek. Client hoopt dat hij, als gevolg van een intensieve behandeling die hij zal ondergaan, zal herstellen. Zijn insteek is om op een duurzame wijze zijn werkzaamheden te kunnen hervatten en te re-integreren.”
4 februari 2021: brief van Goedhart aan [appellant] : “Hierbij roepen we je dan ook op voor vrijdag 5 februari om je reïntegratie voort te zetten. Deze dag zal je beginnen met 2 uur
werkzaamheden te verrichten. Vanaf 08-02 zal dit opgehoogd worden naar 3 uur per dag. De werkzaamheden die je zal gaan uitvoeren zijn facilitaire werkzaamheden conform de opgestelde FML. Mocht je geen gehoor geven aan deze oproep dan wordt per vrijdag 5
februari 2021 conform artikel 7:629 1id 3 BW je loon stop gezet en zullen wij stappen zetten richting de ontbinding van je arbeidsovereenkomst. Ten tweede geven wij je wegens je agressieve gedrag, waaronder het doen van de bedreigingen op 1 en 2 februari jl. een officiële waarschuwing. Dergelijk gedrag is in strijd met het huishoudelijk reglement en daarbij ook gewoon niet acceptabel. Dit is niet de manier waarop wij binnen Goedhart met elkaar omgaan. We gaan er vanuit dat jij ook begrijpt dat agressie jegens collega’s, het maken van denigrerende opmerkingen en het doen van dreigementen op de werkvloer niet acceptabel is en dat dit dan ook niet meer zal gebeuren. Daarnaast is het dragen van een baardnetje en mondkapje verplicht zoals beschreven in de hygiëneregels, die bij jou wel
bekend zijn. Het opvolgen van deze hygiëneregels is voor onze bakkerij van groot belang en het niet opvolgen hiervan kan ons ernstige schade opleveren. Mocht dit gedrag zich toch nogmaals voordoen dan zal het gevolg zijn dat je op staande voet wordt ontslagen.
Dit is dus een laatste waarschuwing.
We zien je morgen en gaan er vanuit dat met een positieve inzet van beide kanten de samenwerking voortgezet kan worden ."
4 februari 2021: re-integratieadvies / bijstelling probleemanalyse bedrijfsarts:
“Bevindingen / verloop
De verhouding tussen werkgever en werknemer blijft moeizaam, Het conflict is niet opgelost. Ik adviseer u om conform de richtlijnen van de beroepsgroep ASAP de situatie te verbeteren door in gesprek te blijven gaan. Hierbij kan bijvoorbeeld één van onze bedrijfsmaatschappelijk werkers worden ingeschakeld. Ik ga niet verder uitbouwen in de mogelijkheden nu maar heb na het Spreekuur na even nadenken toch gedacht er goed aan te doen even terug te gaan in uren en dan geleidelijk op te bouwen in uren.” Verderop: “Mede gezien de klachten verder adviseer ik u om hem deze week te laten werken 2 uur per dag;
vanaf 8-02 3 uur per dag, en zo geleidelijk uitbreiden per week met 1 uur per dag erbij.”
5 februari 2021: e-mail van jurist van [appellant] aan Goedhart: de aan [appellant] op 4 februari 2021 gegeven schriftelijke waarschuwing is niet correct en er wordt uitgelegd wat er volgens [appellant] is voorgevallen: “Tot verbazing van cliënt begon de Teamleider zijn stem te verheffen, kwam hij bijna tegen cliënt aan staan en duwde hij zijn wijsvinger nagenoeg tegen de neus van cliënt. Op deze afstand schreeuwde de Teamleider tegen cliënt; “Je moet niet bijdehand doen” en “Nu snap ik dat jij thuis zit, het gaat niet goed in jouw bovenkamer en ik ben niet bang van jou’. In een reactie heeft cliënt de hand van de Teamleider weggeduwd uit zijn gezicht en gezegd dat de Teamleider anderhalve meter afstand moest houden. Dit was voor de Teamleider kennelijk een reden om allerlei vervelende dingen over cliënt te roepen, die cliënt hier liever niet wil herhalen. Vervolgens liep de Teamleider weg.” Verderop: “Zoals cliënt eerder aan mevrouw [naam4] heeft doorgegeven is cliënt het niet eens met het advies van de bedrijfsarts dat hij op 5 februari 2021 twee uren werkzaamheden zou kunnen verrichten en vanaf 8 februari 2021 alweer drie uren per dag. Cliënt is eenvoudigweg in het geheel niet in staat werkzaamheden te verrichten en zal het UWV (opnieuw) een deskundigenoordeel vragen.”
25 februari 2021: brief van de advocaat van Goedhart aan de jurist van [appellant] . Daarin wordt onder andere een opsomming gegeven van de gebeurtenissen en wordt aangevoerd dat [appellant] een voorstel heeft gedaan om tegen ontvangst van minimaal € 50.000,00 bruto de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Goedhart doet in deze brief een tegenvoorstel. Verderop staat: “Dit betekent dan ook dat de heer [appellant] op maandag 1 maart aanstaande wordt verwacht om zijn re-integratiewerkzaamheden te hervatten. Indien de heer [appellant] weer niet verschijnt dan is cliënte genoodzaakt zijn loon stop te zetten. Ook betekent dit dat van de heer [appellant] wordt verwacht dat hij zich in het kader van goed werknemerschap op collegiale, dat wil zeggen niet-agressieve wijze op de werkvloer beweegt en zich van dreigementen onthoudt. Mocht de heer [appellant] zijn collega’s desondanks dreigend bejegenen dan zal de heer [appellant] op staande voet worden ontslagen.”
4 maart 2021: e-mail van de jurist van [appellant] aan de advocaat van Goedhart: “Helaas laat de gezondheid van cliënt het niet toe om werkzaam te zijn. Zoals u bekend heeft cliënt in dat kader een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV en is hij in afwachting van een oproep en vervolgens een beoordeling. Zijn gezondheid is mede de reden dat hij niet kan ingaan op het voorstel zoals u gedaan. Dit met als doel te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Het treffen van de regeling tijdens arbeidsongeschiktheid zal zoals u bekend er toe leiden dat hij hoogstwaarschijnlijk geen
aanspraak kan maken op enige uitkering van het UWV. Dit financiële risico wordt overigens op geen enkele wijze door uw cliënte ondervangen. Cliënt zal niet ontkennen dat de arbeidsrelatie onder druk is komen te staan. Echter dat de arbeidsrelatie dusdanig verstoord is en derhalve de arbeidsovereenkomst dient te eindigen, kan cliënt niet onderschrijven.”
18 maart 2021: re-integratieadvies / bijstelling probleemanalyse bedrijfsarts: “Bevindingen / verloop
Het conflict is nog steeds niet opgelost. Ik adviseer u om conform de richtlijnen van de
beroepsgroep ASAP de situatie te verbeteren door in gesprek te blijven gaan. Hierbij kan
bijvoorbeeld één van onze bedrijfsmaatschappelijk werkers worden ingeschakeld. Ik ga niet verder uitbouwen in de mogelijkheden maar de uren zijn conform het vorige advies wel opgebouwd.”
22 maart 2021: e-mail van de advocaat van Goedhart aan de rechtsbijstandsjurist van [appellant] : “Ik constateer dat uw cliënt tot op heden weigert om zijn re-integratiewerkzaamheden te verrichten. Op 18 maart 2021 is uw cliënt opnieuw op het spreekuur bij de bedrijfsarts geweest en de bedrijfsarts blijft van oordeel dat uw cliënt zijn re-integratiewerkzaamheden kan verrichten. Sterker nog, de bedrijfsarts meent dat de uren verder opgebouwd kunnen worden. Bijgaand treft u de rapportage van de bedrijfsarts aan. Graag wens ik van u te vernemen of de beoordeling van de aktuele bedrijfsarts voor uw cliënt aanleiding is om te volharden in zijn standpunt, of dat uw cliënt bereid is te voldoen aan zijn verplichting tot re-integratie. Mocht uw cliënt volharden in zijn weigering dan heb ik in beginsel opdracht om een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te dienen. Cliënte is hiertoe dan gedwongen, enerzijds aangezien de heer [appellant] weigert aan zijn reïntegratieverplichting te voldoen, anderzijds dat evident is dat de arbeidsverhoudingen dusdanig zijn verstoord dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat de overeenkomst voortduurt.”
31 maart 2021: deskundigenoordeel UWV: “De verzekeringsarts, mevrouw (…), concludeert in haar Verzekeringsgeneeskundige Rapportage de dato 30 maart 2021 (in het kader van een deskundigenoordeel re-integratie-inspanningen werknemer) als volgt: werknemer heeft zich op 1 februari 2021 volledig ziek gemeld Dit is een terechte ziekmelding: werknemer is vanaf 1 februari 2021 volledig arbeidsongeschikt te achten. Hij gaat starten met een intensief traject met een duur van 10 weken, dus hij is doorlopend arbeidsongeschikt te achten tot het eind van dat traject. Aangezien de verzekeringsarts werknemer vanaf 1 februari 2021 volledig arbeidsongeschikt acht, beschikt werknemer vanaf 1 februari 2021 niet over voldoende functionele mogelijkheden om vorm te kunnen geven aan zijn re-integratie. Bijgevolg is het aanbieden van werk vanaf 1 februari 2021 niet
opportuun waarmee de grondslag van het verzoek om een deskundigenoordeel komt te vervallen. Het verzoek van werknemer om een deskundigenoordeel wordt om voornoemde reden niet verder in behandeling genomen.”
2 april 2021: Het UWV meldt dat het geen deskundigenoordeel kan geven. Daarbij behoort een “Deskundigenoordeel re-integratie inspanningen werknemer op verzoek van de werkgever van [appellant] ” van 1 april 2021, waaruit blijkt dat [appellant] volledig arbeidsongeschikt is. Meest relevante passage: “De re-integratie-inspanningen van werknemer zijn voldoende, omdat
• werknemer in de periode vanaf zijn eerste ziektedag, in casu 2 april 2020, tot 12 oktober 2020 conform de adviezen van de bedrijfsarts hervat (weliswaar met wisselend succes maar er is geen sprake van werkweigering en daarop volgende maatregelen) in aangepast werk;
• werknemer in de periode vanaf 12 oktober 2020 tot 21 december 2020 niet adequaat invulling heeft kunnen geven aan zijn re-integratie als gevolg van een discrepantie in de visie van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts wat betreft de mogelijkheden van werknemer in voornoemde periode. Aanvullend acht de verzekeringsarts werknemer onvoldoende belastbaar om vorm te kunnen geven aan zijn re-integratie;
• werknemer in de periode van 21 december 2020 tot 1 februari 2021 conform afspraak gedurende 2 uur per dag hervat in aangepast werk en dat uitbreidt naar 4 uur per dag. Werknemer hervat in aangepast werk bij de grootbrood inpak lijn in grotendeels zittend werk naast een productielijn en beeldschermwerkzaamheden;
• werknemer vanaf 1 februari 2021 tot en met heden door de verzekeringsarts volledig
arbeidsongeschikt wordt beschouwd en bijgevolg geen vorm kan geven aan zijn re-integratie.”
Het tweede ziektejaar (2 april 2021 – 2 april 2022)
12 april 2021: aanmaning tot uitbetaling loon door de jurist van [appellant] aan de advocaat van Goedhart, omdat [appellant] volgens het UWV volledig arbeidsongeschikt is.
15 april 2021: de jurist van [appellant] schrijft aan de advocaat aan Goedhart dat partijen het erover eens zijn dat een vso niet aan de orde is.
15 en19 april 2021: aanmaningen tot uitbetaling loon.
29 mei 2021: arbeidsdeskundig rapport: Conclusie
• Werknemer is niet geschikt voor het eigen werk bij de eigen werkgever.
• Het eigen werk is niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen.
• Werknemer is niet geschikt voor ander werk bij de eigen werkgever.
• Werknemer is geschikt voor passende arbeid op de arbeidsmarkt. Het vervolgtraject kan via het re-integratiebureau in gang gezet worden.”
10 juni 2021: Re-integratieadvies bedrijfsarts/bijstelling probleemanalyse: “Spoor II is opgestart. De behandeling die hij zou krijgen is nog niet opgestart al heeft hij wel intakes gehad, de andere behandelingen gaan door.” Verderop: “Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering”
22 juli 2021: Re-integratieadvies bedrijfsarts/bijstelling probleemanalyse: “Betrokkene is begonnen met de intensieve behandeling bij de behandelaar waar hij op wachtte. Het is goed voor hem dat hij deze behandeling krijgt.” Verderop:“Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering”
2 september 2021: Re-integratieadvies bedrijfsarts/bijstelling probleemanalyse: “De begeleiding via de behandelaar is in de afrondende fase gekomen, 8-09 zal die stoppen. Het kan zijn dat men hem daarna nog begeleiding zal geven, maar dat mag het opstarten van de spoor II activiteiten niet meer tegenhouden mijns inziens. Ik ga betrokkene een brief sturen om inlichtingen te vragen bij de behandelaar; ik wil de eindevaluatie graag ontvangen.” Verderop: “Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering”
15 oktober 2021: e-mail van Goedhart aan [appellant] : “Conform advies van de bedrijfsarts had u uw activiteiten in het kader van het tweede spoor vanaf 8 september weer kunnen hervatten. Wij ontvingen echter bericht vanuit uw tweede spoor begeleider dat u bij hem had aangegeven hiertoe nog niet in staat te zijn, dit i.vm. een verlengde behandeling. Wij hebben zowel uw begeleider als u geïnformeerd dat wij van mening zijn dat het tweede spoor traject hervat dient te worden, te meer nu de bedrijfsarts u hiertoe in staat acht. We begrijpen van u dat u hiertoe aankomende maandag een gesprek met uw begeleider gepland heeft staan. Wij hebben u aangegeven dat wij het advies van de bedrijfsarts zullen opvolgen en u hier aan zullen houden. Indien u het niet eens bent met het advies of van mening bent dat het advies onvolledig is kunt u zich in eerste instantie wenden tot de bedrijfsarts, indien u zich niet kunt verenigen met het advies van de bedrijfsarts verzoeken wij u een deskundige oordeel aan te vragen bij het UWV. " (...) "Ook hebben wij gesproken over het onderlinge vertrouwen. Zoals eerder in het traject al meermaals is besproken heeft dit vertrouwen over en weer een flinke een deuk opgelopen. Wij hebben middels een mediation traject getracht dit vertrouwen te herstellen. Helaas moeten we concluderen dat die poging is mislukt. Tevens concluderen we dat we na het mediation traject niet meer in staat zijn gebleken onze standpunten over en weer te herzien. Sterker nog deze lijken over en weer steeds verder te worden bevestigd. Dit maakt dat de tussenkomst van juristen af en toe noodzakelijk is en re-integratie in eerste spoor niet haalbaar is. Dit is ook eerder door het UWV geconcludeerd. Vandaar ook dat wij u op het hart hebben gedrukt om uw energie volledig in te zetten voor het tweede spoor traject.”
29 oktober 2021: e-mail en aangetekende brief van Goedhart aan [appellant] : “Vanaf 2 april 2020 ben jij (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Op 27 oktober jl. heeft er een gesprek plaatsgevonden (het gespreksverslag daarvan is per email verstuurd op 29 oktober) waarin jij aangeeft dat het opvragen van medische informatie bij jouw behandelaar niet is gelukt omdat de aanvraag niet correct ingediend zou zijn door de bedrijfsarts. Bij navraag aan de bedrijfsarts is gebleken dat het aanvraagformulier correct is opgesteld en aan jou is meegegeven om af te geven aan jouw behandelaar. Dit formulier is echter nooit door jou afgeleverd bij jouw behandelaar. Hiermee verzuim jij jouw reintegratie-verplichtingen na te komen en zorg jij er willens en wetens voor dat de beschikbare informatie niet wordt gedeeld met de bedrijfsarts. Omdat je niet meewerkt aan jouw re-integratie en jouw verplichtingen niet nakomt, is jouw loon opgeschort per 29 oktober op basis van artikel 7:629 lid 3 BW. Je hebt de mogelijkheid om voor vrijdag 5 november a.s. alsnog zorg te dragen voor de overdracht van medische informatie naar de bedrijfsarts. Indien je volhard in het niet meewerken aan je reintegratieverplichtingen, zullen wij hier opvolging aan moeten geven en ons beraden over arbeidsrechtelijke sancties waarbij het inzetten van een ontslagtraject niet is uitgesloten.”
1 november 2021: e-mail van de behandelaar van [appellant] aan hem. Het ligt aan de administratie van de behandelaar dat de medische informatie nog niet is verstrekt.
2 november 2021: e-mail van de jurist van [appellant] aan Goedhart: het niet verstrekken van informatie ligt dus niet aan [appellant] . Verzoek om uitbetaling loon.
2 november 2021: e-mail van Goedhart aan de jurist van [appellant] : Goedhart hervat de loondoorbetaling met ingang van 29 oktober.
3 november 2021: brief van de GZ psycholoog van [appellant] aan de bedrijfsarts waarin de vragen van de bedrijfsarts worden beantwoord: “Welke beperkingen zijn er nu bij hem na uw behandelingen ten aanzien van de thuissituatie? Let wel; de beperkingen t.a.v. het werk zal ik zelf aangeven. De beperkingen t.a.v. thuis zijn uw expertise. Tijdens de eerste fase van het behandeltraject is client niet toegekomen aan het doorwerken van onderliggende problematiek, waardoor pijnklachten, hoge interne spanning, verstoorde emotie- en spanningsregulatie in stand gehouden blijft mede door stressoren in de gezinssituatie: relatieproblemen, pasgeboren kindje, problemen met zoon. Daarbij speelt de druk vanuit werksituatie ook spanningsverhogend.
Heeft u adviezen dan wel leefregels gegeven dan wel te geven ten aanzien van het werk en zo ja, welke? Om de therapeutische voortgang te bewerkstelligen dient externe druk vermeden te worden. Re-integratie is op dit moment onwenselijk.
Heeft u specifieke therapeutische adviezen die het functioneren van betrokkene zouden kunnen verbeteren? Client heeft inmiddels geleerd om meer structuur en bewegingsactiviteiten in zijn dagelijks leven aan te brengen. Wanneer de spanning niet te hoog oploopt is hij in staat in enige mate spanningsregulatietechnieken toe te passen. Loopt de spanning te hoog op dan is hij hier nog nauwelijks toe in staat.”
4 november 2021: e-mail van de jurist van [appellant] aan Goedhart: aanmaning uitbetaling loon.
22 november 2021: brief van advocaat van Goedhart aan jurist van [appellant] . In deze brief wordt gezegd dat [appellant] de medewerker van personeelszaken van Goedhart heeft bedreigd door te zeggen dat hij haar uit het raam zou kunnen gooien als hij boos genoeg zou zijn en dat dit niet de eerste keer is dat [appellant] zich agressief zou opstellen op de werkvloer. Verder heeft [appellant] niet kunnen aantonen dat hij toestemming heeft gekregen van Goedhart voor het verrichten van nevenwerkzaamheden. Goedhart is er namelijk achter gekomen dat uit het handelsregister blijkt dat [appellant] een eenmanszaak op zijn naam heeft staan die zich bezighoudt met de verkoop van brood. Goedhart kondigt aan een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter te zullen indienen.
23 november 2021: brief van de jurist van [appellant] aan de advocaat van Goedhart: de aantijgingen worden betwist.
25 november 2021: re-integratieadvies / bijstelling probleemanalyse bedrijfsarts: “Bevindingen / verloop
Betrokkene gesproken en met hem het beeld nu en de gesprekken die ik met zijn behandelaars heb gehad doorgenomen. Het beeld is niet veranderd. Ten aanzien van de vraag of een gesprek met de werkgever mogelijk is; medisch gezien is dat wel; mogelijk maar alleen als er een onpartijdig persoon bij zit die door beiden gerespecteerd wordt.
Advies
De beperkingen blijven gelijk aan die zoals in de vorige terugkoppeling beschreven:
rug niet continue in dezelfde houding houden. Rug goed warm houden. Regelmatig wisselen tussen lopen en staan en zo nodig even zitten. Daarnaast zijn de beperkingen; aangewezen op een werkbelasting zonder onregelmatige diensten. Juist structuur en regelmaat zijn van belang. Het werkaanbod dient ook gestructureerd te zijn. Betrokkene dient ontzien te worden qua sterke tijdsdruk en dwingend hoge tempobelasting en betrokkene dient niet teveel blootgesteld te worden aan conflicterende functie-eisen (tempo versus zorgvuldigheid en veiligheid). Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering. De FML is nog steeds actueel.”
29 november 2021: e-mail van de advocaat van Goedhart aan de jurist van [appellant] : “Inmiddels heeft de bedrijfsarts zich uitgelaten over uw vraag en ziet deze geen medische
beperkingen. De bedrijfsarts acht uw cliënt in staat om een gesprek met cliënte te
voeren. Ik schreef u dat cliënte niet kan uitsluiten dat de ontoelaatbare gedragingen van uw
cliënt zich nogmaals zullen herhalen en dat zij daarmee ook niet de veiligheid van haar
werknemers kan garanderen. Hieronder valt tevens het eventueel inschakelen van een
onpartijdig iemand. Zoals u weet heeft cliënte in een eerder stadium al een mediator
ingeschakeld. Dit traject is vroegtijdig gestopt waarbij uw cliënt zich ook op ongepaste
wijze richting de mediator heeft geuit. Nu cliënte de veiligheid van betrokkenen niet kan
garanderen, worden de re-integratiegesprekken met uw cliënt tot nadere orde
opgeschort. Het tweede spoor loopt gewoon door.”
24 december 2021: eindevaluatie re-integratie formulier ingevuld door Goedhart. Daarin schrijft Goedhart geen mogelijkheden voor Spoor 1 te zien en verwijst zij naar het deskundigenoordeel.
28 december 2021: indiening verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter.
13 januari 2022: Re-integratieadvies van de bedrijfsarts/bijstelling Probleemanalyse: [appellant] heeft de WIA-uitkering aangevraagd. Het beeld is intussen niet veranderd.
3 februari 2022: Goedhart trekt het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vier dagen voor de zitting in.
Na afloop van het tweede ziektejaar
18 juni 2022: re-integratieadvies / bijstelling probleemanalyse bedrijfsarts: “Advies
Ik schat nu in dat de mogelijkheden die ik aangegeven heb bij de vorige spreekuren de komende 6 maanden niet zullen veranderen en dat de werknemer dus niet in staat is om zijn eigen werk dan wel aangepast werk te verrichten.”
11 juli 2022: beslissing UWV op de ontslagaanvraag.
Het standpunt van [appellant]
[appellant] voert aan dat sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag omdat Goedhart haar re-integratieverplichtingen heeft geschonden en ook heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap. [appellant] voert hiervoor de volgende argumenten aan. Voorafgaande aan de ziekmelding was sprake van een lang en onberispelijk dienstverband. De valpartij waardoor de arbeidsongeschiktheid is ingetreden heeft plaatsgevonden in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Goedhart en had als gevolg dat [appellant] zijn stuitje brak. Dat was een puur fysieke klacht maar Goedhart, die in nauw contact stond met de bedrijfsarts, zat [appellant] dicht op de huid en stelde onredelijke eisen aan zijn re-integratie. Dit ondanks dat [appellant] oprecht probeerde te re-integreren en direct aangaf als hij de opgedragen werkzaamheden niet aan kon. De bedrijfsarts en Goedhart luisterden hier echter niet naar en, ondanks meerdere deskundigenoordelen van het UWV waaruit volgt dat de werkzaamheden niet passend waren en [appellant] niet kon re-integreren, bleef Goedhart onredelijke eisen stellen en onterechte officiële waarschuwingen sturen, werd [appellant] meermalen bedreigd met ontslag op staande voet of ontbinding van de arbeidsovereenkomst en vonden er schorsingen van de loonbetaling plaats. Elke keer opnieuw bleken die onterecht en moesten die worden teruggedraaid, maar dat gebeurde zodanig laat dat [appellant] , als kostwinner van een gezin met vijf kinderen, in betalingsproblemen kwam te verkeren. Daardoor heeft hij uiteindelijk zijn huis moeten verkopen om met de overwaarde de dagelijkse kosten te kunnen bestrijden. Hij woont nu in een huurhuis. Ook werden er verzonnen verwijten gemaakt zoals agressief gedrag en het zonder toestemming exploiteren van een concurrerende onderneming. Door dit alles ging het met [appellant] steeds slechter; hij raakte ook mentaal ziek, is uiteindelijk hierop afgekeurd en heeft nu een WIA-uitkering. Re-integratie is nog altijd niet gelukt omdat hij nog steeds klachten houdt die [appellant] toeschrijft aan de onterecht wantrouwende houding van Goedhart en de bedrijfsarts. Wat begon met arbeidsongeschiktheid wegens een valpartij op het werk waarbij hij zijn stuitje brak (waarvan hij inmiddels is genezen), is geëindigd met arbeidsongeschiktheid als gevolg van depressiviteit en andere psychische klachten.
Goedhart betwist deze argumenten van [appellant] gemotiveerd.
De door het hof toe te passen regels
[appellant] baseert zijn verzoek (primair) op artikel 7:682 lid 1 onder c BW. Daarin is bepaald dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen indien de opzegging wegens omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder b BW (niet meer in staat zijn de bedongen arbeid te verrichten na twee jaar ziekte) het gevolg is van ernstig en verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Voor toewijzing van het verzoek van [appellant] om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen moet dus komen vast te staan dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Goedhart en causaal verband tussen dit gedrag en de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [appellant] .
Ernstig verwijtbaar gedrag
Het hof stelt voorop dat voor ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever een hoge drempel geldt. Daarvoor is alleen aanleiding in uitzonderlijke situaties waarin evident is dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten2. Het hof is van oordeel dat deze hoge drempel in de gegeven omstandigheden is gehaald en dat Goedhart zich ernstig verwijtbaar jegens [appellant] heeft gedragen. Dat wordt als volgt uitgelegd.
Het UWV heeft zich, zo blijkt uit de vaststaande feiten, categorisch op een en hetzelfde standpunt gesteld, te weten in haar rapportages van 10 december 2020, 31 maart 2021, 1 april 2021 en 29 mei 2021: [appellant] is niet in staat te re-integreren. Niettemin wordt elk rapport van het UWV door Goedhart naast zich neer gelegd en volgt zij de adviezen van de bedrijfsarts die grotendeels in strijd zijn met de bevindingen van het UWV. De bedrijfsarts wil namelijk dat [appellant] re-integreert en uren gaat opbouwen terwijl het UWV zegt, net zoals uit de berichten van en namens [appellant] zèlf volgt, dat hij dat niet kan. Goedhart stelt dat zij niet gebonden is aan het deskundigenoordeel van het UWV wat op zich klopt. De oordelen van het UWV geven echter een beredeneerde (en in dit geval constante) visie door een deskundige op de actuele stand van zaken van de re-integratie en de mogelijkheden van [appellant] . Van Goedhart mag daarom wel uitleg worden gevraagd hoe de bedrijfsarts, die [appellant] voornamelijk telefonisch heeft gesproken, en zijzelf de deskundigenoordelen in hun afwegingen hebben betrokken. Dat spreekt temeer nu Goedhart in haar berichten aan [appellant] (25 augustus 2020 en 15 oktober 2021) hem er zelf op wijst dat hij een deskundigenoordeel kan aanvragen als hij het niet eens is met de bedrijfsarts. Dat heeft geen zin heeft als Goedhart die oordelen toch elke keer terzijde legt. Op de zitting heeft het hof hierover doorgevraagd maar Goedhart kwam niet verder dan de mededeling dat zij de adviezen van de bedrijfsarts heeft opgevolgd.
Door het niet opvolgen van de deskundigenoordelen is de druk op [appellant] tijdens de re-integratieperiode onnodig toegenomen. Hij ervoer een constante druk om meer te werken dan hij fysiek aankon en naar zijn bezwaren, die volgens het UWV gegrond waren, werd elke keer niet geluisterd. Het spreekt voor zich dat dit leidt tot frustratie bij [appellant] .
Uit de vaststaande feiten blijkt verder dat Goedhart tot drie keer toe de loonbetaling heeft stopgezet in de zin van artikel 7:629 lid 3 BW, te weten op 27 augustus 2020, 22 maart 2021 en 29 oktober 2021. Elke keer weer echter moest Goedhart, na kennisneming van een deskundigenrapport of als zij kennis nam van een toelichting van de jurist van [appellant] , op deze loonstop terugkomen. Zij heeft uiteindelijk het verschuldigde loon volledig aan [appellant] uitgekeerd. Duidelijk is dat [appellant] elke keer weer onterecht werd geconfronteerd met het uitblijven van loonbetalingen en, naar het hof is gebleken, een niet heel voortvarende hervatting daarvan. Het spreekt voor zich dat ook dit voor [appellant] , die kostwinner is voor een gezin met vijf kinderen, de nodige stress heeft opgeleverd. In dat verband legt [appellant] een aantal aanmaningen van schuldeisers over.
Ook volgt uit de vaststaande feiten dat aan [appellant] tijdens de ziekteperiode meerdere malen beëindiging van de arbeidsovereenkomst, al dan niet door ontslag op staande voet, in het vooruitzicht is gesteld. Goedhart heeft ook een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter ingediend maar dat, na kennisneming van het verweerschrift van [appellant] , vlak voor de zitting bij de kantonrechter ingetrokken. Het spreekt voor zich dat het dreigen met ontslag op staande voet en het aanvangen van een ontslagprocedure tegen een arbeidsongeschikte werknemer sterk stressverhogend werken. De bedoeling van het ontslagverbod tijdens ziekte is nu juist dat de werknemer tegen dergelijke druk wordt beschermd.
Het hof constateert dat voorafgaande aan de ziekmelding partijen goed samenwerkten en er sprake is van een onberispelijk dienstverband. [appellant] heeft tijdens de zitting bij het hof gezegd dat hem zelfs een doorgroei naar een hogere functie in het vooruitzicht was gesteld door Goedhart, wat Goedhart heeft erkend. De gevoelens van onmacht van [appellant] werden door hem geuit en door Goedhart als agressief geduid. Goedhart heeft er onvoldoende bij stilgestaan dat het streng houden van [appellant] aan de adviezen van de bedrijfsarts, ondanks de andersluidende oordelen van het UWV, heeft geleid tot frustratie en gevoelens van onmacht en [appellant] is gaan lijden aan andere (psychische) klachten. Als gevolg hiervan is zijn arbeidsongeschiktheid veel langer gaan duren dan had mogen worden verwacht toen hij zijn stuitje brak. Het hof is, alles bij elkaar genomen, dan ook van oordeel dat Goedhart ernstig en verwijtbaar heeft gehandeld tijdens de twee ziektejaren.
Causaal verband tussen het ernstig verwijtbaar gedrag en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst
Voor het causaal verband moet komen vast te staan dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Goedhart. Het hof oordeelt dat [appellant] dit tegenover de betwisting van Goedhart voldoende heeft bewezen. Specifiek wijst het hof op de volgende omstandigheden: duidelijk is dat sprake is van een bedrijfsongeval dat resulteert in uitsluitend een fysiek gebrek en dat daaraan voorafgaand gedurende het lange dienstverband sprake is van een goede samenwerking. Uit de rapporten van het UWV en die van de psycholoog van 14 december 2020 en 3 november 2021 volgt dat bij [appellant] problemen van psychische aard zijn ontstaan die voordien in de arbeidsrelatie in het geheel niet speelden. Ook de bedrijfsarts zelf komt op 18 juni 2022 (na twee jaar ziekte) uiteindelijk tot het oordeel dat het einde van arbeidsongeschiktheid nog lang niet in zicht is. Duidelijk is dat [appellant] toen al geruime tijd hersteld was van de valpartij en fysiek weer goed functioneerde, zodat ook de bedrijfsarts tot de conclusie kwam dat sprake is van arbeidsongeschiktheid met een uitsluitend psychische oorzaak. Gecombineerd met het ernstig verwijtbaar gedrag dat het hof hiervoor heeft vastgesteld geldt dat de gedragingen van Goedhart de psychische klachten hebben veroorzaakt dan wel, indien er sprake is van een zekere predispositie, hebben verergerd waardoor de arbeidsongeschiktheid langer heeft geduurd. Anders dan de kantonrechter oordeelt het hof dat een dergelijke predispositie niet in de weg staat aan het aannemen van het causale verband.
De slotsom luidt dat sprake is van een ernstig verwijtbaar gedrag van Goedhart waardoor de arbeidsovereenkomst is opgezegd. Er is dus sprake van causaal verband en [appellant] heeft in principe recht op een billijke vergoeding indien hij hierdoor schade heeft ondervonden.
Billijke vergoeding
Bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding moet de rechter rekening houden met de gevolgen die het verlies van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer heeft. Daarom moet worden gekeken naar de waarde die de arbeidsovereenkomst voor de werknemer heeft. Ook moet de rechter bij het vaststellen van de billijke vergoeding de overige omstandigheden van het geval in aanmerking nemen, zoals de duur van het dienstverband. Een andere omstandigheid is de (mate van) eventuele verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werkgever dan wel het ontbreken daarvan. Ook moet rekening worden gehouden met het inkomen dat de werknemer na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontvangt en de inkomsten die hij op andere wijze in redelijkheid in de toekomst kan verwerven maar ook met de transitievergoeding die de werknemer heeft ontvangen.
[appellant] vordert € 148.419,57 bruto aan billijke vergoeding. Hij baseert dat op zijn verwachting dat de arbeidsovereenkomst nog minimaal vijf jaar zou hebben geduurd als het ernstig verwijtbaar gedrag zich niet zou hebben voorgedaan. Het inkomensverschil tijdens de eerste twee jaar van de WIA-uitkering bedraagt € 19.310,87 bruto. Drie jaar loon komt neer op € 97.914,20 bruto. De pensioenschade over de periode van vijf jaar is gelijk aan de werkgeverspremie en komt uit op € 31.194,50 bruto.
Goedhart betwist dat [appellant] schade heeft geleden. Niet is aannemelijk dat het dienstverband nog vijf jaar zou hebben geduurd. Goedhart wijst erop dat [appellant] zelf de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen als hij van Goedhart € 50.000,00 zou ontvangen. De transitievergoeding moet in elk geval in mindering strekken op de billijke vergoeding.
Het hof overweegt dat het langdurige dienstverband er op wijst dat als de re-integratie goed zou zijn verlopen er geen reden is om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn zou zijn geëindigd, temeer nu sprake is van een overwegend vlekkeloze samenwerking tussen partijen voorafgaande aan de ziekmelding. Goedhart stelt dat dit wel het geval is en wijst op het ontbindingsverzoek dat zij heeft ingediend, maar de feiten die zij daarin aandraagt hebben alle betrekking op de periode na de ziekmelding. In aanmerking genomen de leeftijd van [appellant] (38 jaar oud op de dag van beëindiging van de arbeidsovereenkomst) vindt het hof een periode van vijf jaar te lang en zal worden uitgegaan van een verwachte arbeidsduur van drie jaar. De verwachte arbeidsduur van drie jaar doet recht aan het belang van [appellant] geen financieel nadeel te ondervinden van de mislukte re-integratie zodat hij aan zijn herstel kan werken. In de beslissing om uit te gaan van drie jaar brengt het hof ook tot uitdrukking de ernst van de verwijtbaarheid van het gedrag van Goedhart waardoor [appellant] langer arbeidsongeschikt is gebleven. In verband daarmee zal het hof de transitievergoeding niet in mindering laten strekken op de billijke vergoeding.
Anders dan Goedhart aanvoert vindt het hof het vanzelfsprekend dat er sprake is van schade aan de kant van [appellant] . Hij ontvangt immers een WIA-uitkering die lager is dan zijn inkomen dat hij verdiende bij Goedhart. De verkoop van zijn huis is niet relevant voor de vaststelling van de billijke vergoeding; daardoor verandert zijn vermogenspositie immers niet. Ook houdt het hof er geen rekening mee dat [appellant] zou hebben aangeboden tegen betaling van een vergoeding uit dienst te gaan omdat partijen daarover geen overeenstemming hebben bereikt.
Het komt erop neer dat, uitgaande van de berekening van [appellant] die door Goedhart niet is weersproken, aan billijke vergoeding wordt toegekend: € 19.310,87 bruto over de eerste twee WIA-jaren, € 32.638,06 over het derde jaar en aan pensioenschade € 18.716,70 bruto. Dat is een totaalbedrag van afgerond € 71.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals in de beslissing hieronder is vermeld.
Tot slot
Aan de subsidiaire grondslag van het verzoek van [appellant] (strijd met goed werkgeverschap) komt het hof niet toe.
Het hoger beroep slaagt. De beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd en Goedhart wordt veroordeeld tot betaling van € 71.000,00 bruto met rente aan [appellant] . Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Goedhart worden veroordeeld in de proceskosten van de procedure bij de kantonrechter en in die van het hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.