Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4349, 200.326.238

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4349, 200.326.238

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 juli 2024
Datum publicatie
9 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:4349
Zaaknummer
200.326.238

Inhoudsindicatie

Erfrecht. Verdeling. Partijen zijn zussen van elkaar. Zij hebben de woning van hun overleden moeder verkocht. Zij waren ieder voor een gelijk deel erfgenaam, maar één zus had daarnaast het recht van gebruik en recht van bewoning van de verkochte woning. Op die grond, en omdat zij dat zo met haar zussen had afgesproken, maakt zij aanspraak op meer dan een evenredig deel van de verkoopopbrengst van de woning. De zussen ontkennen de aanspraak en de afspraak. Het hof komt tot het oordeel dat de zus geen aanspraak toekomt op meer dan een evenredig deel omdat zij het recht van gebruik en bewoning heeft opgegeven. Zij wilde ook zelf de woning verkopen. Ook is niet komen vast te staan dat wel is afgesproken dat zij meer dan een evenredig deel zou krijgen. Wel heeft zij op gronden van billijkheid aanspraak op een vergoeding van een deel van de erfbelasting die zij heeft betaald voor het recht van gebruik en bewoning.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.326.238

zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 183963

arrest van 2 juli 2024

in de zaak van

1 [appellante1]

die woont in [woonplaats1]
2. [appellante2]

die woont in [woonplaats2]

die hoger beroep hebben ingesteld

en bij de rechtbank optraden als gedaagden en eiseressen in de tegenvordering

hierna gezamenlijk: [appellanten]
en afzonderlijk: [appellante1] respectievelijk [appellante2]

advocaat: mr. W.S. Santema

tegen

[geïntimeerde]

die woont in [woonplaats3]

die bij de rechtbank optrad als eiseres en verweerster in de tegenvordering

hierna: [geïntimeerde]

advocaat: mr. P.J. de Groen.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellanten] hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank

Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de rechtbank), op 15 maart 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:

-

de dagvaarding in hoger beroep;

-

de memorie van grieven;

-

de memorie van antwoord;

-

het tussenarrest van 21 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;

-

een antwoordakte van [appellanten] naar aanleiding van producties;

-

een akte met producties van [appellanten] ;

-

een akte met producties van [geïntimeerde] ;

-

een akte met een productie van [appellanten] ;

-

het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 16 mei 2024 is gehouden.

Hierna heeft het hof opnieuw arrest bepaald.

2 De kern van de zaak

2.1.

Partijen zijn zussen van elkaar en erfgenamen in de nalatenschap van hun in 2011 overleden moeder. Tot die nalatenschap behoorde een woning met bedrijfspand. In het testament had moeder aan [geïntimeerde] een recht van gebruik en bewoning gelegateerd. Dat legaat heeft [geïntimeerde] aanvaard en op de woning is een zakelijk recht van gebruik en bewoning gevestigd. De woning en het bedrijfspand zijn in 2019 verkocht voor € 711.000,-. Bij de levering van de woning heeft [geïntimeerde] afstand gedaan van haar recht van gebruik en bewoning. Partijen hebben een geschil over de vraag of [geïntimeerde] aanspraak heeft op een vergoeding (van
€ 230.000,-) als compensatie voor het prijsgeven van dat recht.

2.2.

[geïntimeerde] heeft bij de rechtbank op verschillende gronden aanspraak gemaakt op een vergoeding van € 230.000,-. De rechtbank heeft overwogen dat het door [geïntimeerde] prijs gegeven recht van gebruik en bewoning een grote waarde had. In de omstandigheden van het geval brengt de rechtsverhouding tussen partijen mee dat de aandelen van partijen in de verkoopopbrengst overeenkomen met de waarde van de rechten die partijen hebben prijsgegeven - [appellante1] en [appellante2] ieder een derde van de bloot eigendom, en [geïntimeerde] een derde van de bloot eigendom en het recht van gebruik en bewoning. De rechtbank heeft op die grond voor recht verklaard dat [geïntimeerde] aanspraak heeft op een extra vergoeding van € 200.000,- uit de verkoopopbrengst. Een tegenvordering van [appellanten] om te bepalen dat de verkoopopbrengst gelijkelijk verdeeld diende te worden, is afgewezen.

2.3.

De bedoeling van het hoger beroep van [appellanten] is dat de vordering van [geïntimeerde] alsnog wordt afgewezen en dat hun vordering wordt toegewezen. [appellanten] hebben daarbij in hoger beroep tevens gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van wat zij na het vonnis van de rechtbank teveel heeft ontvangen uit een depot bij de notaris, waarin € 240.000,- was gestort, te weten tweemaal € 66.666,66.

3 Het oordeel van het hof

4 De beslissing