Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4863, 200.336.847
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4863, 200.336.847
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 juli 2024
- Datum publicatie
- 30 juli 2024
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2024:4863
- Zaaknummer
- 200.336.847
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Nevenwerkzaamheden en toestemming voor aandeelhouderschap. Eigen tegenstrijdig belang. Meldplicht als leidinggevende mogelijk tegenstrijdig belang heeft? Onterechte ontbinding door de kantonrechter, maar geen herstel arbeidsovereenkomst. Geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten werknemer. Billijke vergoeding € 60.000.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.336.847
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 10513326)
beschikking van 23 juli 2024
in de zaak van:
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als verweerder en verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna: [de werknemer] ,
advocaat: mr. J. van der Pijl, mr. R.S. Schneider en mr. J. Meuleman,
tegen
Universiteit Utrecht,
die is gevestigd in Utrecht,
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als verzoekster en verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna: UU,
advocaat: mr. drs. E.L Pasma, mr. W.B. Fonville en mr. S.E. Wierenga-Heintz.
1 De kern van de zaak en de uitkomst
UU wil werknemer [de werknemer] vanwege een ernstig verwijt ontslaan, omdat hij zonder toestemming betaalde nevenwerkzaamheden heeft verricht, in strijd met regels rond belangenverstrengeling. Bovendien had [de werknemer] op enig moment moeten melden dat zijn leidinggevende en bestuurder [bestuurder1] dezelfde betaalde nevenwerkzaamheden had én een aanbod kreeg om aandeelhouder te worden in een spin-off van UU, waarmee ook bij hem sprake was van een tegenstrijdig belang. Volgens [de werknemer] is er geen reden voor ontslag omdat hij wel toestemming had voor de betaalde nevenwerkzaamheden, en er geen aanleiding was om iets over [bestuurder1] te melden. Als ontslag wel wordt uitgesproken, is volgens [de werknemer] juist UU een ernstig verwijt te maken, door de commotie en de impact op zijn leven die de onterechte beschuldigingen hebben veroorzaakt.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen UU en [de werknemer] ontbonden en daarbij overwogen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [de werknemer] . Ook heeft de kantonrechter overwogen dat [de werknemer] geen recht heeft op een transitievergoeding. Verder heeft de kantonrechter geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van UU aangenomen. Het einde van de arbeidsovereenkomst is bepaald op 1 november 2023 en [de werknemer] is in de proceskosten veroordeeld.
Het hof zal oordelen dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden, maar dat de ontslagdatum blijft staan. UU zal worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 60.000 bruto aan [de werknemer] . Hieronder licht het hof toe hoe het tot deze uitkomst is gekomen.
2 Het verloop van de procedure in hoger beroep
[de werknemer] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 20 oktober 2023 tussen partijen heeft uitgesproken.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
het beroepschrift van [de werknemer] met bijlagen (producties), op de griffie binnengekomen op 19 januari 2024,
het verweerschrift van UU met producties, met daarin ook een eigen hoger beroep van UU,
het verweerschrift van [de werknemer] tegen het hoger beroep van UU,
nagekomen producties 77 tot en met 80 van de kant van [de werknemer] ,
nagekomen productie 59 van de kant van UU,
het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 15 mei 2024 is gehouden.
Het doel van het hoger beroep van [de werknemer] (principaal hoger beroep) is - kort samengevat - om de arbeidsovereenkomst met UU te laten herstellen en zo nodig een voorziening te laten treffen voor de periode vanaf 1 november 2023 tot de datum van herstel, dan wel om te verklaren voor recht dat [de werknemer] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld met toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Verder heeft [de werknemer] diverse verzoeken rond de proceskosten. Het hoger beroep van UU (incidenteel hoger beroep) is bedoeld om een verklaring voor recht te krijgen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [de werknemer] en om een verklaring voor recht te krijgen dat [de werknemer] geen aanspraak kan maken op de Bovenwettelijke Werkloosheidsregeling Nederlandse Universiteiten 2020 (BWNU). Ook moet [de werknemer] worden veroordeeld in de proceskosten.
Ter zitting bij het hof heeft UU gevraagd de procedure aan te houden wanneer het hof zou oordelen dat UU onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag. Uit een procedure op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), die loopt tussen Utrecht Holdings en [de werknemer] , zouden namelijk stukken naar boven kunnen komen die van belang zijn voor het oordeel in deze procedure. Het hof gaat daar niet in mee, want het betreft hier een procedure tussen andere partijen, waarbij een andere rechtsverhouding centraal staat. Bovendien is namens UU tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat UU over voldoende stukken beschikt om deze (arbeidsrechtelijke) procedure te voeren. Daarmee ontbreekt een concreet belang bij aanhouding van de procedure.
3 Wat is er gebeurd?
[de werknemer] heeft een bezwaar (grief) aangevoerd tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter. Het hof stelt opnieuw de feiten vast en houdt daarbij rekening met de stellingen en grieven van partijen.
UU is 100% aandeelhouder van Universiteit Utrecht Holding B.V. (hierna: UUH). Het Universitair Medisch Centrum Utrecht (hierna: UMCU) is 100% aandeelhouder van UMC Utrecht Holding B.V. (hierna: UMCUH). UUH en UMCUH worden hierna gezamenlijk Utrecht Holdings genoemd. Utrecht Holdings houdt onder andere aandelen in zogenaamde ‘spin-off companies’. Dat zijn bedrijven die gebaseerd zijn op intellectueel eigendom dat is gegenereerd door UU of UMCU. De beide holdings hebben gezamenlijk één bestuur en één Raad van Commissarissen (RvC).
[de werknemer] is op 1 maart 2001 als jurist door UU aangesteld. Op zijn dienstverband is de cao Nederlandse Universiteiten (hierna: de cao) van toepassing. In de cao is sinds 2005 het volgende opgenomen:“Artikel 1.14 Nevenwerkzaamheden
1. De werknemer is verplicht aan de werkgever mededeling te doen van zijn nevenwerkzaamheden, voordat hij daarmee aanvangt dan wel bij aanvang van zijn dienstverband.
2. Nevenwerkzaamheden kunnen slechts worden verricht met toestemming van de werkgever.
3. Voor het verrichten van nevenwerkzaamheden buiten werktijd wordt toestemming verleend, tenzij er sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen. (...)
Artikel 1.15 Persoonlijk voordeel
1. (...) Het is de werknemer in zijn functie verboden vergoedingen, beloningen of geschenken aan te nemen, tenzij de werkgever hiermee instemt.(...)”.
Vanaf 2002 is [de werknemer] gedetacheerd bij UUH, vanaf 1 augustus 2009 fulltime. Hij verrichtte voor Utrecht Holdings werkzaamheden als senior bedrijfsjurist, investment manager en post deal manager. Zijn directe leidinggevende was de heer [bestuurder1] (hierna: [bestuurder1] ) die vanaf 26 juni 2009 tot 1 juni 2021 bestuurder was van Utrecht Holdings. In de periode van 1 augustus 2014 tot 30 juni 2017 was de heer [bestuurder2] (hierna: [bestuurder2] ) naast [bestuurder1] bestuurder van Utrecht Holdings. Vanaf 1 september 2020 was mevrouw [bestuurder3] (hierna: [bestuurder3] ) bestuurder van UUH, samen met [bestuurder1] . Vanaf 1 juni 2021 was [bestuurder1] niet langer bestuurder en heeft [bestuurder3] zijn rol overgenomen; [de werknemer] moest vanaf toen aan haar rapporteren.
Eén van de bedrijven waar UMCUH aandelen in hield, vanaf de oprichting in 2005, is Genome Diagnostics BV (hierna: GenDx). GenDx houdt zich bezig met het ontwikkelen van diagnostiek om het succes van beenmerg- en stamceltransplantaties te verhogen. De heer [aandeelhouder1] (hierna: [aandeelhouder1] ) was de statutair bestuurder van GenDx en was via zijn persoonlijke holding EchiumBio BV ook grootaandeelhouder. [de werknemer] heeft uit hoofde van zijn functie regelmatig aandeelhoudersvergaderingen van GenDx bijgewoond en juridische werkzaamheden voor GenDx verricht.
GenDx heeft [bestuurder1] en [de werknemer] op 31 maart 2015 ‘als vertegenwoordigers van UMC Holdings’ schriftelijk persoonlijk bedankt voor de verbondenheid met GenDx vanaf het prille begin. In verband daarmee is aan hen door GenDx een eenmalige persoonlijke vergoeding van € 10.000 in het vooruitzicht gesteld, als dat zou vallen binnen wettelijke en door de werkgever toegestane regels. [de werknemer] heeft het aanbod onder dat voorbehoud geaccepteerd.
Tijdens een RvC-vergadering van Utrecht Holdings op 10 juni 2015 is het aanbod van GenDx besproken. De RvC heeft daar geen toestemming voor gegeven. Tijdens een bijeenkomst op 11 september 2015 in Hippolytushoef hebben [bestuurder1] en [bestuurder2] met de RvC in breder verband incentives besproken. Daarbij is in een vooraf opgesteld document (onder ‘Discussiepunt C: nut en noodzaak van een incentiveregeling’) een betaalde nevenfunctie als een van de vormen van een incentiveregeling genoemd.1
[bestuurder1] en [de werknemer] zijn tijdens de aandeelhoudersvergadering van GenDx op 20 april 2016 benoemd als leden van de adviescommissie van GenDx. Zij hebben (in ieder geval) in de jaren 2016 tot en met 2018 advieswerkzaamheden voor GenDx verricht en hebben hiervoor ook vergoedingen ontvangen. [de werknemer] heeft op 20 april 2016 een bonus van € 10.000 ontvangen wegens het tienjarig bestaan van GenDx in 2015, en op 20 juli 2016 als jaarlijkse vergoeding voor zijn advieswerkzaamheden € 3.000 en op 27 april 2017 ook € 3.000. Voor 2018 is aan [de werknemer] door GenDx € 8.000 toegekend als jaarlijkse vergoeding voor advieswerk, wat hij heeft aanvaard.
[aandeelhouder1] is in mei 2017 benaderd door het Amerikaanse private equity-fonds Battery
Ventures L.P. (hierna: Battery Ventures) over een mogelijke overname van GenDx. [bestuurder1] heeft daarover de RvC geïnformeerd.
Op 20 september 2017 heeft [de werknemer] zich ziekgemeld. Tijdens de re-integratie is op 23 november 2017 een acuut hartprobleem ontstaan, dat tot ziekenhuisopname en een openhartoperatie op 28 november 2017 leidde. Tot 18 februari 2018 heeft [de werknemer] vanwege arbeidsongeschiktheid niet gewerkt; daarna is hij geleidelijk gaan opbouwen.
Op 22 november 2017 heeft [bestuurder1] aan de RvC van Utrecht Holdings gemaild dat de deal met Battery Ventures niet doorgaat. In de e-mail staat verder:
“Zodoende heb ik met [aandeelhouder1] gesproken of hij de Holding niet wil uitkopen. Daar staat hij voor open. Aangezien we voor zowel Battery als U Cytech als het nodige huiswerk met waarderingen gedaan hebben is de bandbreedte waarbinnen we onderhandelen te overzien.
Wat betreft de context; zowel GenDx als KimerDx werken niet meer samen met de instellingen, zijn geheel zelfstandig en er zijn ook geen verdere IP afspraken meer. (...)
Bedrijven zijn gezond en laten we in goede handen achter.
(...)Mijn advies is dan ook om na ruim 10 jaar onze investering van €39K (plus tijd en energie) te verzilveren.
Voor GenDx kunnen we denk ik een boekwinst van zo'n €2M realiseren (boekwaarde €39K, verkoop € 2M plus een beetje). Dit is geheel UMC Utrecht Holding BV. UU Holding heeft nooit in GenDx geinvesteerd. (...)
Bij deze vraag ik jullie instemming om het traject om zowel GenDx als KimerDx te verkopen door te zetten? Uiteraard kom ik nog bij jullie terug met de finale terms, maar dan is een weg terug lastig.
De minderheidsbelangen van de Holdings aan een derde verkopen zal lastig zijn, zo niet
onmogelijk. Deze kant wil ik liever niet op.
Ik moet met [aandeelhouder1] nog de finale stap in de onderhandelingen gaan doen. Kortom, er is nog geen zekerheid. Mijn streven is dit jaar nog te closen.”
De RvC heeft op 14 december 2017 akkoord gegeven voor de verkoop aan GenDx van de aandelen die Utrecht Holdings hielden in GenDx. Op 18 december 2017 heeft UMCUH haar aandelen in GenDx overgedragen. GenDx heeft voor deze inkoop van eigen aandelen aan UMCUH € 2.156.046 betaald.
[aandeelhouder1] heeft op 1 maart 2018 bij [de werknemer] zijn belangstelling gepolst om aandeelhouder in GenDx te worden, waar [de werknemer] positief op reageerde.
Op 13 maart 2018 heeft [aandeelhouder1] aan [de werknemer] toegang verleend tot een Dropboxfolder met als naam “GenDx-inkoop”. In de Dropboxfolder bevond zich een ongedateerd Word document van 22 november 2017, met als titel “Inkoop-brief”`(hierna: inkoopbrief). De inkoopbrief was gericht aan UMCUH als aandeelhouder van GenDx, ter attentie van [bestuurder1] en [de werknemer] . De inkoopbrief had als onderwerp ‘Voorstel tot mogelijkheid om GenDx en KimerDx aandelen te verkopen’ en was afkomstig van [aandeelhouder1] in zijn hoedanigheid als CEO GenDX, CEO KimerDx en algemeen directeur EchiumBio Holding. In de inkoopbrief heeft [aandeelhouder1] toegelicht waarom hij de aandelen wilde inkopen die door Utrecht Holdings werden gehouden in GenDx en KimerDx. Ook heeft hij opgemerkt:“De relatie met UMCU Holding is altijd zeer goed geweest en jullie persoonlijke inbreng heeft mede van GenDx een succes gemaakt. Een inbreng die jullie hopelijk nog lang als adviseurs van GenDx willen blijven leveren.”Verder heeft [aandeelhouder1] in de inkoopbrief toegelicht hoe GenDx de prijs heeft becijferd, op basis waarvan zij de aandelenbelangen wilde inkopen die Utrecht Holdings had in GenDx. De inkoopbrief is niet ondertekend.
Er is een document met de titel ’ik heb de conceptbrief.docx’, dat is geschreven door [aandeelhouder1] en gericht aan [bestuurder1] : “ik heb de concept brief, waarover ik vorige week sprak in de dropbox folder gestopt. Ik heb de laatste paragraaf vandaag toegevoegd. Laat maar weten wat je hiervan vindt. In brief is geen rekening gehouden met scenario van doorverkoop van aandelen. Ik wil dat formeel ook scheiden. Overigens ben ik zeer positifief gemotiveerd om jou als aandeelhouder er bij te krijgen, even bij [naam1] gesondeerd en ook hij is zeer positief. [de werknemer] erbij zou leuk zijn, maar dat hoeft niet per se als aandeelhouder. Misschien (ook) wel als (part time) werknemer ?. Kun jij mij jouw prive email adres toe sturen?”Dit document (hierna: de notitie) is gewijzigd op 21 november 2017.
Bij e-mail van 13 maart 2018 heeft [aandeelhouder1] vervolgens [bestuurder1] en [de werknemer] concreet aangeboden om aandelen in GenDx te verwerven tegen dezelfde waardering waarop UMCUH was uitgestapt (inclusief 50% discount) met daarop nog een extra instapdiscount van 2/3 als waardering voor het werk wat zij in de afgelopen jaren voor de organisatie hadden verricht.
[bestuurder1] heeft op 26 maart 2018 aan de RvC gemaild: [aandeelhouder1] ‘heeft mij nu gevraagd’ GenDx te adviseren/ondersteunen op meer strategische en soms ondernemingsrechtelijke zaken. Tegelijk meldde hij dat [aandeelhouder1] ook [de werknemer] als adviseur zou willen inschakelen. [bestuurder1] schreef verder dat [aandeelhouder1] zowel aan hem als aan [de werknemer] aandelen in GenDx had aangeboden, maar dat dat nog verder uitgewerkt moest worden. De heer [de voorzitter] (voorzitter RvC) heeft op 27 maart 2018 geantwoord: “Als je wilt investeren in een onderneming is dat wat mij betreft je vrije keuze.”
Op 5 oktober 2018 heeft [de werknemer] BLiMP Holding BV (hierna: BLiMP) opgericht, waarvan hij enig bestuurder en aandeelhouder is. Op 6 november 2018 heeft BLiMP vervolgens een belang van 5,03% verworven voor een bedrag van € 182.913,50, net als de persoonlijke vennootschap van [bestuurder1] , Uniper Holding BV (hierna: Uniper) deed.
Op diezelfde dag heeft [de werknemer] aan [bestuurder1] een e-mail gestuurd met onder meer het volgende: “Hierbij meld ik je dat ik ga participeren in GenDx. (...) Afgelopen periode hebben we deze participatie enkele malen besproken. Mede op mijn verzoek heb je dit ook gemeld bij de raad van commissarissen van "Utrecht Holdings". Zij hebben daar begreep ik van je, geen bezwaar tegen.” [bestuurder1] heeft op 8 november 2018 geantwoord dat geen bezwaar bestaat, ervan uitgaande dat tijdsinvesteringen buiten werktijd plaatsvinden, zoals dat in de periode daarvoor ook was.
Vanaf 12 november 2018 is [de werknemer] weer volledig arbeidsgeschikt.
Op 18 april 2019 heeft BLiMP, net als Uniper, eenderde deel van haar aandelenbelang in GenDx verkocht voor € 1.030.527,37 aan het Amerikaanse private-equityfonds Ampersand Capital Partners (hierna: Ampersand). BLiMP heeft haar resterende aandelen, net als Uniper, in de zomer van 2022 verkocht aan het Franse bedrijf Eurobio Scientific voor circa € 4.522.500.
[de werknemer] en [bestuurder1] zijn op 18 april 2019 benoemd als (niet-uitvoerend) bestuurders van GenDx. Die positie is geëindigd op 3 oktober 2022.
In het najaar van 2021 heeft Utrecht Holdings onderzoeksbureau Deloitte Forensic
& Dispute Services BV (hierna: Deloitte) opdracht gegeven om onder meer onderzoek te
doen naar de gang van zaken rondom de verkoop van aandelen in GenDx. Deloitte heeft voor haar onderzoek met [de werknemer] gesproken. Na diens reactie op het concept-interviewverslag en de conceptbevindingen heeft Deloitte op 23 november 2022 haar onderzoeksresultaten
gerapporteerd aan Utrecht Holdings.
[de werknemer] heeft zich op 9 januari 2023 ziekgemeld.
UUH heeft op 27 januari 2023 de beëindiging van de detachering (per direct) aangekondigd. UU heeft [de werknemer] bij brief van 9 maart 2023 op non-actief gesteld.