Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:682, 200.321.002
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:682, 200.321.002
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 30 januari 2024
- Datum publicatie
- 6 februari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2024:682
- Zaaknummer
- 200.321.002
Inhoudsindicatie
Geschil in kortgeding over loon na einde wachttijd tot het inmiddels overeengekomen einde van het dienstverband. Volgens werknemer heeft werkgever ondanks herhaalde verzoeken ten onrechte geen passend werk aangeboden. Hof wijst loonvordering toe met uitzondering van periode waarin werknemer niet in staat was te werken door operatie en revalidatie.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.321.002
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle 10196509
arrest in kort geding van 30 januari 2024
in de zaak van
[appellante] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. F. Werdmüller von Elgg,
tegen
Van Buuren Transportopleidingen B.V.,
die gevestigd is in Ermelo,
en die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: Van Buuren,
advocaat: mr. A.J. Verweij.
1 Het verloop van de procedure in hoger beroep
Naar aanleiding van het arrest van 6 juni 2023 heeft op 24 augustus 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Op de zitting hebben partijen afgesproken dat een belastbaarheidsonderzoek van [appellante] door de bedrijfsarts zal plaatsvinden. Dat onderzoek heeft plaatsgevonden op 26 september 2023.
Op 31 oktober 2023 hebben partijen ieder een akte genomen en producties in het geding gebracht; [appellante] producties 37 t/m 48 en Van Buuren producties 20 t/m 26. Hierna hebben partijen om voortzetting van de mondelinge behandeling verzocht.
Op 15 december 2023 heeft (de voortzetting van) de mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd
(het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.
2 De kern van de zaak
Deze zaak gaat om de vraag of [appellante] recht heeft op haar (volledige) loon
(op grond van een werkweek van 40 uur) na einde wachttijd (22 augustus 2022) tot einde arbeidsovereenkomst (1 december 2023), waarbij [appellante] tot 1 november 2022 nog wel voor Van Buuren heeft gewerkt, maar minder uren en (ook) ander werk. Na
1 november 2022 heeft [appellante] niet meer voor Van Buuren gewerkt en ook geen loon meer ontvangen. Begin december 2022 heeft [appellante] een knieoperatie ondergaan en aansluitend gerevalideerd. Per 1 december 2023 is de arbeidsovereenkomst met instemming van beide partijen beëindigd.
[appellante] heeft bij de kantonrechter in kort geding onder meer wedertewerkstelling, achterstallig loon en loondoorbetaling vanaf 1 december 2022 gevorderd.
Op 12 december 2022 heeft de kantonrechter deze vorderingen voor een belangrijk deel afgewezen. Wel heeft de kantonrechter toegewezen de loonvordering over de maand november 2022 op grond van een 28-urige werkweek, bij niet tijdige betaling te vermeerderen met de wettelijke verhoging (als bedoeld in artikel 7:625 BW) tot een maximum van 25% alsmede met wettelijke rente. Verder heeft de kantonrechter Van Buuren veroordeeld tot betaling aan [appellante] van € 285,- aan buitengerechtelijke incassokosten en heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd.
[appellante] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. De bedoeling van het (principaal) hoger beroep van [appellante] is dat het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd en dat haar vorderingen worden toegewezen. In hoger beroep vordert [appellante] na vermeerdering en vermindering van eis, dat het hof:
I. Van Buuren veroordeelt tot betaling van € 4.358,93 bruto aan achterstallig loon over de periode van 22 augustus 2022 tot 1 december 2022, gebaseerd op een werkweek van (gemiddeld) 40 uur per week, onder aftrek van wat Van Buuren met betrekking tot die kwestie reeds aan [appellante] heeft voldaan;
II. [versterkt met een dwangsom] Van Buuren veroordeelt tot afgifte van correct gecorrigeerde loonspecificaties van bruto naar netto vanaf 22 augustus 2022, binnen 48 uur na betekening van dit arrest;
III. Van Buuren veroordeelt tot (tijdige) betaling van het salaris vanaf de datum waarop zij daartoe op medische gronden arbeidsgeschikt is geacht, gebaseerd op een werkweek van (gemiddeld) 40 uur per week, onder gelijktijdige afgifte van een specificatie van bruto naar netto, tot 1 december 2023;
IV. Van Buuren veroordeelt tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% over € 4.358,93 bruto aan achterstallig loon sinds 22 augustus 2022;
V. Van Buuren veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente sinds 22 augustus 2022 tot de dag van algehele voldoening over het achterstallig loon;
VI. Van Buuren veroordeelt, tegen bewijs van kwijting, tot betaling van € 285,- aan buitengerechtelijke incassokosten en € 124,- aan nakosten met veroordeling van Van Buuren in de kosten van het geding.
De bedoeling van het (incidenteel) hoger beroep van Van Buuren is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen, althans dat niet meer dan 70% van het loon over de maand november 2022 wordt toegewezen.
3 De feiten
[appellante] (geboren [in] 1967) was sinds 1 februari 2017 in dienst bij Van Buuren voor 40 uur per week als trekkerinstructeur, vanaf 1 februari 2019 op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [appellante] werkte vóór haar arbeidsongeschiktheid op maandag, dinsdag, vrijdag en om de week op zaterdag van
uur en op woensdag van 12.00 – 21.00 uur. Het salaris van [appellante] bedroeg op 21 augustus 2022 bij een 40-urige werkweek € 2.516,15 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
Van Buuren is een onderneming die rijopleidingen aan particulieren en (werknemers van) ondernemers aanbiedt voor de bromfiets, de motor, de auto, de auto met aanhanger, de camper, de vrachtwagen, de vrachtwagen met aanhanger, de bus, de taxi en de trekker. Daarnaast worden bij Van Buuren bedrijfsopleidingen gegeven.
Op 24 augustus 2020 is [appellante] uitgevallen voor haar werkzaamheden als trekkerinstructeur vanwege ziekte. Vanaf 31 augustus 2020 is [appellante] weer gedeeltelijk aan het werk gegaan.
Op verzoek van [appellante] heeft het UWV in 2021 onderzocht of Van Buuren zich als werkgever voldoende inspant voor de re-integratie van [appellante] . In het arbeidsdeskundig rapport van 4 juni 2021 concludeert het UWV dat de inspanningen van Van Buuren onvoldoende zijn.
In de zomer van 2022 heeft een nieuw onderzoek plaatsgevonden naar de re-integratie inspanningen van Van Buuren. Op 21 juli 2022 heeft het UWV geoordeeld dat Van Buuren genoeg heeft gedaan om [appellante] te re-integreren. Het arbeidsdeskundig rapport van 21 juli 2022 luidt (op bladzijde 9 onder 4.):
“Ik vind dat er sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat. De werknemer heeft voor ongeveer 30 uur per week hervat in aangepast eigen werk als instructeur (20-24 uur per week) en deels in overige werkzaamheden als theoriedocent. In de praktijk is gebleken dat zij in het aangepast eigen werk niet verder komt dan 20-24 uur per week en in de overige werkzaamheden als theoriedocent kan alleen voor 6 uur per dag worden uitgevoerd (4 uur lessen bestaan niet en is tevens niet mogelijk). Dit betekent indien de werknemer bij een ieder afzonderlijke werkhervatting (bij de huidige combinatie als instructeur én theoriedocent of alleen als theoriedocent) zal er sprake zijn van een maximale hervattingsomvang van 30 uur per week (…). De werkgever heeft bevestigd dat de hervatte uren per einde wachttijd structureel wordt aangeboden. Hiermee zal de werknemer meer dan 65% van haar maatmanloon realiseren.”
Medio juli 2022 en ook daarna heeft Van Buuren [appellante] een nieuwe arbeidsovereenkomst voor 28 uur per week aangeboden. [appellante] is daar niet op ingegaan.
Op 21 augustus 2022 is de loondoorbetalingsverplichting van Van Buuren geëindigd als gevolg van het verstrijken van een periode van twee jaar van arbeidsongeschiktheid van [appellante] . In de maanden september en oktober 2022 heeft Van Buuren [appellante] loon betaald op grond van het aantal gewerkte uren.
Op 30 september 2022 heeft het UWV beslist dat [appellante] niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. In het arbeidsdeskundig rapport van 26 september 2022 staat dat [appellante] voor 23,43% arbeidsongeschikt is (minder dus dan 35%, reden waarom [appellante] geen WIA-uitkering krijgt). In het rapport staat verder dat [appellante] is gere-integreerd voor ongeveer 28 uur per week en ook: “Ik heb aangegeven dat werkgever haar passend werk moet bieden voor 40 uur per week. Wellicht kunnen haar uren uitgebreid worden met theorieles vrachtwagen. Haar contractomvang is 40 uur en er is passend werk bij werkgever aanwezig. Mocht werkgever geen passend werk aanbieden adviseer ik (…) de bond of juridische hulp in te schakelen.”
Zowel [appellante] als Van Buuren hebben tegen deze beslissing bezwaar gemaakt; Van Buuren tegen de in het rapport opgenomen opmerking dat zij [appellante] passend werk moet bieden voor 40 uur per week. Beide bezwaren zijn op 19 mei 2023 ongegrond verklaard.
Op 24 oktober 2022 heeft [appellante] aan Van Buuren laten weten dat zij bereid en beschikbaar is voor het verrichten van passende werkzaamheden voor 40 uur per week.
Op 27 oktober 2022 heeft Van Buuren aan [appellante] bericht: “Zoals het eindrapport van het UWV ook aangeeft hebben wij voldoende gedaan aan onze re-integratie plicht. Het hoogst haalbare hebben wij mevr. [appellante] ook aangeboden, een contract van 28 uur.”
Op 31 oktober 2022 heeft Van Buuren [appellante] voor een laatste keer gevraagd om een nieuwe arbeidsovereenkomst voor 28 uur per week te ondertekenen. [appellante] heeft dat niet gedaan. Op dat moment is aan [appellante] meegedeeld dat zij de sleutels van het bedrijf moet inleveren en dat zij niet meer terug hoeft te komen. Diezelfde dag heeft [appellante] geprotesteerd tegen de op non-actiefstelling. [appellante] heeft zich nogmaals bereid en beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden en aanspraak gemaakt op volledige loondoorbetaling.
Na 1 november 2022 heeft [appellante] geen werkzaamheden meer voor Van Buuren verricht en ook geen loon meer ontvangen.
Op 2 december 2022 heeft [appellante] een operatie aan haar knie ondergaan en aansluitend gerevalideerd.
Op 3 februari 2023 is [appellante] een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80-100% aanvankelijk voor de duur van 2 december 2022 tot en met 1 december 2024.
Op 8 februari 2023 heeft [appellante] aan Van Buuren laten weten nog niet bereid en beschikbaar te zijn voor werkzaamheden en dat zij geen aanspraak maakt op loonbetaling, zolang zij niet bij Van Buuren kan re-integreren.
Op 22 en 29 maart 2023 en 19 april 2023 heeft [appellante] zich beschikbaar gesteld voor werkzaamheden “al naar gelang de beoordeling van de bedrijfsarts van de mogelijkheden op dit moment voor het verrichten van het eigen- dan wel passende werkzaamheden”. Ook heeft [appellante] aanspraak gemaakt op betaling van haar loon. Op 19 april 2023 heeft [appellante] verder aangedrongen op inschakeling van de bedrijfsarts en heeft [appellante] zich het recht voorbehouden om anders zelf een deskundigenoordeel aan te vragen.
Op 1 augustus 2023 heeft de arboarts [appellante] gezien. De arboarts heeft daarover als volgt bericht:
“Ik sprak werknemer op het fysieke spreekuur van 01-08-2023 voor een preventief consult. Ik adviseer een gesprek tussen werkgever en werknemer voor het vinden van een oplossing ten aanzien van de werkgerelateerde problemen. Ik adviseer om het mediation traject dat momenteel loopt voort te zetten.”
Het verslag van de bedrijfsarts van het belastbaarheidsonderzoek van [appellante] van 26 september 2023 luidt, voor zover hier van belang:
“Deze medische informatie en mijn beoordeling geven aan dat er geen beperking is ten aanzien van het eigen werk (zoals opgesteld door de werkgever) van de werknemer. ”
Van Buuren heeft in oktober 2023 een tweede verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Op de zitting bij de kantonrechter van 23 november 2023 hebben partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 december 2023 beëindigd.