Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4486, 200.348.065/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:4486, 200.348.065/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 juli 2025
Datum publicatie
28 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:4486
Zaaknummer
200.348.065/01

Inhoudsindicatie

Wwz. Arbeidszaak. Ontbinding arbeidsovereenkomst tussen verzekeringsmaatschappij en sleutelfunctionaris (Manager Riskmanagement) als bedoeld in de Europese Solvency II-regelgeving. Sleutelfunctionaris geniet geen algehele ontslagbescherming. Klokkenluidersmeldingen van haar staan in dit geval niet aan ontbinding wegens duurzaam verstoorde arbeidsverhoudingen in de weg. Nieuwe bestuurder van de verzekeraar heeft wel ernstig verwijtbaar gehandeld door in functioneringsgesprek aan te dringen op het vertrek van de sleutelfunctionaris. Toekenning billijke vergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.348.065/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, 11133498)

beschikking van 21 juli 2025

in de zaak van

[verzoekster] ,

die woont in [woonplaats1] ,

verzoekster in hoger beroep,bij de kantonrechter: verweerster,

hierna: [verzoekster],

advocaat: mr. J.F.H. Terpstra te Groningen,

tegen

Coöperatie TVM U.A.,

die is gevestigd in Hoogeveen,

verweerster in hoger beroep,

bij de kantonrechter: verzoekster,

hierna: TVM,

advocaat: mr. J. Stolk te Amsterdam.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

[verzoekster] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen de beschikkingen die de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (hierna: de kantonrechter) op 12 augustus 2024 en 23 september 2024 heeft gegeven in de procedure tussen partijen. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:

-

het beroepschrift, door het hof ontvangen op 11 november 2024;

-

het verweerschrift, ontvangen op 21 maart 2025;

-

de nadere stukken ingediend namens [verzoekster] , ontvangen op 3 april 2025;

-

de nadere stukken ingediend namens TVM, ontvangen op 7 april 2025;

-

het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 11 april 2025 is gehouden.

2 De kern van de zaak

In geschil is of de arbeidsovereenkomst tussen een verzekeraar en de Manager Riskmanagement – een zogenaamde sleutelfunctionaris die een verzekeringsbedrijf verplicht moet hebben ingevuld op grond van de Europese Verordening Solvency II – mag worden ontbonden. Het hof oordeelt met de kantonrechter dat deze functionaris geen bijzondere ontslagbescherming toekomt en dat ook de klokkenluidermeldingen die zij heeft gedaan, in dit geval niet aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens duurzame verstoring van de arbeidsverhouding in de weg staan. Anders dan de kantonrechter kent het hof wel een billijke vergoeding toe. Het hof zal die beslissingen hierna motiveren, nadat eerst de relevante feiten zijn vastgesteld.

3 De feiten

3.1

TVM is een verzekeraar die met name actief is in de sectoren logistiek en transport over weg en water.

TVM valt als schadeverzekeringsonderneming onder het bereik van de Solvabiliteit

II-richtlijn.1 Het voornaamste doel van de Solvabiliteit II-richtlijn is het beschermen van de

belangen van polishouders door middel van kwantitatieve kapitaaleisen en kwalitatieve

eisen ten aanzien van de bedrijfsvoering en transparantie naar het publiek en de

toezichthouders. Als onderdeel daarvan wijst de Solvabiliteit II-richtlijn een aantal

verplichte sleutelfuncties aan, waaronder een ‘Risk managementfunctie’ (afgekort als RMF). Sleutelfuncties hebben tot doel een zogenaamde ‘countervailing power’ te bieden aan de bedrijfsonderdelen die belast zijn met de uitoefening van het verzekeringsbedrijf, ten behoeve van een integere en beheerste bedrijfsvoering. Als verzekeraar dient TVM ervoor te zorgen dat alle personen die het dagelijks beleid bepalen en een sleutelfunctie vervullen, ten alle tijde deskundig en betrouwbaar zijn. Daarnaast dient TVM een sleutelfunctionaris in staat te stellen om een onafhankelijk oordeel te vormen, geheel los van de eerste lijn.

3.2

[verzoekster] , geboren in 1970, is op 1 september 2016 in dienst getreden bij TVM. De

functie van [verzoekster] is Manager Risk Management (MRM) met een salaris van € 9.965,11, exclusief 8% vakantietoeslag en emolumenten, waaronder een arbeidsmarkttoeslag van € 1.663.04 bruto. De MRM is verantwoordelijk voor het ontwikkelen, implementeren en monitoren van het Risk Management en Internal Control Beleid van TVM. Daarnaast omvat de functie het proactief adviseren, challengen en ondersteunen van de Raad van Bestuur (RvB) en het overige management op het gebied van risicobeheersing. De MRM is binnen TVM de RMF-sleutelfunctionaris.

3.3

Elke sleutelfunctie opereert bij TVM onder de uiteindelijke verantwoordelijkheid

van en rapporteert aan het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan. Bij TVM is de Raad van Bestuur (RvB) het bestuurlijk en beleidsbepalend orgaan waaraan [verzoekster] rapporteert, die laatstelijk onder leiding stond van [naam1] als Chief Executive Officer (CEO). Meer in het bijzonder rapporteert [verzoekster] aan de binnen de RvB aangestelde Chief Financial and Risk Officer (CFRO), laatstelijk [naam2] (hierna: [naam2] ). Ook werkt zij samen met de Audit- en Risico Commissie (ARC), een verplichte commissie van de Raad van Commissarissen (RvC). De ARC ondersteunt de RvC bij het toezicht op de integriteit en kwaliteit van de financiële verslaggeving en op de effectiviteit van de interne risicobeheersings- en controlesystemen. De voorzitter van die commissie was laatstelijk Carin Gorter. De voorzitter van de gehele RvC was [naam3] .

3.4

In 2021 hebben de RvB (toen nog in andere samenstelling) en [verzoekster] gesproken over de wijze van samenwerken. Om duidelijkheid te verkrijgen over de onderwerpen die [verzoekster] en de RvB verdeeld hielden en om de discussie over de inrichting van de werkwijze van Risk Management binnen TVM verder te duiden, heeft de RvB in samenspraak met [verzoekster] besloten extern advies in te winnen. In februari 2022 heeft de RvB advocatenkantoor NautaDutilh gevraagd om TVM van advies te voorzien over de inrichting van de werkwijze van de afdeling Risk Management (het tweedelijnsrisicomanagement) in haar organisatie.

3.5

NautaDutilh heeft op 28 juni 2022 de definitieve versie van de ‘best practices voor de inrichting van de 1e en 2e lijn risicomanagement’ opgeleverd. In de samenvatting van dit advies staat:

“In zijn algemeenheid zijn wij van oordeel dat de beleidstukken die wij hebben

beoordeeld het regelgevend kader juist beschrijven en geen onjuistheden voor de inrichting van de het risicomanagement bevatten.

2. Hierbij merken wij op dat de raad van bestuur niet verplicht is om Risk

Management bij ieder besluit of in iedere voorfase voor een besluit te betrekken. Het is aan de raad van bestuur om dit doordacht te doen met in achtneming van de risicotolerantie van de verzekeraar. De CFRO verkeert naar onze mening in de aangewezen positie om hierin een belangrijke rol te vervullen. Good practices zoals gepubliceerd door DNB ten aanzien van risk management gaan uit van indringende betrokkenheid van Risk Management door de raad van bestuur.

3. Ook een good practice van DNB is het hanteren van een duidelijk kader ter duiding

van ieders rol. Wij menen dat verduidelijking kan worden aangebracht in de wijze waarop de le en 2e lijn elkaar betrekken in de voorbereiding van besluitvorming door de raad van bestuur. Daartoe doen wij de volgende aanbevelingen:

[...]

4. Daarnaast bevelen wij in algemene zin aan de verhouding tussen Risk Management

en de raad van bestuur tegen het licht te houden om te waarborgen dat enerzijds Risk

Management actief en tijdig wordt betrokken door de raad van bestuur bij nieuwe

beleidsvoornemens en andere relevante besluitvorming en anderzijds dat Risk Management een verantwoordelijkheid heeft om ook zelf actief om betrokkenheid te vragen bij relevante voorgenomen besluitvorming. Wij kunnen ons voorstellen dat strategisch/tactische besluiten doorgaans meer betrokkenheid van Risk Management vragen dan operationele

besluiten, maar ook bij operationele besluiten dient Risk Management de ruimte te krijgen om – waar het dat noodzakelijk acht —zijn adviserende taak te vervullen. Ook menen wij dat de raad van bestuur bijvoorbeeld niet kan volstaan met het enkel doen van een open uitnodiging (standing invitation) voor deelname aan bestuursvergaderingen, zonder actief met Risk Management te bespreken wat er op de agenda staat of de lopende ontwikkelingen binnen de organisatie te bespreken die van invloed kunnen zijn op het risicoprofiel van TVM. Risk Management dient door de raad van bestuur zodanig betrokken en geïnformeerd te worden dat Risk Management steeds een afweging kan maken of wenselijk is dat Risk Management deelneemt aan de bestuursvergadering.

5. Tegelijkertijd is evenzeer belangrijk dat Risk Management zich inspant om met

voldoende autoriteit invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid en impact te kunnen

hebben op het risicobeleid van de onderneming. Risk Management dient niet alleen

gevraagd actie te ondernemen of een oordeel te geven, maar uitdrukkelijk ook ongevraagd zich tijdig uit te spreken of het gesprek aan te gaan met de raad van bestuur indien dat noodzakelijk wordt geacht op basis van de informatie die vanuit de raad van bestuur wordt verstrekt. Een goed functionerend Risk Management is gebaat bij een wederzijds vertrouwen tussen Risk Management en de raad van bestuur en erkenning van elkaars taak en verantwoordelijkheid. Wij adviseren om de dynamiek tussen Risk Management en de raad van bestuur bij voorkeur onder begeleiding van een externe deskundige te evalueren waarbij ook de input van de RvC wordt meegenomen en over de uitkomst waarvan ook aan de RvC wordt gerapporteerd.”

3.6

In 2022 hebben de RvB (met een nieuwe CEO sinds september 2021 en een nieuwe CFRO vanaf januari 2022) en [verzoekster] verschillende discussies gevoerd over de

betrokkenheid van de afdeling Risk Management bij de besluitvorming. Daarbij heeft de

RvB [verzoekster] zowel mondeling als schriftelijk feedback op haar functioneren gegeven.

3.7

Op 2 februari 2023 stond een jaarlijks functioneringsgesprek gepland tussen de CFRO en [verzoekster] . De CFRO heeft kort daarvoor [verzoekster] gemeld dat – anders dan gebruikelijk – ook de senior HR-adviseur daarbij aanwezig zou zijn.

In het gesprek heeft de CFRO uitgelegd dat [verzoekster] in zijn optiek niet goed functioneert. Hij wees onder meer op het ontbreken van voldoende proportionaliteit in de advisering, het suggestieve karakter van de advisering en de manier van communiceren. Deze punten maken volgens de CFRO dat de samenwerking met de RvB, RvC en de organisatie als geheel niet als constructief werd ervaren. Volgens de RvB was er sprake van een onhoudbare situatie en moest de arbeidsverhouding als verstoord worden beschouwd. De CFRO heeft aan [verzoekster] medegedeeld dat TVM voornemens was om met [verzoekster] een overeenkomst te sluiten die erop gericht was de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Indien [verzoekster] hiertoe niet bereid zou zijn, moest er een verbeterplan komen, waarbij de CFRO aangaf er niet heel veel vertrouwen in te hebben dat [verzoekster] haar functioneren kon verbeteren.

3.8

In de daaropvolgende e-mailcorrespondentie tussen de CFRO en [verzoekster] heeft

[verzoekster] gevraagd om een onderbouwing van het besluit van de RvC en het van haar geschetste beeld en heeft zij aangegeven dat er wat haar betreft geen sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. In reactie daarop heeft de CFRO namens de RvB laten weten een formeel verbeterplan op te willen starten.

3.9

Op 15 maart 2023 heeft de CFRO het inmiddels opgestelde verbeterplan met [verzoekster] gedeeld. In het uitvoerige plan zijn kort gezegd de navolgende drie verbeterpunten opgenomen:

1) langdurig terugkomen op bestuurlijke keuzes;

2) de advisering is disproportioneel in die zin dat het te uitgebreid is, waardoor het onvoldoende concreet en effectief is en

3) in communicatie onvoldoende constructief veelal dwingend en de

advisering kent soms een suggestief karakter.

Het plan bevatte een tijdpad waarin [verzoekster] ten genoegen van de CFRO verbetering op deze punten moest aantonen.

3.10

Op 22 maart 2023 heeft [verzoekster] bij de voorzitter van de ARC aangekaart dat

het verbeterplan in strijd is met wet- en regelgeving omtrent haar functie en dat zij

met opvolging van het plan volgens haar wordt belemmerd in de onafhankelijkheid van haar functie. Ook heeft zij aangegeven dat zij ongeveer een jaar geleden door de CEO en de voorzitter RvC is geïntimideerd en dat zij dit destijds heeft gemeld bij de interne vertrouwenspersoon.

3.11

Op 30 maart 2023 heeft de CFRO het verbeterplan in aanwezigheid van

de externe vertrouwenspersoon van TVM en [verzoekster] toegelicht. [verzoekster] gaf in dit

gesprek aan dat zij zich niet herkende in de kritiek en de verbeterpunten. Ook gaf zij aan dat de door TVM gewenste verbetering een ondermijning van haar onafhankelijkheid als

sleutelfunctionaris is. Op diezelfde dag heeft [verzoekster] bij de RvC een interne

melding van vermoeden van een misstand gedaan. Het vermoeden van een misstand zag op de opstelling van het bestuur van TVM en het aan haar aangeboden verbeterplan.

3.12

In april 2023 heeft de RvC besloten de interne melding van [verzoekster] extern te laten

onderzoeken door onderzoeks- en adviesbureau Ebben (verder: Ebben). De uitvoering van het verbeterplan is gepauzeerd.

3.13

Op 20 oktober 2023 heeft Ebben de definitieve onderzoeksrapportage uitgebracht.

In de Management Summary is voor zover van belang het volgende opgenomen:

"Naar aanleiding van een melding van vermeende misstanden bij TVM d.d. 30 maart 2023 heeft EBBEN onderzocht of de CEO en de CFRO systematisch en structureel de functie Risk Management geblokkeerd hebben. (...)

Reeds in 2021, voor het aantreden van de nieuwe CEO en CFRO, waren er verschillen van inzicht over Risk Management binnen TVM (en de positionering van de functie Risk Management). In 2022 verslechterde deze situatie en werd dit merkbaar in grote programma's als Veranderklaar en Zandvoort en rond het Nauta-advies. Bij de RvB ontstond in toenemende mate onvrede over het functioneren van Melder [ [verzoekster] , hof]. In februari 2023 heeft de CFRO een kritisch functioneringsgesprek gehad met Melder. Begin maart 2023 heeft de CFRO een Verbeterplan opgesteld voor Melder. Op 30 maart 2023 is de melding ontvangen. In de melding wordt aangegeven dat de aanleiding voor de melding het gesprek is dat Melder diezelfde dag heeft gevoerd met de CFRO over het Verbeterplan.

Eerste onderzoeksvraag

De eerste onderzoeksvraag betreft het vermeend systematisch en structureel blokkeren van Melder door de CEO en de CFRO in de uitoefening van haar functie. Wij hebben ons primair gericht op de periode september 2021- september 2023; we hebben deze periode in zijn geheel beschouwd en geen tussentijdse toetsingsmomenten ingebouwd. (...)

Naar onze mening vormen de meningsverschillen inzake Risk Management en het

functioneren van Melder geen systematisch en structureel blokkeren van de functie Risk Management:

• Er is sprake van dialoog tussen de CEO en de CFRO en Melder;

• De CEO en de CFRO reageren op adviezen van Melder;

• Voor vergaderingen is sprake van een standing invitation van Melder zoals bedoeld in de DNB Good Practice Risk Management 2018;

• CFRO en Melder geven beiden aan dat het Nauta-advies een gemeenschappelijk anker is en bevestigen dat de implementatie van het Nauta-advies nagenoeg rond is.

De stroeve samenwerking tussen de CEO en CFRO enerzijds en de Melder anderzijds doet daar geen afbreuk aan. Hooguit kan het tijd kosten om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen en daarnaar te handelen. Hierover vermelden we het volgende:

• Er zijn regelmatig meningsverschillen tussen de CEO en CFRO enerzijds en Melder anderzijds over de toepassing van Risk Management in de praktijk en, (tot de aanvaarding van het Nauta advies), de positionering van de functie Risk Management. Dit is zichtbaar in grote programma's als Veranderklaar, Zandvoort en rond het Nauta-advies. Deze verschillen raken echter langzaam maar zeker opgelost. Zo verliep de totstandkoming van het Nauta-advies in de zomer van 2022 stroef, met meningsverschillen over de gemaakte afspraken en het Nauta-rapport zelf. Zoals hiervoor reeds aangegeven geven zowel de CFRO als Melder aan dat de implementatie van het Nauta-advies nagenoeg rond is.

• Er is sprake van een stroeve samenwerking tussen de CEO en de CFRO enerzijds en Melder anderzijds. Dit is opgebouwd in 2022. De CEO en de CFRO uitten in deze periode onderbouwd kritiek op het functioneren van Melder en in februari-maart 2023 volgden een kritisch functioneringsgesprek en een Verbeterplan. Deze stroeve samenwerking is dan weer een factor die naar onze mening verklaart waarom de hiervoor genoemde meningsverschillen moeizaam opgelost raken.

Tweede onderzoeksvraag

Met het ontkennende antwoord op de eerste onderzoeksvraag komen wij niet toe aan de tweede onderzoeksvraag, die luidt of TVM door het vermeende blokkeren non-compliant is.

Derde onderzoeksvraag

De derde onderzoeksvraag betreft enkele e-mails en gesprekken uit 2022, die Melder op 22 maart 2023 in een persoonlijk gesprek heeft doorgegeven aan de Voorzitter van de ARC en die door Opdrachtgever zijn toegevoegd aan de melding. Wij hebben deze e-mails en gesprekken onderzocht door deze te bespreken met Melder en met de betrokken personen, respectievelijk de CEO en de Voorzitter van de RvC. De laatste twee stelden dat zij zich de genoemde e-mails en gesprekken wel herinnerden, maar dat zij zich in de weergave door Melder niet herkennen; zij benadrukten dat zij er niet eerder door Melder op waren aangesproken. De onderzochte e-mails waren niet intimiderend en evenmin zo bedoeld, al heeft Melder dit wel zo ervaren. Van de onderzochte gesprekken waren geen getuigen en zo biedt de beschikbare informatie onvoldoende grondslag om dit deel van de derde onderzoeksvraag te beantwoorden.

Ten slotte

Meerdere personen die we hebben geïnterviewd, stellen dat sinds de start van het EBBEN onderzoek in april 2023, onverminderd sprake is van een onwerkbare situatie rond Melder.

Melder stelt in het eerste interview met EBBEN in mei 2023, dat de samenwerking met de CEO en de CFRO sinds de melding beter gaat. In het tweede interview met EBBEN in juli 2023 geeft Melder echter aan dat fouten gemaakt door Risk Management worden uitvergroot en leiden tot officiële memo's wat zij als haatdragend ervaart. In haar tweede wederhoorreactie geeft Melder dan weer aan dat er wel sprake zou zijn van een werkbare situatie."

3.14

Op 3 oktober 2023 heeft [verzoekster] contact opgenomen met de afdeling Advies van het

Huis voor Klokkenluiders in verband met vermoeden van een misstand bij TVM. Bij brief

van 30 november 2023 heeft het Huis voor Klokkenluiders [verzoekster] laten weten dat zij het

verzoek om advies hebben beoordeeld en dat zij op basis daarvan concluderen dat er sprake

is van een vermoeden van een misstand, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet

bescherming klokkenluiders (Wbk), en haar gewezen op het benadelingsverbod. Hiermee

kwam [verzoekster] in aanmerking voor de dienstverlening door het Huis.

3.15

Op 16 januari 2024 heeft [verzoekster] bij De Nederlandse Bank (hierna: DNB) een

externe melding van een vermoeden van een misstand gedaan.

3.16

Op 17 januari 2024 heeft een gesprek tussen [verzoekster] , de CFRO, een medewerkster van HR en de externe vertrouwenspersoon van TVM plaatsgevonden. Van dit gesprek heeft [verzoekster] een opname gemaakt. [verzoekster] gaf in het gesprek aan dat sprake is van een onveilige werksituatie. In dat gesprek zijn partijen het eens geworden om via mediation te proberen om de samenwerking en het onderlinge vertrouwen te verbeteren.

3.17

In februari 2024 is de mediation gestart. Op 26 april 2024 heeft de mediator het

mediationtraject beëindigd. Voor de verschillen van inzicht is geen oplossing gevonden.

3.18

Op 16 mei 2024 heeft de CFRO [verzoekster] laten weten dat, nu geen oplossing in de mediation is bereikt, TVM besloten heeft om een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter in te dienen en dat [verzoekster] vanaf die datum is vrijgesteld van werk met behoud van salaris.

3.19

Bij e-mailbericht van 21 mei 2024 heeft [verzoekster] , net als zij op 16 mei 2024 mondeling heeft gedaan, bezwaar gemaakt tegen de

vrijstelling van werk en het ontbindingsverzoek. Ook heeft zij gezegd dat zij

ontslagbescherming geniet omdat zij klokkenluider is en een sleutelfunctie binnen TVM

bekleedt.

3.20

Op 21 mei 2024 heeft [verzoekster] een tweede externe melding van een vermoeden van

een misstand bij DNB gedaan.

3.21

Op 31 mei 2024 heeft TVM het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst

bij de rechtbank ingediend.

3.22

DNB heeft, na de tussenbeschikking van de kantonrechter, telefonisch meegedeeld aan TVM dat het onderzoek is afgerond en dat DNB geen aanleiding ziet om actie tegen TVM te ondernemen.

4 De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

5 De beoordeling in hoger beroep

6 De beslissing