Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:568, 200.335.871

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-02-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:568, 200.335.871

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 februari 2025
Datum publicatie
11 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:568
Zaaknummer
200.335.871

Inhoudsindicatie

Arbeidsrecht. Vervolg op HR 2 december 2022, ECLI:HR:2022:1813. Artikel 7:661 lid BW. Werkneemster niet aansprakelijk voor fraude gepleegd door haar leidinggevende.

Uitspraak

locatie Arnhem, afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.335.871

(zaaknummer rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch 329456

zaaknummer gerechtshof ’s-Hertogenbosch 200.268.558

zaaknummer Hoge Raad 21/03352)

arrest van 4 februari 2025

in de zaak van

1 Schadecentrum Dongen V.O.F.gevestigd in Waalwijk

2. Autobedrijf Van Mossel B.V.,gevestigd in Waalwijk

3. Van Mossel Shared Services B.V.gevestigd in Waalwijk

4. International Car Lease Holding B.V.,

gevestigd in Tilburg

die hoger beroep hebben ingesteld

en bij de rechtbank optraden als eisende partij

hierna aan te noemen: Schadecentrum, Autobedrijf, Shared Services, Car Lease

en gezamenlijk, in enkelvoud, Van Mossel

advocaat: mr. E.J.T. Mulders

tegen

[geïntimeerde]

die woont in [woonplaats1]

en bij de rechtbank optrad als gedaagde partij

hierna: [geïntimeerde]

advocaat: mr. E.L. de Haan

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1

Van Mossel heeft cassatieberoep ingesteld tegen het tussen partijen gewezen arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 4 mei 20211. Op 2 december 20222 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen (hierna: het verwijzingsarrest). De Hoge Raad heeft het arrest van het hof ’s-Hertogenbosch vernietigd en heeft de zaak verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing.

1.2

Het procesverloop na het verwijzingsarrest blijkt uit:

-

het oproepingsexploot van 16 november 2023

-

de memorie na verwijzing met producties van Van Mossel

-

de antwoordmemorie na verwijzing met producties van [geïntimeerde]

-

de akte van Van Mossel

-

de antwoordakte van [geïntimeerde]

-

het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 9 januari 2025 is gehouden.

1.3

Hierna heeft het hof arrest bepaald.

2 De kern en omvang van de zaak na verwijzing en de processtukken

2.1

Appellanten zijn ondernemingen die behoren tot de Van Mossel Automotive Groep (hierna: het Van Mossel-concern). [geïntimeerde] is in dienst geweest bij een (andere) onderneming die hoort bij het Van Mossel-concern. In 2017 is bij Schadecentrum fraude aan het licht gekomen. Deze fraude is gepleegd door de financieel directeur [naam1] . [naam1] is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld en zowel in de strafzaak als in deze procedure bij verstek veroordeeld tot vergoeding van de door de fraude geleden schade aan Schadecentrum. Het gaat in deze zaak na de beslissingen in het verwijzingsarrest nog alleen om de vraag of [geïntimeerde] naast [naam1] aansprakelijk is voor de door de fraude geleden schade.

2.2

Van Mossel heeft bij de rechtbank naast de vorderingen die verband houden met de fraude ook vorderingen tegen [naam1] en [geïntimeerde] ingesteld die verband houden met een volgens Van Mossel onrechtmatige publicatie in De Telegraaf en computervredebreuk. Verwezen wordt naar de weergave van de vorderingen in het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch in rechtsoverweging 3.3 onder 2, 3 en 5. Het hof ’s-Hertogenbosch heeft alle vorderingen, dus ook deze, afgewezen. De cassatiemiddelen die zijn ingesteld tegen deze afwijzingen zijn verworpen. Dat betekent dat de beslissingen van het hof ’s-Hertogenbosch daarover onherroepelijk zijn. In de memorie na verwijzing en voor een onderdeel nog op de zitting heeft Van Mossel daarom deze vorderingen ingetrokken. Desgevraagd heeft Van Mossel verklaard dat Autobedrijf, Shared Services en Car Lease belang houden bij de verdere beoordeling in hoger beroep vanwege de proceskosten.

3.3

De nog resterende hoofdvorderingen zijn: “een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Schadecentrum door te bewerkstelligen dat Schadecentrum zonder enig recht of titel betalingen heeft verricht, zoals die zijn opgenomen in bijlage 6 van productie 60, en/of het verhullen van die betalingen in de administratie van Schadecentrum en dat [geïntimeerde] uit dien hoofde hoofdelijk gehouden is om alle schade die Schadecentrum daardoor lijdt te vergoeden, zulks indien en voor zover [naam1] niet reeds aantoonbaar heeft voldaan aan zijn daartoe strekkende betalingsverplichting uit hoofde van het vonnis”en een schadevergoeding aan Schadecentrum ter hoogte van € 1.037.405,04 “zulks indien en voor zover [naam1] niet reeds aantoonbaar heeft voldaan aan zijn daartoe strekkende betalingsverplichting uit hoofde van het vonnis”.

2.4

Van Mossel heeft nader onderzoek laten doen naar de betrokkenheid van [geïntimeerde] bij de fraude door [naam5] Bedrijfsrecherche en door forensisch accountant [naam2] . Deze onderzoeken hebben geresulteerd in twee rapporten (hierna: rapport [naam5] en rapport [naam2] ). Bij memorie na verwijzing heeft Van Mossel deze twee rapporten in het geding gebracht. [geïntimeerde] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Zij heeft zich er onder meer op beroepen dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft beslist dat Van Mossel deze stukken niet in geding mochten brengen en dat de Hoge Raad in het verwijzingsarrest dit oordeel niet heeft gecasseerd. Het hof constateert dat geen cassatieklacht was gericht tegen deze beslissing van het hof ’s-Hertogenbosch. Die beslissing was gebaseerd op het feit dat Van Mossel de rapporten niet tijdig voor de mondelinge behandeling in geding had gebracht. Dit hof heeft na verwijzing beslist, en op de zitting meegedeeld, dat de beide rapporten worden toegelaten voor zover deze de eerder ingenomen stellingen van Van Mossel preciseren en nader onderbouwen. Het hof neemt bij de waardering van de rapporten in aanmerking dat deze zonder hoor en wederhoor zijn opgesteld. Dat betekent deze worden beschouwd als onderbouwing van de partijstandpunten van Van Mossel.

2.5

Tijdens de zitting bij het hof bleek [geïntimeerde] te beschikken over delen van het strafdossier van [naam1] . De raadslieden van [geïntimeerde] hebben daaruit enkele citaten voorgelezen. Het hof laat deze buiten beschouwing, omdat het strafdossier niet is overgelegd en geen onderdeel uitmaakt van de processtukken. Van Mossel heeft zich daarover dus niet kunnen uitlaten en de citaten zijn ook voor het hof niet verifieerbaar.

3 Het oordeel van het hof

4 De beslissing