Gerechtshof Arnhem, 21-03-2006, AW1762, 2005/759
Gerechtshof Arnhem, 21-03-2006, AW1762, 2005/759
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 21 maart 2006
- Datum publicatie
- 13 april 2006
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2006:AW1762
- Zaaknummer
- 2005/759
Inhoudsindicatie
De grieven kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden, reeds omdat, zoals SOOB ook al in eerste aanleg heeft aangevoerd, de CAO op 16 februari 2004 algemeen verbindend verklaard is en de CAO Uiterwaarden Fonds, waarop [appellante] zich beroept, op dat moment nog niet was gesloten en zij derhalve op dat moment niet aan enige eigen CAO was gebonden.
In grief VII klaagt [appellante] er over dat de kantonrechter heeft nagelaten de door SOOB gevorderde wettelijke rente te matigen. Ook deze grief faalt.
Uitspraak
21 maart 2006
vijfde civiele kamer
rolnummer 2005/759
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] Transport B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
procureur: mr J.C.N.B. Kaal,
tegen:
de stichting Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van Mobiele Kranen,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
procureur: mr F.J. Boom.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van 14 april 2005 dat de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Terborg) tussen appellante, na te noemen [appellante], als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie en geïntimeerde, na te noemen SOOB, als eiseres in conventie en verweerster in reconventie heeft gewezen. Van dit vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellante] heeft bij exploot van 5 juli 2005 SOOB aangezegd van voormeld vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van SOOB voor dit hof. In het exploot concludeert [appellante] dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, SOOB in haar vorderingen alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren, althans haar deze zal ontzeggen, met haar veroordeling in de kosten van het geding in beide instanties.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellante] zeven grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende alsnog de vorderingen van [appellante] zal toewijzen, met veroordeling van SOOB in de proceskosten.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft SOOB de grieven bestreden, één nieuwe productie overgelegd en geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal bekrachtigen, zo nodig met aanvulling en/of verbetering van de gronden, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
3 De vaststaande feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.5 feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven geformuleerd of anderszins bezwaren geuit, zodat ook het hof in hoger beroep van deze feiten zal uitgaan.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 SOOB vordert de veroordeling van [appellante] tot betaling aan haar van een bijdrage, als bedoeld in de Collectieve Arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de Weg en de Verhuur van Mobiele Kranen (hierna: de CAO). De kantonrechter heeft de vordering toegewezen en daarbij het verweer van [appellante] verworpen, dat de bepalingen van de CAO, gelet op het bepaalde in artikel B1 daarvan, niet van toepassing is op haar onderneming. Hiertegen richten zich de grieven I tot en met VI.
4.2 De grieven kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden, reeds omdat, zoals SOOB ook al in eerste aanleg heeft aangevoerd, de CAO op 16 februari 2004 algemeen verbindend verklaard is en de CAO Uiterwaarden Fonds, waarop [appellante] zich beroept, op dat moment nog niet was gesloten en zij derhalve op dat moment niet aan enige eigen CAO was gebonden. De grieven behoeven dan ook geen verdere bespreking.
4.3 In grief VII klaagt [appellante] er over dat de kantonrechter heeft nagelaten de door SOOB gevorderde wettelijke rente te matigen. Ook deze grief faalt. Voor matiging van wettelijke rente bestaat, zoals SOOB terecht aanvoert, geen wettelijke basis. Dat de toewijzing van de gevorderde wettelijke rente in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is niet gesteld. Het enkele tijdsverloop tussen de laatste aanmaning in mei 2004 en de betekening van de dagvaarding in eerste aanleg op 8 oktober 2005 rechtvaardigt deze conclusie ook niet.
4.4 Nu de grieven falen, dient het bestreden vonnis te worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Zutphen, sector kanton, locatie Terborg) van 14 april 2005,
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep en begroot de tot aan deze uitspraak aan de zijde van SOOB gevallen kosten op € 244,- aan verschotten en € 632,- aan salaris voor de procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs Fokker, Knottnerus en Wefers Bettink en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2006.